| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Appel
1ste jrg., nr. 3
Guido Wulms schrijft in een ‘Ten Geleide’ een programmaverklaring over wat poëzie in zijn ogen is. Twee essays: Pierre de Boisdeffre stelt de Franstalige Belgische dichter Marcel Thiry voor, en P.G. Buckinx schrijft met veel sympathie over de jonggestorven Sint-Truidense dichter Roger Pletsers. Verder is dit een poëzienummer, dat alvast de verdienste heeft heel wat creatieve (jonge) mensen een eerste kans te bieden, zelfs ten koste van de homogene poëtische kwaliteit van zo'n nummer. Goede verzen zijn er toch, van J. van den Weghe, C.J. van Hoore en M. Vanstreels.
| |
De Revisor
3de jrg., nr. 4, aug. 1976
Een heel degelijk en belangwekkend nummer over ‘De nieuwe Duitse literatuur’. Als gastredacteurs voor dit overzicht tekenden Gerrit Bussink, Frank Schuitemaker en W.D. Tieges. Aangezien ook elders in de pers nogal wat aandacht aan dit nummer werd geschonken, wil ik volstaan met een inhoudsopgave. F. Schuitemaker begint met enkele krachtlijnen aan te geven, voornamelijk de heel opvallende confrontatie met het verleden. Een panorama is ook te vinden in een gesprek van G. Bussink met Peter Schneider en in een daarbij aansluitend essay van dezelfde redacteur: ‘Progressieve literatuur temidden van felle reaktie’. De relatie literatuur/politiek/individu blijkt overigens telkens weer een van de meest fundamentele trekken te zijn van deze literatuur: zowel in antwoorden op een enquête als in een gesprek met Max Frisch en een stuk van J. Christ over ‘Eigen achtergronden’. Dan zijn er ook opstellen over afzonderlijke auteurs: Hans W. Backx over Thomas Bernhard, R. Wiegman over Christa Wolf, als ‘een voorbeeld van DDR-literatuur’, J.F. Vogelaar over P. Weiss. H. Verdaasdonk ontwerpt een ‘leesmodel’ voor het werk van Arno Schmidt. Dat alles aangevuld met een ruime keuze vertaalde creatieve teksten.
| |
De Vlaamse Gids
60ste jrg., nr. 5, sept.-okt. 1976
Een Sybren Polet-nummer. Willem M. Roggeman heeft een gesprek met Sybren Polet over zijn ontwikkeling, zijn poetica, zijn plaats in onze literatuur. Van Polet zelf zijn er enkele, voor zijn werk verhelderende ‘Noten en notities over literatuur en kultuur’. Dan een serie analytische artikels. Luk de Vos schrijft over de grondslagen van Polets werkelijkheidsvisie. ‘De auteur als literaire cirkel-bewoner’ is een opstel van
| |
| |
G. Wildemeersch over de binnen-literaire, intertextuele referenties, voornamelijk in ‘De Sirkelbewoners’. Wiel Kusters trekt enkele parallellen met denkbeelden en motieven uit de tijd van de Verlichting, en Rein Bloem overloopt de evolutie van Polets dichtwerk. Daarbuiten de tekst van een toespraak door de overleden L. Craeybeckx over het Willemsfonds, en een voorstelling van kunstschilder J.M. Legrand door M. Bruynseraede.
| |
Dimensie
1ste jrg., nr. 1, okt. 1976
Nog maar een nieuw blad. Doen onze Vlaamse jongens en meisjes nog wel iets anders dan poëzie schrijven? Dit is een uitgave van de ‘dichtersgroep dimensie’, die al eerder actief was als uitgever van bloemlezingen en dichtbundels van jon geren. De redactie: Jan Biezen, Bert Kooijman, Hugo Neirinckx, Romain John van de Maele en Luk Vereecken. Adres: Celestijnenlaan 3/41, 3030 Heverlee. Een abonnement (4 nummers) kost 300 fr. of 21 gulden, over te schrijven op rekeningnummer 062-4371320-71 van Jan Biezen, Antwerpen.
Op een syntactisch wat verwarde manier stelt Jan Biezen, dat Dimensie een werkdocument wil zijn ‘voor de herwaardering van de ontroering naar mijn gevoel te vinden in de onderstroom van nieuwe romantiek die tastbaar wordt’. Vanuit die nieuw-romantische hoek stelt Biezen ook enkele nieuwe dichtbundels van Dimensie voor: van R.J. van de Maele, L. Vereecken en B. Kooijman. Mark Journée vertelt over de verwantschap van zijn verzen met de fenomenologie van M. Merleau-Ponty. Karina Alberts schrijft een in memoriam voor A. Roland Holst, een dichter die het bij de jongeren weer heel goed doet, en R. Houwink schrijft twee bladzijden over ‘Het vitalisme van Marsman’. Verder gedichten van heel ongelijke kwaliteit: het beste is werk van L. Abicht, T. Luiting, M. van Hee, E. Verpale en B. Kooijman. Didactische noot: ontroering is niet vanzelf poëzie.
| |
Diepdruk
1ste jrg., nr. 1, juni 1976
Een nieuw blad, dat zich ‘onafhankelijk tijdschrift voor kreatieve en kritische produktie’ noemt. Redactie en beheer zijn in handen van Daniël Buyle en Roger Rennenberg. Er verschijnen vier nummers per jaar, wat dan 170 fr. kost, voor rekeningnummer 001-0386731-68 van Diepdruk, Brussel. Adres: H. de Brouckèrelaan 70,1160 Brussel.
Dit eerste nummer maakt een heel goede indruk. Zelfs de gedichten zijn van een behoorlijke kwaliteit. Ze werden geschreven door Jo de Castro, Stefaan Delannoo, Guido Buys, Eddy Reniers, Mietje Vansina en Roger Rennenberg. ‘Van paedofilie en andere deugden’ is een romanfragment van Rogier de Schutter. R. Vanobberghen belicht de schilderkunst van Turner en D. Buyle maakt een balans op, ‘een jaar na het teaterdekreet’. Marc Vandenberghe schrijft met vuur, helderheid en kennis van zaken over de vrijheidsideologie van het anarchisme.
| |
Filter
4de jrg., nr. 1, juli-sept. 1976
In een nog van inspanning hijgend ‘Redaktioneel’ worden verontschuldigingen gemompeld over financiële en
| |
| |
creatieve moeilijkheden. Zoals gewoonlijk in dit soort jongerentijdschriften is de poëzie nogal labiel van kwaliteit. Er zijn toch enkele goede verzen van F. Deschoemaeker. E. Penning schrijft vreemde verzen, waarin schitterende vondsten vechten met banale kitsch. Wat ironiseert er wat? ‘Summertime blues’ is een stilistisch wat overladen verhaal van Deschoemaeker over een jobstudente aan de kust. ‘Israël in acht teksten of acht teksten in Israël’ is een soort dagboek, heel boeiend geschreven, door E. Verpale.
| |
Heibel
11de jrg., nr. 1
De oude reeks is nog niet goed weg, of hier is al de nieuwe, vol goede voornemens en onstuimige wil. De verse redactie: Dries Janssen, Jan van den Weghe, Jos Borré (redactiesecretaris), Goudbloemstraat 23c, 2410 Herentals. De drie redacteurs schrijven elk een openingswoord en geven daarbij meteen hun eigen stijl en persoonlijkheid bloot: Dries Janssen, de metaforische en satirische, Jan van den Weghe, de intelligente en zakelijke, Jos Borré, de idealistische en didactische. Voor zover natuurlijk mensen in twee adjectieven te resumeren zijn. Wat de voornemens betreft, valt vooral een verschuiving op van het polemische naar het kritische, en een strengere kwaliteitsselectie bij de opname van creatief werk. De redacteurs schreven dit eerste nummer vol. Van den Weghe publiceert een evenwichtige cyclus verzen over zijn jeugd, en vervolgt zijn studie over ‘Aspekten van het kreatief proces’. Nu gaat het over ‘inspiratie en trance’. Dries Janssen probeert tevergeefs een serie Engelse erotische gedichten in Nederlandse vertaling te evenaren. Hij behoudt zijn min of meer satirische kroniek van ‘aangestreepte’ lectuurnotities.
| |
Ons erfdeel
19de jrg., nr. 4, sept.-okt. 1976
W. Gobbers schrijft een overzicht van de Nederlandse literatuurstudie in het buitenland, 1970-1975. Tegenover die positieve geluiden staat een opstel van Marten Heida over ‘De ondergang van het Nederlands in het Nederrijnland’. F. Bonneure heeft het over ‘de eenzame strijd’ van de impressionistische schilder Jakob Smits, en H. Speliers karakteriseert de beeldhouwkunst van Willem Vermandere als een evolutie naar ‘syntetische monumentaliteit’. Dan nog enkele bijdragen over literatuur. Bij het overlijden van A. Roland Holst schetst Jan van der Vegt de krachtlijnen van zijn poëzie, met speciale aandacht voor het laatste werk. ‘Een vrijgeleide voor de dood’ noemt hij het. André P. Brink schrijft over ‘sentiment en satire’ bij de Zuidafrikaanse auteur Adam Small, en n.a.v. een studie van Lulofs rakelt Jan Franken de hele Reinaert-problematiek nog eens op. In de literaire kroniek wordt geschreven over Annie Romein-Verschoor, R. Kopland en H. de Coninck, R. Geel, J.L. de Belder, F. de Swert en P. de Vree.
| |
Radar
2de jrg., nr. 1, mei 1976
Vanaf deze jaargang wordt Radar een uitgave van Contramine, dat ook Trap publiceert. Dat brengt mee dat nu ook Tony Rombouts en Maris Bayar deel gaan uitmaken van de redactieraad. Ook
| |
| |
Herman Sabbe wordt daarin opgenomen. Van Maris Bayar, hier ook genoemd ‘de inkarnatie van de muze zelf’, wordt een mooie reeks gedichten opgenomen uit de cyclus ‘Lof voor onwerkelijken’. Ook Tony Rombouts is al aanwezig met een cyclus, ‘Dromende doler’. Rombouts wordt door R. Ramon, in een voorstelling van zijn recent werk, terecht een esthetische dandy genoemd. Hij schrijft verzen, ‘waarin de overwinning van de “stijl” op de “inhoud”, van de “esthetica” over de “moraal” en van de ironie over de tragedie is geïncarneerd.’ Jan van der Hoeven schrijft over een eigenaardig, para-artistiek meditatieboek van Jaak Fonder: ‘Zen, maan en sterren’. R. Willemijns heeft het over ‘Taalbarrières en taalzorg’ en P. Darge schrijft bedenkingen over leven en schrijven. Tenslotte van Hendrik Carette ‘Vijftien voetnoten’: heel romantische dagboeknotities.
| |
Poeziekrant
0de jrg., nr. 2, juli-aug. 1976
Nieuw adres: Nazarethstraat 41, 9720 De Pinte.
De vier bladzijden van het begin zijn er nu al acht geworden, vooral ook om de nodige ruimte te scheppen voor bij dragen over het recente Poetry International-festival in Rotterdam. Frank de Crits brengt daarover verslag uit. Daarbij sluit Jules Welling aan, die een gesprek had met de Russische dichter Andrei Voznesensky. Die man zegt enkele behartenswaardige dingen over de noodzaak een poëzie te schrijven die kan functioneren voor het volk. Als bundels van de maand werden door D. Billiet gekozen en besproken: ‘Als een beek’ van K. Ouwens, ‘Lente in Vorst’ van St. van den Bremt en ‘Alchemie van de roos’ van L.M. van den Brande. A. de Longie schrijft een ‘Hommage aan Paul Rodenko’ en D. Billiet had een gesprek met Lucienne Stassaert. Verder recensies van enkele ingezonden bundels en een bladzijde ‘Ingezonden gedichten’, die stilaan op peil komt.
| |
Hollands Maandblad
18de jrg., nr. 345-346, aug.-sept. 1976
J.J. Peereboom schrijft luchtig maar boeiend ‘Over verlies en winst’ in onze omgang met anderen. In een stuk over ‘Geschiedkundigen’ geeft W. Noordewier op badinerende toon zijn soms scherpe opinies over de huidige historiografie en de menselijke betekenis daarvan. ‘Tuindorp’ is een reeks schetsjes uit de jeugd, door Ch. Hahn. Niet zo goede verzen van G. Krol en betere van Theo Muller. Van de Egyptische auteur Nagib Mahfoez wordt een verhaal, ‘Zabaláwi’, in vertaling opgenomen. Een goed verhaal is ‘Het betegelde pad’ van Maarten 't Hart.
| |
Varia
- Ik heb het al eens gezegd: in Maastricht geeft W. Kusters op prachtige wijze mooie gedichten uit, in een serie met de poëtische titel Het smalle wed. Enkele verzen in een omslag. Er verscheen zo al werk van o.a. Leo Herberghs, M. Kneepkens, H. van de Waarsenburg, J.-W. Overeem, Ton van Reen, en nu Miel Vanstreels. Een deeltje kost 70 fr., te bestellen bij de uitgever, Alexander Battalaan 76, Maastricht. Allen daarheen!
Hugo Brems
|
|