de Moeders bij stonden te wenen, dat deden die duitsche es es soldaten, van middag hebben we patat frut ge eten en van den avond was het pap ook zien we hier groote groepe ganzen.’
Men kan zich moeilijk een tekst indenken die verder verwijderd is van wat uitgevers durven brengen, van literatuur in de gangbare betekenis. Maar heeft het daarom betekenis dergelijke teksten in deze vorm te publiceren? Mijn buurvrouw die geen stem heeft mag best zingen ter verlichting van haar innerlijke spanningen, maar daarom hoeft er nog geen LP van geperst. Wat daar en toen, in Wenen of elders, gebeurde, hoe de gewone mensen reageerden, dat zeker op de dagen die later in vetjes in de geschiedenisboeken kwamen de kleine man noodgedwongen vooral geïnteresseerd was en moest zijn in eten, weten we ook wel zonder dat dagboek. Benadert een tekst als die van Hofkens eerlijker en beter de realiteit dan wat zich als literatuur, roman of essay aandient? Ik weet het niet. Ik geloof dat je de essentie van de realiteit slechts via de verbeelding kunt achterhalen.
Zou er nog veel materiaal als dat van Hofkens bestaan?
Hier werd Vantorre (De Kavijaks) gepubliceerd, en in Nederland kreeg de dichtende arbeider Van Vollenhoven veel aandacht, maar zijn dat uitzonderingen, of toppen van een ijsberg?
Iemand vertelde me dat in Nederland het plan bestond een televisiedocumentaire te brengen gebaseerd op teksten (dagboeken, autobiografieën, memoires) van onbekende mensen. Men deed dus een oproep, vroeg materiaal, sinds onheuglijke tijden als familiesouvenirs bewaarde dingen, en heeft het project moeten laten vallen bij gebrek aan materiaal... Maar het initiatief van Robberechts en Cie is interessant.
Ik bezit een boek, ‘Useful Toil - Autobiographies of Working People from the 1820s to the 1920s’, Edited by John Burnett (uitg. Allen Lane). Een boeiend boek. Het is onderverdeeld in drie hoofdstukken (The Labouring Classes - Domestic Servants - Skilled Workers), elk hoofdstuk stevig gedocumenteerd ingeleid. Zonder enige literaire bekommernis, zonder aan publikatie te denken, kennen vele mensen de behoefte om te schrijven, voor vergetelheid te redden, voor misverstand te vrijwaren. Hun teksten zijn dikwijls opgevat als een ‘verantwoording’ van hun leven voor hun kinderen. Zij, die mensen die nooit aan het woord komen, schrijven soms verrassend goed, authentiek, puntig, direct, getuigen soms van een groot inzicht in wat er in en rond hen in feite gaande is, ontroeren soms ook door de dociliteit, hulpeloosheid, die eruit spreekt.
Misschien kan men ook hier, na lang zoeken, voldoende teksten vinden om een dergelijk boek samen te stellen, en dat lijkt me een boeiende en erg zinnige opdracht. Een dergelijke bloemlezing zou pas een beeld geven, een andere visie, op een bepaalde tijd of klasse of gebeurtenis. Maar, zomaar, Jozef Hofkens brengen? Ik weet het niet, het devalueert zo'n man haast tot een foor-attractie.
Fernand Auwera