beek heeft zich intensief met het (zen-) boeddhisme beziggehouden, zoals o.m. blijkt uit zijn in 1959 verschenen essay De tuinen van zen. Tot de beelden met behulp waarvan boeddhistische geschriften de paradoxale akt van de vlucht uit de tijd proberen uit te drukken, behoren volgens Mircea Eliade in Images et symboles o.a. die welke een ondenkbare situatie uitbeelden, zoals de onbeweeglijkheid van de zon aan het zenit, een situatie die men exact zo in Schierbeeks gedicht geformuleerd vindt.
Mexico I, dat via de gemeenschappelijke zinsnede ‘verpakt in heerlijkheid’ (pag. 23 en 51) met Vallen en opstaan verbonden is, blijkt de neerslag van een reis door Mexico en is als zodanig te koppelen aan de reportages die Schierbeek in 1976 in het cultureel magazine Hollands Diep gepubliceerd heeft. Voor een aantal passages van het gedicht vindt men in deze reisverslagen ‘verklaringen’. ‘een slang kruipt uit / haar huid en ratelt / aan stukken door de / nacht / en telt de tijd’ heet het in Mexico I en in Hollands Diep: ‘De ratelslang verliest eens per jaar zijn huid. Dat is het symbool voor de wedergeboorte. (...) Maar omdat die slang (...) elk jaar zijn huid verliest, heeft die slang deel aan de tijd, is ze een soort biologische klok.’ Enz.
Mexico I blijkt wat minder hecht van structuur dan Vallen en opstaan: een fiks aantal brokstukken laat zich zonder veel te verliezen uit zijn verband halen en tot een afzonderlijk gedichtje isoleren. Dit fragment bijv.:
(Vgl. weer Hollands Diep, 1976/5).
De vormloosheid van Mexico I is echter niet zo groot dat de auteur er zelf geen raad meer mee zou weten: ‘het niet vatbare krijgt / vorm in het vormloze’ houdt hij ons al na 4 van de 24 pagina's voor.
Ook in Beginselen vinden we zo'n uitspraak, minder een excuus eigenlijk dan een principe: