Kroniek
Lieve Scheer / Gekwetste muziekdoos
Van Walter Roland verscheen bij uitg. Soethoudt te Antwerpen het ernstige boek Kain, waar is je broeder, een bundel verhalen, anekdoten, schetsen rond de oorlog, variërend van 1 tot 30 pp. Als ik oorlog zeg, bedoel ik niet zozeer het veilige binnenland waar men enkel de sporen ervan merkt, maar vooral het front met zijn alom-aanwezige smaak van de dood.
Ik heb weinig proza gelezen waar de hoorbare, ruikbare, voelbare vernieling zo onontkoombaar in de lucht hing als hier. De spanning versplintert de tijd in moment tot moment, versplintert de zintuiglijkheid in losstaande hamerende indrukken. Er is een stem die een bevel geeft. Telkens weer. Er is het hoge gras waar men in schuilt. Er springen granaten uiteen. Er is het struikgewas achter de berken. Er is de stem die niet aflaat, tot ze ineens met een andere klank te horen is, en daarna niet meer. Er zijn de verlaten granaatwerpers die men bereikt, nog heet.
Zo gaat het er in Rolands proza aan toe. De paniek vergroot elke waarneming, geeft een koortsachtige geladenheid. De schijnbaar laconisch korte zinsbouw spant het gebeuren op tot een heftige bijna, niet te dragen angst. Telkens weer valt de polsslag van het ritme uit, staat het hart stil. Maar zonder verpozen draait de oorlogsmachine voort, flegmatisch, onaangedaan. Voor de mens die als een mier daartussen verloren zit is er geen uitkomst.
Wat dit werk in waarde doet toenemen is dat de schrijver de anekdotiek van zijn verhalen niet eenzijdig heeft geput uit zijn eigen verleden als oostfrontstrijder. Hij is geen geobsedeerde die het boek als een soort vuilbak voor zijn trauma's gebruikt. Voor hem gaat het om de verruimde algemene thematiek en problematiek die mensen opstelt tegenover mensen, waar ook ter wereld. Een van de verhalen, Late bruidsnacht, speelt zich af in zwart Afrika, De fellah in een Arabisch land, zes anderen aan een niet genoemd front. De personages zijn exemplarisch: ze worden niet beschreven en dragen geen naam. Het thema van de oorlog wordt in zijn algemeenheid gesteld, zoals een van de figuren in het heetst van de strijd het trouwens zelf verwoordt: ‘Hij denkt aan de vrijheid, die hij voor anderen moet veroveren. Waarom zou hij sterven voor de vrijheid van anderen? Wie dwingt hem ertoe anderen te bevrijden? Wie dwingt de vijand ertoe? Iedereen wordt