illustreren: kenners van de Russische taal- en literatuurgeschiedenis verzekeren dat Dostojefski een zwakke stilist geweest is, maar dat belet niet dat hij als romancier, uitbeelder van een wereldbeschouwing door middel van personages en feiten, onder de grootsten op het wereldvlak meegeteld wordt.
Het getal dergenen die veeleer verlangen te blijven dan een tijdelijk succes te behalen, lijkt procentsgewijze berekend verminderd. Onze vaststelling sluit geen kleinering in. Zij spruit alleen voort uit de overtuiging dat het tot de taak van de kritiek in een literair tijdschrift behoort, de zaken op dat terrein helder te stellen. In het geval dat tot deze beschouwingen aanleiding gaf concreet uitgedrukt: Venema is minder kunstenaar in De godenjaren dan Simhoffer in Verboden te denken. Hij schrijft niet voor de kenners. Wel voor een publiek dat meer door een opeenvolging van verrassende, al zijn het geforceerde gebeurtenissen, dan door de waarachtigheid van mensen en toestanden geboeid wordt.
De Amsterdammer Edzard de Jong is een eind in de twintig als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Voor werk als iedereen verricht voelt hij zich niet geschapen, de gewone mensen zijn ‘tuig’ waarboven hij zich hoog verheven acht en hij wacht op ‘de grote kans’ om eens tot de wereld van de mondaine profiteerders te behoren. ‘Hij was werkelijk harteloos, stelde hij, niet zonder enig genoegen, vast’ (42), met zijn ouders bestaat er geen binding meer, maar hij heeft wel iets aan een zekere Tilly gehad. Liefde is het niet, want zij kunnen zonder enig bezwaar of verdriet uiteengaan: wij zouden het misschien seksuele onmisbaarheid mogen heten.
Dan vallen in mei 1940 de Duitsers Nederland binnen en als zij in Amsterdam hun intocht houden, zijn de hoofdstedelingen in ‘een bijna feestelijke stemming’ (68) samengestroomd om hun nieuwsgierigheid te voldoen. Zoals in de andere bezette landen gelooft de meerderheid van de bevolking dat Hitler het gewonnen heeft en tracht zich bij de omstandigheden aan te passen. Edzard wil evenwel iets anders. Hij kan bij de N.S.B. aansluiten, hij kan ook in het verzet treden. Waar het op aankomt is de verveling te verdrijven, avonturen te beleven en ‘iemand’ te worden. Hij kiest voor het verzet, klimt daar vlug naar de top van de hiërarchie, doodt een Duitse bewaker en een politieofficier, waarop hij aangehouden wordt en bij een ondervraging Tilly weerziet, die daar in Duitse dienst schijnt te staan.
Op voorstel van de officier die hem ondervraagt, aanvaardt hij, om zijn leven te redden, een verradersrol. Hij mag naar het verzet terug en verklikt dan maar zijn kameraden. Hij doet het ‘uit wanhoop’, omdat de ‘sleur en de kleurloosheid hem zouden bedreigen’ (142). Maar zo sluw is hij wel dat hij ervoor zorgt in een Duits concentratiekamp terecht te ko-