Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 121(1976)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Dietsche Warande en Belfort 121ste jaargang nummer 5 juni 1976 René Verbeeck / Het meisje van Rochehaut 1. Die morgen het was nog niet zo lang geleden dat d'aarde werd geschapen alles was er nog vochtig van. nieuwe insekten kropen uit het moederlijke gras humus geurde sappen dampten uit hun stammen en het warme licht stond overeind in twee jonge mensen en trilde en schokte in de dubbelzuil van hun lijf. [pagina 322] [p. 322] 2. Zij had een gezonde wilde ziel die kwam uit goede aarde uit het land waar de grond dicht op stevige rotsen rust en ook haar lijf was echt als de kruik wier vloeiende lijnen uit het water zijn geboren en is gemaakt om te ontvangen te dragen en te schenken. [pagina 323] [p. 323] 3. Tussen de lijfelijke drift en de drift van de geest mijn zieltje, dacht hij, mijn rusteloos bijtje, waar zijt gij nu beland en is uw heil geborgd? - in beide evenzeer stond in haar ogen geschreven in die grote bloemen van azuur die haar voorhoofd verlichtten en tegelijk met hun trekwortels vastzaten in de donkere zonk van haar geslacht. [pagina 324] [p. 324] 4. De zwoele dag werd rommelend opgerold de wind kreeg woelige ledematen en schudde 't al door elkander in de boomgaard schoot in een galop haar wit en hoog Hongaars paard dat de rots onder de zoden trilde de schapen schreiden de ram beukte zijn horens tegen een stam en in de hooizolder werd het zo benauwd dat in de witte woede van het onweer beiden alleen maar ademhalen konden mond aan mond. [pagina 325] [p. 325] 5. Op het laken van de nacht vloeide zij als blonde honig open en toen een vloedgolf van verlangen steeg in haar ogen zoende hij onder haar keel de vallei waarlangs zijn tederheden neerwaarts stroomden en zij voeren uit gewonnen verloren in de storm van het bloed zonder kust zonder middelpunt zij waren tegelijk het schip en de zee. [pagina 326] [p. 326] 6. Zijn handen waren warm als de tong van de zon die likte haar zomerse huid door alle vingers tien werd zij aangebeden maar wat van haar lichaam in zijn handen werd gewikt en gewogen was niets zo ontroerend als het gezegend gewicht van haar buik. [pagina 327] [p. 327] 7. Ook zij kenden uren van weemoed en luisterden verstild naar verhalen van mensenleed als de wereld zo oud en toen de nacht langs alle kanten kraakte en een regen van vuur en steengruis neerstortte vlak voor hun voeten op ijzeren krijgers en vrouwen en kinderen zo zacht stonden zij lijf aan lijf met de dood en hun tong was beslagen met roet en as. - maar die nog jong zijn voert zo gauw het lied van de dood in de tuinen van het leven. [pagina 328] [p. 328] 8. nu blaast de wind van de tijd hun pal in de rug en de kinderen van haar die hij noemde mijn fleurig appelboompje hebben hun geslacht reeds bestendigd. zo is het stilaan laat geworden en sluipt de schaduw binnen maar de frisse sneeuw van vroeger is niet gesmolten in hun hart en het vuur van de zomer gloeit na met zacht geweld in hun woorden en gebaren. [pagina 329] [p. 329] 9. Voor het verleden is het niet te laat heden te zijn. Gerrit Achterberg O zij was zo welgeschapen rechtop in het dunne kleed van de wind die zij hun geur en glans verleende en geen bloem stond als haar stem op een stengel liefelijker dan dit lijf van haar dat wiegt op den adem van zijn woorden waarin nu nog hij haar bestendigen kan want had hij niet geleerd met het herscheppende gerief dat de geest uit het vlees heeft gewonnen om getrouw te blijven aan wat met de jaren toch zacht vergaat hij was reeds woordenloos ten onder gegaan. [pagina 330] [p. 330] 10. Wie deze versjes heeft geschreven hij heeft zijn schedel laten rijpen gebogen over boeken heilig en geleerd hij dronk de zieke melk soms van verdriet en levert slag met de vijand pijn die de vesting van zijn lijf voor altijd is binnengedrongen en in zijn aders versnelt de tijd zijn gang. hij heeft zich bestendig hersmolten in de kroes van het leven en allengs bekruipt hem de lust te zingen met de rug naar de dingen gekeerd. maar één ding bleef zoals het was en blijft de kiemende kern van zijn wezen: het meisje dat kwam uit de bergen en met haar gouden gezicht door lief en leed een leven lang tot in zijn nageslacht zijn vlees en zijn ziel heeft gebrandmerkt. Vorige Volgende