succesrijke boek De seizoenen geschreven kon worden. Aldus wordt de lezer die het werk van Schouwenaars wat gevolgd heeft, op aangename manier in het nieuwe boek binnengeloodst. Maar weldra gaat het boek daar ook al lijden onder allerlei uitbreidings- en omsingelingsmaneuvers. Vrij veel personages uit de vriendenkring stappen met Zevenbergen mee op, het gezelschap uit de Vaincu (!) wordt geïntroduceerd, er dagen weer vrouwen rond de aantrekkelijke veroveraar op, er wordt over en weer gereden naar de Westhoek, enzomeer, enzomeer.
Kortom, de memel zit er al voor een deel in. De seizoenen, het boek als dankbaar en louterend afscheid aan de Cayenne, gaat heel vlug van de hand: ‘'s Maandagmorgens nam hij een nieuw cahier, vulde zijn pen en zette zich aan het werk. Maar reeds na een paar bladzijden voelde hij dat dit haast geen werk genoemd kon worden. De woorden, de zinnen volgden elkaar op, als vanzelf. (...) Het was een ontlading en een hooglied, en na één dag schrijven wist hij dat niets of niemand hem zou kunnen verhinderen het boek te voltooien.’ (53)
Welnu, hetzelfde moet zich met De stervende Galliër voorgedaan hebben. Dit boek fungeerde wellicht ook als ontlading en als bezwering van een bewogen verleden, waarin de Duitse bruid Renate en haar man Raf Togener Zevenbergens wegen kruisten. Karakteristiek is, dat Raf Togener, die de verdere intrige zal beheersen tot een eind in het derde deel, pas na 140 bladzijden in de roman opduikt. Rond Renate en Raf wordt naar mijn smaak te veel waardeloos garen gesponnen. Het was voor de drie hoofdpersonen een nare tijd, met veel spanningen en onverwachte wendingen, zelfs met dramatische conflicten. Maar de verteller hoefde dat allemaal in z'n weeïge narigheid en met z'n vele kleine, ook banale kanten niet zo omstandig te rapporteren. Het boek wordt daar naar mijn gevoel echt zeurig. Het vertelde is mat en hinkt op herhalingen, de vertelwijze is daar het glansloos evenbeeld van. Een karakteristiek staal van de vertelinhoud en van de verteltrant in het doorgezakte tweede deel is het zielige gezeul met de babysitter van Florian: auto in, auto uit, woonkamer in, woonkamer uit. Aan het symbool van Zevenbergens triest bestaan naar de geliefde ‘Duitse bruid’ heeft Schouwenaars nogal wat regels besteed!
Het derde deel, Het muiterslot, behandelt de periode van de vestiging aan de rand van de Cayenne (in Lo) na de definitieve scheiding tussen Renate en Raf. Het dominerende thema heeft evenwel betrekking op het schrijverschap van Antoon Zevenbergen, die na al die sentimentele perikelen onder sterke psychologische druk staat en het alsmaar moeilijker heeft om zich blijvend op z'n schrijfwerk te concentreren. Het ongeluksjaar vol misère met Renate en Raf putte hem uit. Ik ben leeg, zegt Zevenbergen, ik voel