Varia
- In Tydskryf vir Letterkunde (XII, 4, nov. 1974) vergelijkt T.T. Cloete het gedicht ‘Kerstliedje’ van D.J. Opperman met Nijhoffs ‘Kinderkruistocht’. Verder een verhaal van Marnix Gijsen: ‘Londense dagen, 1925’.
- Twee nieuwe nummers van de VWS-Cahiers: één over Fred Germonprez, door Joost Strosse (nr. 51), en één door Luc van Brabant over Stephanie Verzele-Madeleyn.
- In Open deur (6de jrg., nr. 9, 1974) stelt W. Verhegghe de reeks ‘Monografieën over Vlaamse letterkunde’ voor als ‘Een spoor van kiezelstenen door het literaire woud’.
- In Nieuwe Stemmen (31ste jrg., nr. 2, nov.-dec. 1974): gedichten van G. Mandelinck, P. Vanderschaeghe en F. de Preter, en een eenaktertje van Aimé Bernard over oorlog, dood en vergelding.
- De 18de-eeuwse schrijfster en ‘verlichte’ dame, Belle van Zuylen (Isabelle de Charrière) wordt de jongste jaren druk bestudeerd. Van Oorschot gaat haar verzameld werk uitgeven en besteedt nu het nr. 201 van Tirade (19de jrg., jan. 1975) helemaal aan haar.
- Kultuurleven (42ste jrg., nr. 1, jan. 1975) biedt een dossier over ‘tekorten in de rechtsbedeling’. E. de Beek besteedt aandacht aan het tienjarig bestaan van Yang.
Hugo Brems