Boekbesprekingen
En dan is er koffie, maar ik heb liever een borrel
Met het boek En dan is er koffie van de jonge Noordnederlandse schrijfster Hannes Meinkema (uitg. Elsevier) is een volgens mij onverklaarbare vergissing gebeurd. Hannes Meinkema (die reeds andere titels op haar naam heeft staan, De Maaneter en Het wil nog maar niet zomeren, boeken die ik overigens niet heb gelezen) schreef een verdienstelijk werk voor de aankomende jeugd, die nu vlugger vrijgevochten is dan vroeger het geval was, zoals bekend, maar daar nogal eens problemen mee heeft, en dank zij dit verhaal een ontluisterende kijk krijgt op het hen in hun jeugdige verwarring en onconventionaliteit misschien wel fascinerend lijkende wereldje van halfvrijgevochten studenten en maar halfgeschoren hippieachtige figuren. Want dat er onder de uitdagendheid van onze moderne jongeren heel wat ellende en treurnis en ook truttigheid verborgen ligt, dat maakt Meinkema al gauw erg duidelijk. Bovendien laten ze steevast de vaat staan. Erg burgerlijk en oninteressant blijken de meeste van het achttal mensen waarvan dit boek een enkele week uit hun leven vertelt, tenslotte te zijn. Wel drinken zij af en toe te veel, maar dat gebeurt in de beste families, roken een stickie en beoefenen sex zoals in de vergeelde romans van vroeger het gehuwde paar zich opmaakte voor de zondagswandeling, dat wil zeggen uitvoerig, aandachtig en vooral verveeld. Maar dit uiterst educatieve jeugdboekje werd dus op de markt gebracht als een roman voor volwassenen en dat heeft wel tot jammerlijk gevolg dat je het boek enkel tot het einde toe kunt doormaken als je echt alle facetten van het woord ouwehoeren eens in de praktijk uitgetest wil zien. Ik citeer een stukje (van op p. 103, om te bewijzen dat ik met de lectuur niet reeds gestopt ben op p. 15 of zo, want ook dan had ik al erg prachtige dingen kunnen citeren): ‘En net als ze zich dus, eindelijk, aan wil kleden, gaat de bel. Later zal ze niet begrijpen waarom ze nu niet, als anders,
haar raam wijd openschuift en joe roept naar beneden: waarom ze, goddank, heel zachtjes het raam zover omhoog doet dat haar krulspeldhoofd er onderdoor kan, achter het gordijn.
Want het is Marion.
En zo kan ze niet opendoen.
Zoals ze er nu uitziet: met krulspelden, in een oude slobberpyama van pappie, en 's morgens om elf uur. Het bed is zelfs nog niet eens opgemaakt.’
Ik heb helemaal niets tegen verhalen waarin grote treurnis en leegheid heersen, en waarin de mensen kleurloos zijn