In dezelfde reeks publiceerde Hans Berghuis een selectie uit het Spaans vertaalde copla's, onder de titel Een mand vol noten. Het plezierige van deze verzameling is, dat nu eens niet de officiële, ge-handboekte versies vertaald werden, maar de echte copla's, zoals ze nog gezongen worden door ‘waterdragers, ezeldrijvers en smokkelaars’. Een lezer mag hier dan ook geen gepolijste, hoog-poëtische verzen verwachten, de gedichten moeten het veeleer hebben van hun soms grappige, soms brutale directheid.
In de Yang Poëzie Reeks publiceert Ben Reynders zijn tweede bundel, Opwachting. Het heet dat hij zijn inspiratie zoekt ‘in de wisseling van de seizoenen en in het geestelijk kontakt met begenadigde mensen: natuur en kultuur’. Concreet betekent dat een opeenvolging van cycli over de seizoenen, de vier elementen, en een reeks gedichten geïnspireerd op kunstenaars, geleerden, historische, mythische en bijbelse figuren. De bundel is heel ongelijk van waarde, verspringt van goede vondsten naar de meest ongeloofwaardige clichés. Het is een heel weerbarstige, stroeve poëzie, met nogal geforceerde beeldcombinaties en zinsconstructies. De grootste kwaliteit ervan ligt in sommige ironische opmerkingen.
Tot slot nog twee heel behoorlijke bundels.
Grondsporen van Dirk Kroon (Uitg. Jimmink, Amsterdam) is een ‘incantatie van een zoon die zijn ouders verloor’. In drie afdelingen, ‘Dode moeder’, ‘Dode vader’ en ‘Dode stad’, worden herinneringen, gevoelens en kleine taferelen in elkaar geschoven. Het is heel moeilijk om zo ingrijpende emotionele ervaringen poëtisch aanvaardbaar te maken. Dirk Kroon slaagt daarin door heel direct en realistisch te schrijven, zonder het soort gevoelsuitstortingen dat de echte gevoeligheid van de intimistische benadering toch maar zou hinderen. Het is nu een heel gave bundel geworden, die inderdaad ‘zonder ophef’ het essentiële zegt:
‘je had niet moeten hoesten toen ik weg was
je was toch met de foto bezig
waarop wij beiden met een glas
de ruimte in je portefeuille net te buiten gingen’.
Hanna Kirsten ten slotte is met De kou is uit de lucht (Brugge, Orion, De bladen voor de poëzie) aan haar vierde bundel heel onopvallende poëzie toe. Hanna Kirsten schrijft heel (taal)gevoelige verzen, zo bescheiden dat er nauwelijks gesproken wordt. Een typisch voorbeeld daarvan is het volgende korte gedichtje: