Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 119(1974)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 686] [p. 686] J.L. de Belder / Twee avondgedichten Zo zit hij... Hij moet nog meer dan duizend boeken lezen en twintig zomers heeft hij zeker nodig om naar de landen die hij nog niet kent te reizen (en weer te keren naar de herfst te Deurle). En hoeveel lieve namen zijn er nog te geven in zalige uren van het diepste weten? En hoeveel lentes zijn er nog van node om vele lange winters te vergeten? En hij wou ooit nog eens de zaligheid hervinden die in hem was, wanneer hij, lang geleden, voor 't eerst het altaar van de welbeminde eerbiedig en met luister mocht betreden. En zoveel oude vrienden wou hij weer ontmoeten - maar zij verdwijnen snel, de een na d'ander -. En hoeveel nieuwe vrienden wou hij nog begroeten om troost te vinden, hulp ook, bij elkander? Maar nu reeds weet hij dat de duizend boeken voor 't grootst gedeelte ongelezen zullen blijven, dat hij Benares, Vuurland, zelfs de Zeese Hoeken voor altijd uit zijn reisplannen moet schrijven, dat zelfs de mooiste, gaafste, allerzoetste liefste hem geen extatische verrukking meer kan geven want de extase deinde uit naar mild ontfermen gelouterd door een eisend, slopend, dagelijkse leven. [pagina 687] [p. 687] En nieuwe vrienden zal hij niet meer vinden want goede vrienden zijn het zout des levens en zout wordt brak wanneer des levens regens te nat doen uitslaan 's levens voorraadspinde. Zo zit hij naar de grauwe herfst te staren: nog enkele asters en twee late rozen vertederen het warrelend vallen van de eerste blaren terwijl de avondzon nog even tracht te blozen. [pagina 688] [p. 688] Garderobe Een zachte, warme luier, een kinderboezeroen en dan een eerste kleedje om aan te doen; nadien de bonte rokjes en bloesjes, frivool van trant (met uw vriendinnetje, naar school toe, meest dansend, hand in hand). Wat later: een hoedje van zijde, een keursje van rood satijn om bij uw jongen te wezen, om mooi te zijn. En dan een lang, wit bruidskleed. Het kleed van uw haren alleen en steeds het kleed van zijn kussen draperend om u heen. En dan een brede heupkleed (over uw liefste last). En vele, nog andere kleren - met strikjes, een boordje van kant, een riempje, wat knoopjes, een das. En dan een lang, wit doodskleed. En dan uw kleed van gras. Vorige Volgende