als filmen in een Spiegel (waaruit naast dat van de tuin, nog een bindmotief ontstaat) of fading worden door de scenarist voorgesteld (65, 119, 121). Het beeldend aftasten van objecten als laarzen, een piano, een tafel ligt in dezelfde lijn. De romancier verwijst op andere plaatsen speels of ironisch naar het maken van hun film of naar andere films, steeds de twee media koppelend. Er komen in zijn tekst leidmotieven voor, die ik me best als filmrijmen voor kan stellen: zo de reeds geciteerde bind-tekens tuin en spiegel, met vooral de tuin als tijdsmeter en als symbool van stabiele rust in een chaotische rush van oorlog, misdaad, repressie.
De titel Een tuin tussen hond en wolf berust op een woordspel, zo zegt Michiels in het Nawoord: ‘entre chien et loup’ betekent ‘in de schemering’, en past goed bij de tuin, de personages en de gebeurtenissen die in een onzekere aarzeling tussen zwart en wit gevangen zitten; maar de titel mag ook symbolisch gelezen worden: een tuin tussen een aanvaller (wolf) en een verdediger (hond). Wie aanvaller of verdediger is blijft echter evenzeer in ambiguïteiten ingesponnen. De schemering, door de romancier als leidmotief over tuinen, kamers en straten gespreid, kan de cineast allicht tot tal van ambiguë visuele, auditieve en motorische effecten inspireren. Het ritme van de taal-tekst met z'n discontinuïteit van flashes, ten slotte, beeldt ook een filmisch montage-patroon vooraf.
Ook in thematisch opzicht keert Ivo Michiels naar zijn jeugdwerk terug. Zoals bekend, is de problematiek van oorlog en naoorlog voor hem een ware ‘schrijfobsessie’. Het kan hem echter nu, als vijftiger, allicht enige moeite gekost hebben zich nog in te leven in de figuur van een Adriaan, een over zijn toeren gaand Vlaams-nationalistisch jongeman uit de collaboratie- en Oostfronttijd, waarvan Michiels zelf psychologisch en ideologisch zo ver is weggeëvolueerd. Nochtans beschreven de eerste drie romans, meer bepaald z'n debuut Het vonnis, precies de oorlogs- en naoorlogservaringen in kringen van Vlaams-nationalisten die Een tuin tussen hond en wolf herneemt. De mentale afstand ten spijt tracht Michiels een tijdsbeeld tussen 1939 en 1950 via een paar persoonlijke lotgevallen te evoceren. Het komt mij voor dat hij in de oostfronter Adriaan een mentaliteit tracht te reconstrueren, d.w.z. een manier van idealistisch-totalitair denken, waarvan vele jongeren van zijn eigen generatie het slachtoffer werden. Z'n vrouw Lieve zegt over Adriaan dat de memel in z'n Christus zit (151). Adriaan werd kennelijk met verwerpelijk gedachtengoed geïndoctrineerd door valse leidsmannen, o.m. priesters, die er bij hem allerhande ideeën zó hadden ingehamerd, dat hij na de oorlog en de bittere repressie nog niet tot het inzicht kon komen daar afstand van te moeten doen. Deerlijk misleid en misbruikt loopt hij finaal vast in verblinding. Na de oorlog,