| |
| |
| |
Joos Florquin / Ten huize van Hubert Lampo (III)
In de bundel ‘De ring van Möbius’ beoefent u de kritiek van de sympathie.
Mevrouw Manteau vroeg me oude kranteartikels te bundelen. Ik vond dat die niet konden dienen voor een boek. Daarom deed ik het tegenvoorstel, opstellen die in het N.V.T. en elders waren verschenen, samen te brengen. Dat vond mevrouw Manteau blijkbaar nog een beter idee. De stukken die ik in De Ring van Möbius, deel 1, heb gebundeld, ondergingen praktisch geen wijzigingen meer. Misschien hechtte ik echt niet zo veel betekenis aan zo'n boekje. Tot mijn verbazing bestond er evenwel veel belangstelling voor. Op enkele jaren tijds verschenen er drie uitgaven, wat veel is voor een essay, althans in Vlaanderen. Toen ik constateerde, genoeg materiaal te hebben voor een tweede deel, vond ik de betoonde interesse van het publiek het ten volle de moeite waard, de voorziene opstellen grondig weer onder handen te nemen. Het werd een volledig nieuw boek. Slechts hier en daar bleef er een opstel grotendeels ongewijzigd, doch er zijn er andere, waarvan geen woord behouden bleef. In beide bundels komen er zowel studies in voor over realistische als over magisch-realistische literatuur. Ook de archeologie komt aan bod, maar dan van uit een fantastisch standpunt benaderd...
We hebben het al gehad over ‘De goden moeten hun getal hebben’ en over de groei naar de Orfeuslegende die daarin zit. Dat was ook een opdracht.
Een vererende opdracht vanwege de Vereniging tot Bevordering van de Belangen van de Boekhandel. Het was een geschenk voor de Hollandse Boekenweek. Er werden gratis 250.000 exemplaren van uitgedeeld. Het was de eerste maal dat men een Vlaming vroeg voor zo'n werk te zorgen. Het liep geheel over de boekhandelsorganisaties, met het Cultureel Akkoord of dergelijke officiële dingen had het geen uitstaans.
| |
| |
‘Er is meer, Horatio’ is een lang interview waarin over vele toestanden open wordt uitgepraat.
Robin Hannelore, die van Grobbendonk is, had mij destijds in het tijdschrift Heibel wel eens aangevallen. Het zat hem zelf dwars, want hij is veeleer een zachtmoedige. Hij is me daarom komen interviewen en dan hebben wij eens grondig uitgepraat. Achteraf zijn dat de Grobbendonkse gesprekken geworden uit Er is meer, Horatio. Een gelegenheid om schoon schip te maken met een boel domme aanvallen! Het is een boek dat mij goed heeft gedaan en dat ook vrij veel interesse heeft opgewekt.
In ‘De zwanen van Stonehenge’ zocht u naar de wortels van het magisch realisme in de Graalromans.
Ik heb een boek willen schrijven over mijn ervaringen met magisch-realistische schrijvers. Het is dus geen volledige studie, maar gewoon een boek over boeken, die ik gelezen heb en waarvan ik hou. Om een dergelijke stof te behandelen moet je het onderscheid maken tussen realistische literatuur en magisch-realistische literatuur. Ik ben daarom begonnen met La princesse de Clèves van Madame de La Fayette, waardoor het nog steeds opgeld makend psychorealisme is ingeluid geworden. Mijn bedoeling was dus, erop te wijzen hoe op een bepaald ogenblik ook dat psychorealisme een nieuwe stap, een nieuw begin is geweest. Hieruit volgt automatisch de vraag: wat was er dan voor déze strekking in de literatuur? In de middeleeuwen heb je naast didactische en religieuze werken ook een aantal romans, die gegroepeerd zijn rondom twee grote figuren, Karel de Grote en de imaginaire King Arthur. Wat waren dat voor romans? Hoe verhouden o.m. de Arthurromans, die hun inspiratie gedeeltelijk uit de voorchristelijke tijd betrokken, zich tot de werkelijkheid? Wat is het aandeel van de fantastiek in de avonturen van de Ridders van de Ronde Tafel? Kortom, er kwam steeds meer bij kijken. De Zwanen van Stonehenge groeiden dan ook op de manier van een geboetseerd beeld. Er werd steeds meer grondstof tegenaan gegooid en in het geheel verwerkt. Dat gebeurde ook letterlijk: onafgebroken moest ik nieuwe bladzijden of stroken papier aan de geschreven pagina's toevoegen. Het werd een echte collage. Zo ontstonden er bladzijden die haast uitgroeiden tot een vierkante meter. Echt iets voor het Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen... Ik ging noodgedwongen gespecialiseerde wetenschappelijke werken raadplegen, ofschoon het boek toch grotendeels uit parate kennis groeide. Bij de Engelse specialiste van de Graalliteratuur vond ik theorieën die volkomen in de
| |
| |
lijn van Jungs opvattingen liggen, ofschoon deze knappe geleerde dame schreef vóór Jung aan het woord kwam, of althans weerklank had gevonden. Op grond van de visie van haar landgenoot, de antropoloog Frazer, auteur van de magistrale Golden Bough, een ware mijlpaal in de cultuurgeschiedenis, kwam zij tot de slotsom dat de Graalromans de epische, uiteraard zwaar getransponeerde verwoording zijn van prehistorische vruchtbaarheidsrituelen, die pas in de middeleeuwen gekerstend zijn geworden. Deze vruchtbaarheidsrituelen moeten hebben plaats gevonden in antieke heiligdommen van de westerse wereld. Welke heiligdommen? Onmiddellijk dacht ik aan Stonehenge in Wiltshire, waar ik geweest ben en waarover ik alle beschikbare geschriften gelezen heb. Het is een kringvormige tempel, eigenlijk veel ‘beschaafder’ dan de meer voorkomende steencirkels of de ons welbekende hunebedden, die algemeen dolmen worden genoemd. Bij de Griekse auteur Diodoros van Sicilië vond ik verwijzing naar een tekst van zowat 750 vóór onze tijdrekening. Hierin wordt duidelijk naar Stonehenge verwezen. Diodoros heeft in zijn oude bronnen beschrijvingen van belangrijke rituelen aangetroffen, die aldaar plaatsgrepen, ofschoon er natuurlijk van een exacte weergave van de gang van zaken geen sprake is... Bij een ander schrijver treft men een passus aan, waarin beschreven wordt hoe tijdens de religieuze plechtigheden zwanen boven de hoofden van de gelovigen kwamen cirkelen. Stel je nu voor, dat er zich in de buurt - enfin, in ‘zwanevlucht’ niet ver van Stonehenge, te Abbotsbury bij Dorchester nog een enorme, kennelijk uit voorhistorische tijden daterende broedplaats van zwanen bevindt. Een toeristische lokvogel - en of - van kaliber! Zo vatte bij mij de overtuiging post, dat het ritueel uit de Graalvertellingen, waarin je tussen de lijnen eigenlijk van een inwijding getuige bent, misschien heel wat schatplichtig kon
zijn aan de gebruiken van de Stonehengemensen... Later wordt dit heidens religieus gebeuren gekerstend. Volgens de antieke legende is Jozef van Arimathea na Jezus' kruisiging naar Engeland gekomen met de Graal, een beker waarin hij het bloed van de stervende Heiland had opgevangen. Hij vestigt zich in wat men Avallon heeft genoemd en uit die vestiging ontwikkelt zich later de ook nu als ruïne nog indrukwekkend-mystiek aandoende abdij van Glastonbury. Een legende, natuurlijk. Maar dat bloed van Jezus had toch iets erg bekends. Bracht onze graaf van Vlaanderen, Diederik van de Elzas, niet het Heilig Bloed mee van de Kruistocht? En was het niet Diederiks zoon, graaf Filips van de Elzas, die aan Chrétien de Troyes omstreeks 1200 opdracht gaf zijn ‘Conte del Graal’ te schrijven? Toevallig? Of is er zo iets als een mystieke maar slechts voor ingewijden openstaande sekte geweest, een onderstroming van het christendom? In elk geval had het iets te maken met esoterie. Inderdaad bestaat
| |
| |
er geen enkel middeleeuws schilderij waar de Graal op voorkomt. Men kwam er dus blijkbaar niet mee naar buiten. Waarom? Wat is het soms aan de dag tredend verband met de later door Filips de Schone, omwille van het geld, doch ook ingevolge beschuldiging van ketterij, uitgeroeide Tempeliersorde? Ach, ik was niet de eerste die hier aandacht aan besteed heeft, doch tot dusver waren het meestal lieden die zich uitsluitend op de traditionele overleveringen toeleggen, alle vragen willen beantwoorden en de objectiviteit naast zich leggen. Ik laat daarentegen een boel vragen onbeantwoord.
Het ziet ernaar uit dat u een nieuw soort essay wil lanceren...
In verband met De Zwanen van Stonehenge kan mogelijk gezegd worden, dat ik inderdaad streef naar de schepping in het Nederlands van een essay op z'n Engels. Ik houd mij aan de bepaling van de Van Dale van het essay: niet te korte proeve, niet te kort opstel, voor een ruim publiek bestemd, persoonlijk gekleurde verhandeling over een wetenschappelijk of literair onderwerp. Ik geloof inderdaad dat wij het Engels essay tot voorbeeld moeten nemen. Eigenlijk streefde Teirlinck er reeds naar met de rubriek ‘Zoek de Mens’ in het N.V.T., maar de medewerkers begrepen niet wat hij precies van hen verlangde. Ik in die tijd ook niet. Vreemd is, dat het publiek dit genre, althans wat mij betreft, schijnt te aanvaarden. Er bestaat dus wel een behoefte, maar men moet niet proberen hieraan tegemoet te komen met geleerde muilezelarijen en citaten uit boeken van anderen. Waar het nodig is, màg het best, doch hoofdzaak is de persoonlijke benadering.
Uw laatste boek dateert van 1972 en heet ‘De vingerafdrukken van Brahma’.
Het zijn gedeeltelijk oudere verhalen die vroeger in de periodieke pers verschenen. Er is zelfs een kerstverhaal bij dat ik op verzoek van een Antwerps dagblad heb geschreven. Ook ditmaal vormt Antwerpen als magische stad de achtergrond, ook hier worden de magische en de dagelijkse realiteit als schering en inslag door elkaar verwerkt. Het boek bevat twee novellen die lang genoeg zijn dat vele collega's ze gewoon als aparte romans zouden uitgeven... Het belangrijkst is het titelverhaal, waarin ik de verbeelding wel erg de vrije loop heb gelaten... Het gaat over de hoofdredacteur van een lokale Antwerpse krant, die grotendeels toevallig ontdekt, dat één van zijn voorgangers honderd jaar geleden een huiveringwekkend avontuur heeft beleefd. Deze ontdekking is het gevolg van de nieuwsgierigheid van mijn hedendaagse journalist, die erachter wil komen wat zijn collega van
| |
| |
voor honderd jaar ertoe aanzette eensklaps een campagne voor het behoud van het antieke stadsbeeld af te breken... Actueel ook al!
De vrouw bekleedt in uw werk een sleutelpositie.
Dat wil ik graag bevestigen. Ik heb nooit geschreven over een vrouw die antipathiek is, op De heks en de archeoloog na. En zelfs dàn... Ik zie in de vrouw vooral het positieve: ze is gevoelig, intelligent, mooi - met een woord: de animafiguur. Mijn animafiguur?
De ideale vrouw voor u is: een vurig lichaam waarin de geest primeert.
Ik vind het een goede definitie, al worden de elementen door het ouderworden verschoven. In elk geval wens ik mij af te zetten tegen literatuur die louter op seks steunt. Ik geloof niet dat ik een kwezelachtig schrijver ben, maar ik vind dat de sublimatie van de seksuele verhoudingen en de geestelijke verhoudingen belangrijk is. Het schept een problematiek, die de roman aanvaardbaar maakt. De relatie man-vrouw omvat beider wereld in zijn totaliteit. Als ik sommige hedendaagse auteurs lees, vraag ik mij af, of hun eenzijdige oriëntatie op het seksuele niet hieraan is toe te schrijven, dat hun voorgeslacht later uit de bomen is gekomen. De mutatie van aapachtig wezen tot homo sapiens heeft zich niet op één dag voltrokken. Misschien zitten er van de ene tot de andere sterveling wel honderdduizenden jaren verschil op. Zodat sommige romans een mentaliteit weerspiegelen die aan het gestoei in de apenkooi in de dierentuin doet denken...
Over seks in de literatuur heb ik bij Collin Wilson een goede definitie gelezen. Het seksuele element in een liefderoman kan niet vermeden worden. Maar een roman is een organisme met een eigen psychologische stofwisseling. De seks moet mee in het verteringsproces van de roman worden opgenomen. Als het accent te zwaar op de seks valt en de stofwisseling raakt aldus in de war, dan is er iets niet in orde.
Bij herhaling duikt in uw geschriften een zin op als deze: ‘door het leven van vele littekens voorzien’. U hebt toch een mooie carrière gemaakt.
Ik ben soms stomverbaasd dat het zo gelopen is. Als ik, zoals zovele andere schrijvers, af en toe eens een boek zou hebben gepubliceerd, zou ik wellicht ook al tevreden zijn geweest. Of nee... Dat is toch niet juist. Wat mijn werk betreft laboreer ik wel aan een mentaliteit van alles of niets... Mijn particulier leven is niet altijd zo gemakkelijk geweest. Ik wil dat niet
| |
| |
dramatizeren. Het is wellicht dank zij die moeilijkheden, dat ik uit innerlijke noodzaak ben blijven schrijven. Op deze wijze kun je ook een boel problemen afreageren, die anders definitief je leven zouden verpesten.
U wordt in Noord-Nederland meer gelezen dan in Vlaanderen.
Dat is mathematisch uit te rekenen. Er zijn 13 miljoen Nederlanders en 6 miljoen Vlamingen. Dat zou dus de verhouding 1-2 moeten geven. De reële verhouding is 1-4. Ook dit is verklaarbaar. Het Nederlands publiek lijkt mij meer ‘bookminded’. Het aantal boekhandels is in Nederland veel groter. Het onderwijs heeft lang meer dan het onze aandacht besteed aan de literatuur. Ik beantwoord in feite niet aan de conventionele opvatting van de Vlaamse aard. Die wordt in Nederland door Timmermans belichaamd. Hiermee bedoel ik niets onaardigs: ik koester een diepe bewondering voor Timmermans. Immers, ik heb meegewerkt aan een boek over hem. Hij is een auteur, die opnieuw tot de jongeren begint door te dringen. Walter van de Broeck zei me onlangs nog: als zovelen een oeuvre als het zijne waarderen, kun je het zomaar niet als iets waardeloos weggooien. Dit alles om te zeggen, dat de genegenheid van het Nederlands publiek, wat mij betreft, toch niet wordt opgewekt door het aspect van de goedleefse, vrolijke Vlaming, die men - ten onrechte - in Timmermans zag.
U hecht veel belang aan de presentatie van een boek?
De mode is op dit gebied toonaangevend. Momenteel wordt een werk in Nederland niet voor literair volwaardig beschouwd als het geen paperback is. Die mode veranderde haast van de ene tot de andere dag. Van De Heks en de Archeoloog was op een paar maanden tijds de eerste oplage, mooi gebonden, geheel uitverkocht. Hieruit concludeerde de uitgever dat hij terstond een tweede druk hoorde op te leggen. Dadelijk was weer de helft geliquideerd. En dan, eensklaps, bleek het paperback al wat de klok sloeg. Onmiddellijk ging dat gebonden boek veel langzamer lopen. De prijs van een paperback - dat is het vreemde! - lag nochtans niet lager. Eerstdaags komt de derde druk, ditmaal dus in paperback, en die paperback wordt duurder dan het gebonden boek, waarvan er, voor de liefhebbers van een kloeke band, nog wel enkele honderdtallen in de Vlaamse boekhandel voorradig zijn... Gek, nietwaar? Binnenkort zal het dan weer wat anders moeten zijn...
| |
| |
Wat werd van uw werk vertaald?
Na Hélène Defraye in het Frans komt eerstdaags De komst van Joachim Stiller in het Engels, te New York, uitgegeven door de firma Twayne, een solide zaak. Ook dàt is belangrijk: wat heb je aan een vertaling, die in het buitenland bij een zesderangsuitgever verschijnt. Ik stel die Amerikaanse editie bijzonder op prijs. Het is een initiatief van de Stichting voor Vertalingen te Amsterdam.
U bent eigenlijk een non-conformist.
Als je hiermee op de literatuur zinspeelt...? Ik houd mij niet alleen bij de sacrosancte literatuur. Ik heb mij in niet zo best befaamde fantastische schrijvers verdiept. Ik waardeer de science-fiction. Ik haal graag eens een vergeten figuur weer op, zoals P.F. van Kerckhoven, van wie ik Liefde in modern Nederlands... ‘vertaalde’. Ik koester belangstelling voor een figuur als Eugène Sue... Cultureel en sociaal hebben deze mensen hun belang en ze zijn boeiend als vertegenwoordigers van hun tijd. Het Belgisch socialisme dankt méér zijn ontstaan aan Eugène Sue, wiens werken in wilde vertalingen te Gent en Antwerpen werden gecolporteerd, dan aan Marx of Engels. Inmiddels kan ik heus wel over Proust of Joyce of Müsil meepraten, hoor!
Wat is schrijven voor u? Waarom schrijft u?
Door deze vraag voelde ik mij vroeger in het nauw gedreven. Ik geloof dat Sartre mij aan het antwoord heeft geholpen. Schrijven is een daad van vrijheid. Je hoeft niet te schrijven. Je kunt gaan schrijven als je er zin in hebt. Maar hoe dan ook, je moet een keuze maken en die keuze is een manifestatie van je menselijke vrijheid. Ik geloof dat dààr iets ergs belangrijks in zit: je als vrije mens manifesteren. Dat is essentieel. Is het niet opvallend dat in autoritaire regimes, in politiestaten, vroeg of laat er toch steeds weer een aantal auteurs in botsing komen met het regime? Dat het zulke mensen overkomt vind ik afschuwelijk, maar het verschijnsel an sich verhoogt aanzienlijk de morele betekenis van de letteren...
Verder is schrijven een onvoorstelbaar waardevolle mogelijkheid tot zelfverkenning. De Grieken wisten best wat ze deden, toen zij erop aandrongen dat de mens zichzelf zou kennen. Meestal kènnen wij ons zelf inderdaad niet. Men kan heel goed aan de oppervlakte van zichzelf leven - het klinkt wat vreemd en stuntelig, maar ik geloof niet dat het onduidelijk is - een
| |
| |
heel bestaan lang kunnen sommigen het best stellen zonder zichzelf één vraag te stellen. Wanneer je éénmaal gaat schrijven, kom je daar niet onderuit. Enfin, als je het wat serieus meent. Voor mij kwam hier nog het magisch-realisme met zijn peilen naar de diepten van het collectief onbewuste. Het geschiedt niet opzettelijk, maar het overkomt je toch maar. Derwijze wordt je wereld enorm uitgebreid. Je ontdekt werelden in je zelf, die je er nooit aanwezig hebt vermoed. Je ziet dus, dat ik met het cliché ‘ken u zelf’ niet alleen het psychologisch benaderen en versterken van innerlijke morele waarden bedoel. Neen, waar ik op zinspeel is ook het afdalen in een onbekend deel van je persoonlijkheid. Verkennen van het collectief onbewuste betekent meteen, dat je inschakelt op een stroomcircuit, waaraan - althans potentieel - de ganse mensheid participeert. Dat is toch belangrijk? En zo kom je ten slotte toch op het gebied van de morele waarden. Als ik ervaren heb, dat bij het schrijven van De komst van Joachim Stiller een sterk aan Christus herinnerend archetype in mij gaat leven, waarom zou ik dan neerkijken op een gelovige, al blijf ik zélf wie en wat ik steeds geweest ben?... Schrijven is, hoe dan ook, een daad van menselijke solidariteit. Ook omdat je, al loochen je dat met klem, nu eenmaal een klankbord nodig hebt. Dat klankbord is het publiek. Door op dit publiek een beroep te doen, engageer je je zelf als mens. Aldus bekeken kan schrijven nooit anders zijn dan engagement van je individuele persoonlijkheid. Op die manier ben ik ook bereid het engagement, maar dan het in volle vrijheid zélf gekozen engagement, onder alle opzichten te aanvaarden...
|
|