| |
| |
| |
De laatste ronde
Weekeind van ons tijdschrift
Zoals reeds in ons vorig nummer aangekondigd heeft ons paarlijks weekeind plaats op zaterdag 3 en zondag 4 juni a.s. in het hotel van het KAJ-domein te Dworp (gelegen naast het domein van de Provincie Brabant te Huizingen).
De deelnemers worden verzocht aanwezig te zijn voor het souper om 18 uur. Daarna wordt, in aanwezigheid van de dichter, de televisiefilm Een voetreis naar Rome, naar het gedicht van Bertus Aafjes, geprojecteerd. Michel van der Plas en Anthony Mertens zullen handelen over het ontstaan en de weerklank van het gedicht.
De zondagochtend om 11 uur spreekt Geert van Beek over (en leest voor uit) eigen werk.
Het aandeel in de kosten beloopt 750 fr. per persoon voor het volledige weekeinde: logies, drie maaltijden en fooi. De lezers van ons tijdschrift die aan dit weekeinde willen deelnemen, zijn zeer hartelijk welkom. Zij worden verzocht hun komst te melden aan Joos Florquin, Predikherenberg 7, 3040 Korbeek-Lo en het verschuldigde bedrag over te schrijven op zijn postrekening 000-0426961-94 vóór 31 mei.
Het KAJ-domein ligt aan de rand van de weg Alsemberg-Buizingen. Wie over geen wagen beschikt, kan het domein vanuit Brussel bereiken met de autobus Ukkel-Halle.
Redactie
| |
In memoriam Annie Romein - Verschoor
Sommigen van ons sterven bij hun dood, anderen blijven leven. Het criterium daarvoor wordt niet bepaald door de vraag of wij wel lief genoeg geweest zijn voor onze medemensen, ofschoon dat op zichzelf van niet gering belang is. Inhumaan kan trouwens nooit iemand zijn die zich met het lot van zijn medemensen bezig houdt - te weten in de opzet om dat lot menswaardiger te willen maken. Daar ligt volgens mij het wezen van onze beoordeling: hoeveel aanzetten tot een nieuwe menswaardigheid voor allen hebben wij in ons bestaan gegeven.
Niemand kent het effect van zijn eigen leven en werkzaamheid, en dat moet en mag ook niet. Anderen zullen dat wel op hun weegschalen afwegen. Wat telt is de inzet. Die inzet was bij Annie Romein-Verschoor volledig en zonder compromis. Het was de voortzetting en de hoogst persoonlijke afronding van de inzet, die zij indertijd met haar man,
| |
| |
metgezel en medevechter Jan Romein was begonnen. De toewijding van die twee, hun hele menselijke houding, die een strijdhouding was, is op gang gebracht en kan - noch door de dood van Jan, noch door die van Annie - meer tot stilstand geraken. Het ‘echtpaar Romein’ is en blijft een begrip, zoals na het wegvallen van Jan Romein ‘de schrijfster Annie Romein-Verschoor’ een begrip is en blijft.
Wat houden beide begrippen in? Ik heb gesproken over aanzetten tot de strijd voor menswaardigheid die wij aan Jan en Annie Romein te danken hebben. Daaraan moet worden toegevoegd: aanzetten vanuit een revolutionaire levensvisie. Wat is revolutie? Omwenteling. Wat is revolutionair? Omwentelingsgezind. Is men revolutionair door keuze? Tot op zekere hoogte; maar eerder draagt men de kiem en de kracht van die eigenschap al in zijn persoon, totdat volwassenheid, rijpheid, inzicht, studie er de actieve vorm aan geven.
Ik zag dezer dagen op het t.v.-scherm twee vrouwen worstelen met het begrip geschiedenis. De ene die films maakt, meende dat zij geschiedenis, het verleden, moest hanteren als ‘entertainment’, vorm van vermaak en verstrooiing. De andere, een schrijfster, zag in de geschiedenis een voortgang, verleden, heden, toekomst, waaraan wij bewust deel zouden moeten hebben. Maar geen van beide vrouwen kwam tot een bevredigende slotsom. Zij zaten een beetje berustend neer bij de vaststelling dat geschiedenis ons leven in laatste instantie niet kan veranderen.
Juist op dit punt zien wij waar het wezenlijke verschil ligt tussen een burgerlijke en een revolutionaire visie. Annie Romein-Verschoor zou tegen de twee vrouwen hebben kunnen zeggen: ‘Nee, de geschiedenis kan ons leven misschien niet veranderen, maar het gaat er om dat wij mensen de geschiedenis veranderen.’ Het is het hele verschil tussen passief en actief reageren.
Het actieve was de wezenstrek in al wat Jan en Annie Romein met hun studies, biografieën en wetenschappelijke analyses hebben geprobeerd te doen, en in zo ruime mate hèbben gedaan. Met een idee, die geboren werd uit de strijd van sociale werkelijkheden, hebben zij de sociale werkelijkheid een nieuw gezicht willen geven. Voor de praktische toepassing van zo'n gedachte zijn allerlei namen en instrumenten: marxisme, dialectiek, communisme, met en zonder partij, arbeidersbeweging. Aan dit alles hebben zij deel gehad, actief en met overtuiging. Onder het teken van deze activiteiten valt mijn eigen kennismaking met het echtpaar Romein. Het was wat ons verenigde en in latere perioden ook weer gescheiden heeft, totdat de erkenning van een diepere zin achter alle tijdelijke organisatievormen van het politiek bestaan en de maatschappijomwenteling ons weer verenigde.
Die zin ligt in de geschiedenis, zoals de mens die gemaakt heeft. Geschiedenis: ons gezamenlijk lotgeval op aarde, met alle maatschappelijke, culturele, politieke en sociologische implicaties. Dat was ook de wijze waarop Annie Romein-Verschoor geschiedenis heeft ervaren en uitgebeeld. Geschiedenis in haar dubbele functie: als subject, omdat wij mensen zelf die geschiedenis zijn, - als object, omdat wij willen en moeten onderzoeken waarin zij heeft bestaan, wat zij voor wetten heeft, wat zij voor wisselende gezichten vertoont, waarheen zij ons leidt terwijl wij haar leiden.
| |
| |
Als onze gelovige broeders en zusters vragen stellen omtrent het waarom van 's mensen aanwezigheid op aarde, dan ging het voor Annie Romein steeds om het hoe. Hoe zullen wij leven, denken, handelen, om dat wat de mensen geworden zijn, en om dat wat wij nog kunnen worden, recht te doen? Tegen de stroom oproeien, tegen gevestigde meningen schoppen, taboes breken, berusting en daarmee dadenloosheid door eigen onderzoek en daadkracht opheffen - dat is de inhoud van een revolutionaire levenshouding. Een houding die men op vele manieren kan waar maken. Een persoonlijkheid als Annie Romein-Verschoor deed dat met het woord.
Nu heeft J.-P. Sartre al eens gezegd dat het woord op zichzelf al een revolutionaire betekenis heeft, een daad stelt, een verandering inhoudt. Dat is een stelling waar men wel even bij moet denken: het woord an und für sich krijgt naar ik meen toch pas inhoud en macht in zeer bepaalde conteksten. Bij Annie Romein was dat zeker het geval. Háár woord was wapen, omdat het een getuigenis was van een door haar veroverde waarheid. Zij gebruikte het niet redeloos en vrijblijvend, zoals wij dat vroeger en nu zo vaak hebben meegemaakt; want er is ook een vals revolutionair woordgebruik, zelfs een mode-gebruik dat tot misbruik kan ontaarden.
De historische waarheid omtrent de mens die Annie Romein-Verschoor zag en beleed, heeft haar woord van begin tot einde behoed voor desintegratie. Haar taal is een zich steeds vernieuwend werktuig gebleven, waarmee de ommekeer in de maatschappij gediend was. Haar gevoeligheid, vermomd als sarcasme, gaf aan dat woord zijn bijzondere sociale puntigheid, het ontsprong aan de typische structuur van haar originele geest, zoals men kan zeggen dat Jan Romein door de combinatie van sociaal inzicht met humane verdraagzaamheid getypeerd wordt. Maar in laatste instantie gaat het er niet om of iemand de waarheid omtrent mens en samenleving mild of agressief, sarcastisch of tolerant verkondigt: die waarheid zelf moet de vurige kern zijn vanwaaruit de vonken van het woord ontspringen.
Bij Annie Romein vlogen tot het einde toe die vonken. Wie ze opving, wie er door werd aangestoken, wie daardoor zelf één, tien, honderd schreden dichter bij de waarheid kwam, draagt tegelijk dat oorspronkelijke vuur verder. Met Annies dood is geen periode afgesloten, zoals dat na haar dood in sommige bladen werd gesuggereerd. Wij kunnen verder met de geestelijke erfenis van Annie Romein-Verschoor - want zij was en is, met haar man, een van onze jongste erflaters.
Persoonlijk kan ik hier getuigen van de sociale inspiratie die van haar uitging, vanaf de eerste brief die wij wisselden, nu ruim 40 jaar geleden, tot het laatste gesprek in 1977 dat ik met haar in het Larense Rosa Spier-huis had. Ik geloof dat het in hoge mate karakteristiek is voor de persoon van Annie Romein-Verschoor, dat ze die inspiratieve kracht voor anderen tot op hoge leeftijd mocht behouden. Waarbij ik niet mag vergeten te zeggen hoe bewonderenswaardig zij die leeftijd met z'n fysieke beproevingen en pijn heeft weten te dragen.
Ik polemiseer niet met mensen van Roomse overtuiging, als ik tegenover hun credo - dat namelijk de mens bestemd is om gelukzalig te zijn op
| |
| |
aarde en vooral in het hiernamaals - de humaniteit van Annie Romein stel. Die humaniteit weet niets van een hiernamaals, maar wèl van de aarde, het leven van de mensen op aarde, en misschien zelfs van de ‘gelukzaligheid’ op aarde...
Velen van ons kennen de befaamde uitspraak van Karl Marx: ‘De filosofen hebben tot aan vandaag de wereld verklaard; het gaat er echter om haar te veranderen.’ En Annie Romein-Verschoor heeft ons niet alleen de wereld in haar historische fasen en ontwikkelingen weten te verklaren. Zij heeft elk van ons, door een onvergetelijk voorbeeld, de noodzaak doen inzien dat de wereld tot in haar grondslagen moet worden herschapen, namens allen die verdrukt worden en gediscrimineerd, uitgebuit en van hun rechten beroofd.
Dáárom hielden wij, haar vrienden, van Annie Romein-Verschoor.
Daarom: dank en dankbaarheid aan haar, omdat wij haar hebben mogen kennen.
9 febr. '78
Theun de Vries
| |
Lepra en literatuur
Lepra, deze vreselijke, besmettelijke ziekte, die wij hier doorgaans melaatsheid noemen, komt hoofdzakelijk voor in oosterse landen, o.a. in Japan.
Enige tijd geleden richtte de Japanse regering op Oshima, een klein eilandje vóór de Japanse kust, een leprozentehuis op. Sommigen dezer leprapatiënten zijn blind en velen mismaakt. In verband met deze stichting deed zich de volgende gebeurtenis voor. Nagati Honami was de zoon van een verstandige boer die hem van zijn prilste jeugd af aanzette te studeren voor het nieuwe Japan van wetenschap en westerse beschaving. Honami deed dat met overtuiging om, terwijl hij nog op de lagere school was, tot de vaststelling te komen dat hij lepra had opgedaan. De flinke, gevoelige jongen trachtte eerst zelfmoord te plegen. Toen de regering de leprozenkolonie te Oshima oprichtte, trok hij er, bitter van hart, op uit voor een leven in ballingschap. In de plaats hiervan ontdekte hij Christus. Alhoewel erg aangetast, half blind en ongeneeslijk ziek, werd hij de opgewekte, tedere en stralende geest van de kolonie. Hij verwelkomde de nieuwe patiënten, speelde met de kinderen en hielp de ernstig-zieken het moreel hoog te houden. In tegenstelling tot wat men denken zou zijn deze door het lot zo zwaar beproefde mensen geen wanhopigen. Hun onwrikbaar geloof in het bestaan van een toekomstig, eeuwig, beter, schoner en gelukkiger hiernamaals houdt hen recht en zelfs opgewekt. In de ellendige toestand waarin ze verkeren zijn ze nog dankbaar voor de kleine gunsten die het leven hun, ondanks alles, toch verleent: de kleur en geur van een bloem, een zonsop- of ondergang in de bergen, de klank van een vertrouwde stem; vele van deze lepralijders zijn dichterlijk aangelegd en zo ontstond er mettertijd een hele reeks van die korte, eenvoudige maar treffende en bekorende gedichten zoals de oosterse poëzie die veelvuldig kent. De onderwerpen van die verzen zijn meestal God, Christus, het Kruis, het leven na de dood, de natuur, een kleine, persoonlijke aangelegenheid. Klachten over hun diep-treurig bestaan komen zelden voor. Een keuze uit deze wel zeer bijzondere
dichtkunst verscheen
| |
| |
in de vorm van een kleine, met prettige houtsneden verluchte brochure in Engelse versie, naar de oorspronkelijk-Japanse tekst, onder de titel Escaped as a bird (Als een vogel ontsnapt), titel overgenomen uit de twee kwatrijnen die als motto de brochure inleiden.
Our soul is escaped as a bird
out of the snare of the fowlers
the snare is broken, and we
Onze ziel is ontsnapt als een vogel
uit de strik van de vogelaars:
de strik is gebroken, en wij
Hieronder volgen in Nederlandse versie enkele voorbeelden van deze zo poëtischzuivere, fijnzinnige lepra-dichtkunst.
Dat ik naar binnen kon gaan
Als kleine schaaldieren doen.
O maak mijn hart zo stil, zo stil
Als ik diep ben in gebed,
Zodat ik de witte mist-sluiers
Zich kan horen verliezen in de lucht.
Ik zag het mirakel dat de sneeuw had gewrocht
De blanke wereld zwijgend schijnen hier beneden,
En in mijn hart bad ik opnieuw tot God,
Heer, maak me blanker zelfs dan de sneeuw!
Anderen verheugen zich in lengte
Ik wacht op de minnaar naar wien
O Kruis, hoe zal ik uw lof zingen?
Gij zijt als kostbare warmte bij winterdagen.
De mensen haten me voor de vloek die op mij rust
Maar waarom zou ik acht op hen slaan
Nu mijn hart een heilige tempel zijn kan
Waarin mijn God kan wonen?
Mijn verbitterd hart wordt zocht
Zich niet bekommerd omdat ik blind ben,
| |
| |
Ik leef in licht en liefde
Gegeven door Gods gratie,
Toch hunkert mijn hongerig hart
Heimwee-ziek naar de hemel.
De vriend van wie ik zoveel hield,
En ik alleen... alleen...
Schril, schril, tsjilpen en roepen de krekels.
En uit mijn hart vallen de trage tranen.
Frans de Wilde
| |
Op zijn smalst
Jan Hulsker heeft zopas bij Meulenhoff een boek uitgegeven, Van Gogh en zijn weg, dat al de tekeningen en schilderijen in hun samenhang en ontwikkeling toont (488 blz. ). Het is een indrukwekkend opus dat vele jaren tijd moet hebben gevergd en het ziet er wel uit als het definitieve werk over de schilder.
Voordat Marc Tralbaut zijn proefschrift Van Gogh te Antwerpen publiceerde, werd er in Nederland aan de Antwerpse periode van Van Gogh, die kort maar vruchtbaar was, zelden enige aandacht besteed. Dit boek, dat een leemte vulde, wordt door Hulsker in een voetnoot besproken: ‘Dat men over deze periode ook 386 bladzijden kan schrijven, heeft Dr. Tralbaut bewezen in zijn dissertatie.’
Ik zie niet in waarom het pionierswerk van Tralbaut zulk een postume ezelsstamp verdient. Of heeft alleen een Noordnederlander het recht over Van Gogh te schrijven?
De brieven van Van Gogh aan zijn broer Theo zijn in het Frans gesteld. Hij spreekt daarin over zijn adres ‘rue des Images’ 194. De straatnamen waren toen tweetalig, maar als men zo geleerd is als J. Hulsker zou men moeten weten dat die straat Lange Beeldekensstraat heet. En verder zou men zijn professionele jaloezie kunnen bedwingen en Tralbaut in zijn graf kunnen laten rusten.
Marnix Gijsen
| |
Rubberkogels
Alles schijnt dwaas aan de liefde, nochtans is de liefde geen dwaasheid.
Er is veel veranderd in de kerk, maar het preken is gebleven.
Vrouwen kunnen geen geheimen bewaren, mannen meestal wel, de enige die ze in strikt vertrouwen nemen is hun eega of hun lief.
Een meisje dat heimelijk gedichten pleegt, is rijp voor het moederschap.
Welgestelde zakkenrollers hebben hun fortuin hoofdzakelijk te danken aan een ontstellend gemis aan fantasie van onze kleermakers.
Een gestorven grappenmaker ziet er net zo ernstig uit als een dode bisschop.
Jan Boschmans
| |
| |
| |
Topografie
‘Kort voor zijn dood heeft, in “Vooruit”, Raymond Herreman Daisne onze Goethe genoemd. Vrienden overdrijven soms en Herreman moest toch weten dat die plaats al ingenomen was door de bard van Avelghem’, schrijft Marnix Gijsen in het Daisne-nummer van Yang.
De vraag is nu wie hij precies bedoelt: de bard van Avelghem of de bakker van Alveringhem?
Ludo Simons
| |
Mythologie
Ik zie het al gebeuren: die lamentabele geschiedenis van Orfeus en Euridikè zal tot een klassiek liefdesverhaal worden opgeschroefd. Al te lang hebben de dichters om een bruikbaar thema zitten schreeuwen en daar vinden ze iets om hun stiften bot te schrijven. Ze zijn er warempel reeds in geslaagd van die jongen een fenomenaal muzikant te maken - ha! ha! zeg ik, want ik herinner me dat hij niet beter op de panfluit kon spelen dan een muilezel, en zingen deed hij nauwelijks welluidender dan het trekdier. Maar kom, als de Schone Letteren ermee geholpen zijn...
Het is wel gek dat niemand gewag maakt van zijn fysieke schoonheid, een eigenschap die hij werkelijk bezat, en nog wel in zulke mate dat de vrouwen amper een glimp van hem nodig hadden om over hun toeren te schieten. Zijn verschijning bracht hen tot de meest dwaze dingen, zoals zelfmoord en het prompt verlaten van het echtelijk dak. Eerlijk is eerlijk: hij deed niets om de waanzin uit te lokken, tenzij bestaan op die weergaloze manier van hem.
Hij ontmoette dus Euridikè, een meisje dat nagenoeg analfabeet was, maar ze beschikte over veel sluwheid. Ze deed namelijk alsof ze hem niet eens zag. In feite stonden haar botten in lichtelaaie, maar ze trok een gezicht van wat-groeit-er-in-mijn-tuintje. Orfeus bleef staan. Met gefronste wenkbrauwen, wil ik wedden. Al was hij niet trots, hij kende zijn strange effect op de vrouwen. Hij kuchte eens. Euridikè keek op en glimlachte beleefd.
‘Goeiemorgen vreemdeling, kan ik iets voor u doen?’
‘He’, sprak Orfeus, ‘jij bent me d'r eentje. Hoe heet je?’
‘Ik verklap nooit mijn naam aan vreemdelingen,’ zei Euridikè, en ze deed alsof ze naar huis liep, maar ze wist dat ze niet zover zou geraken, want de arme jongen had het zitten.
Zo is dat begonnen met Euridikè en Orfeus, en hun geluk was groot genoeg om haar de adem af te snijden. Hij volgde haar spoor naar de Onderwereld, en zelfs daar vermurwde zijn schoonheid de harten. Hij mocht haar weer naar het zonnelicht leiden, op voorwaarde dat hij niet zou omkijken.
En hier beginnen de dichters pas goed te liegen. Het is niet waar dat zij hem tot de fout verleidde, zo dom was ze niet, zij niet - heren, wees toch ernstig! De enige, onopgesmukte, vierkante waarheid luidt als volgt. In de buurt van het aardoppervlak (je kon het gras al ruiken) stond ergens in een hoekje een rare snuiter.
‘He Orfie,’ zei de snuiter, ‘waar ga je naartoe?’
‘Naar boven’, zei Orfeus.
‘Dat zie je niet dikwijls,’ zei de snuiter, ‘geluksvogel. Drommels! en wie is dat
| |
| |
lekkere kippetje achter je rug?’
‘Mijn Euridikè’, zei Orfeus.
‘Om te hijgen,’ wedervoer de snuiter, ‘waarom laat je haar achterop lopen, zo'n heerlijke brok?’
‘Omdat ik haar niet mag bekijken tot we boven zijn.’
De snuiter schudde zijn mussenkop.
‘De goden zijn afgunstig,’ mekkerde hij zuur, ‘komaan, ik wil wat voor je doen. Kijk in deze spiegel. Je zult haar zien zonder achterom te loeren en niemand kan je iets verwijten.’
Orfeus, de banaan, keek in de spiegel en zag zijn Euridikè zoals ze veertig jaar later zou zijn. En daarna, dames en heren, bij deze hand die me dierbaar is, wendde hij zich vrijwillig om en keek opdat ze voor altijd uit zijn buurt zou blijven.
Jos Houben
| |
Frans
Het geblokte mannetje kwam uit het park, een beetje dwaas en hoofdschuddend. Hij waggelde langs het tuintje van Amalia, en indien Amalia niet aan de deur was verschenen en geroepen had, zou hij ongetwijfeld de brede weg opgelopen zijn (met alle gevolgen vandien).
‘Ben je gevallen?’ vroeg Amalia met een directheid die de buurvrouwen haar dikwijls kwalijk genomen hebben.
Het mannetje bleef staan.
‘Of ik gevallen ben? En hoe!’
‘Van de stoep?’ zei Amalia; soms wou ze alle details weten.
Het mannetje lachte vrij hol.
‘Van de maan’, zei hij.
Nu lachte Amalia. Haar mond werd mals.
‘Kom een kop koffie drinken,’ sprak ze, ‘je kunt die wel verdragen na zo'n reis!’ Koffie deed wat koffie doen kon. Het mannetje verloor zijn bibber. Toen Amalia hem zo bekeek voelde ze - ja, wat voelde ze?
‘Nu ga je naar huis?’
‘Is er een trein naar de maan?’
En weer lachte Amalia, lachte haar geluid van diep gekleurd glas. Het mannetje grinnikte ook, al begreep hij de geestigheid niet. En met dezelfde directheid die de buurvrouwen haar al dikwijls kwalijk genomen hebben, en met haar rijke jeugd (die ze nog kwalijker genomen hebben) ging Amalia vlak bij het mannetje staan.
‘Hoe heet je?’
‘Frans.’
‘Wil je met mij trouwen, Frans?’
‘Ja,’ zei Frans, ‘als er toch geen tram is.’ Het trouwfeest werd een succes. Frans probeerde maar uit te leggen hoe hij van de maan was gevallen, en het feest der gelieven dat volgde toen de huizen en de weg en het park en de nacht onwerkelijk waren, werd voor Amalia een sprookje omdat Frans zo teder was, en zo'n verrukkelijk tikje afwezig.
Ze noemden hem allemaal het mannetje van de maan, ook jaren nadien nog, zelfs toen er een kind kwam, en een tweede, en een derde. Hij liet begaan, hakte hout, verkocht eieren, leefde volstrekt onopvallend. Amalia leerde van hem houden op een rustige manier, zonder verliefdheid en in het besef dat hij ergens wat saai was.
Maar toen hij ten slotte stierf, werden zijn ogen gloeiende bollen en zijn lichaam begon twee duim boven het bed te zweven.
Jos Houben
|
|