| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Tirade
17de jrg., nr. 191, nov. 1973
Een Jan Greshoff-nummer.
De meeste bijdragen zijn van persoonlijke aard: herinneringen, huldeartikels. Over hun kennismaking, contacten en vriendschap met Greshoff schrijven P.H. Dubois, Leo Vroman, Nini Brunt (zijn schoonzuster), de Afrikaanse dichter Etienne Leroux, A. Roland Holst, zijn zoon Kees Greshoff, F.C. Terborgh en Marnix Gijsen. In dezelfde richting, maar dan vanuit een toeschouwersstandpunt, gaan bijdragen van Clem Bittremieux: ‘Jan van Nijlen via Jan Greshoff’, H.A. Wage over de vriendschap Greshoff - P.N. van Eyck en van J.H.W. Veenstra: ‘Du Perron en Greshoff, een vriendschap vol misverstand.’ Enigszins daarbuiten vallen, als enige strikt aan het werk gebonden bijdragen, een opstel van L. Gillet over het gevecht met de taal in de vroegste gedichten, en een van G.W. Huygens over ‘Het proza van Greshoff’. Samenstellers van dit nummer waren P.H. Dubois, S.J. van Faassen, R. Spoor en G.A. van Oorschot.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
26ste jrg., nr. 7, sept. 1973
‘Een blijde, onvoorziene dag’ is een nieuw verhaal van Jef Geeraerts. De vitalistische elementen worden er door een portie melancholie in evenwicht gehouden. Ander proza, zeer nerveus van stijl, is van R.R. van Londersele: ‘Het gebouw, onder de eksters’. ‘Kort proza’ van Marc Steenmans is nog te lang. Vier goede gedichten van Hans van de Waarsenburg. Freddy de Vree schrijft een zeer boeiend essay, gestoffeerd met interviewfragmenten, over de persoon en het werk van William S. Burroughs. Serge Govaert besluit zijn studie over ‘Jan Wolkers, Ingmar Bergman en de Barok’. In ‘Reflex’ o.m. een bespreking van Jonckheeres ‘Poëtische Inventaris’ door H.F. Jespers, bedenkingen over de zin van het schrijven door D. Robberechts en een reactie op de retrospectieve Octave Landuyt door Erik van Ruysbeek.
| |
Raam
nr. 97, zomer 1973
Dit is een aflevering die helemaal gevuld wordt door een zeer boeiende en tot nadenken aanzettende tekst van Jacques van Alphen: ‘Literatuur in discussie’. Vanuit de vraag naar de zin van het letterkundeonderwijs tracht Van Alphen een coherente en persoonlijke visie te expliciteren op het verschijnsel literatuur. Hij kiest daarvoor de fenomenologische benaderingswijze, die de relatie tussen tekst en lezer centraal
| |
| |
stelt. Na een scherpzinnige, evenwichtige en genuanceerde gedachtengang, die leidt tot het centrale begrip van ‘perspectiefwerking’ van literatuur, worden met minder bedachtzaamheid een aantal normen en richtlijnen aan de literaire kritiek opgedrongen. In een volgend deel, dat naast heel wat zeer pertinente gedachten ook minder gemotiveerde stellingen bevat, zoekt Van Alphen naar de relatie tussen literatuur en sociaal-historische werkelijkheid, om tenslotte zeer terecht een ideale lees- en studiemethode voor te stellen, die zowel het objectieve moment tekst als het subjectieve moment leeservaring recht laat wedervaren. Een tekst, waarmee men het in onderdelen oneens kan zijn, maar die alleszins zelf perspectiefverruimend werkt.
| |
De Gids
136ste jrg., nr. 8, 1973
J.R. Evenhuis schrijft een interessant opstel over ‘De “vulgarisatie” van de boeventalen’. Verder twee prozaïsten en twee dichters. ‘Zwarte honger’, een verhaaltje van Willy Lauwens, is nogal melodramatisch, en in ‘De gelijkenis’ verhaalt Hanny Hetterschnij-Lammen op nogal goedkoop karikaturale wijze over een door de wereld en het vlees geteisterd pastoor. ‘Exodus’ is een lang, zeer sterk gedicht van Hugues C. Pernath. Ondanks enkele geestige en droogkomieke plaatsen missen de ‘Acht gedichten’ van Berend Laseur elke poë- & Kritiek' hervat J. Bernlef zijn literaire rubriek met een bespreking van de gedichten van Kees Ouwens. Sybren Polet zet zijn theoretische beschouwingen uit ‘Literatuur als werkelijkheid...’ voort met een pleidooi voor ‘Onzuivere literatuur, totaalproza’. R.A. Kraayeveld heeft in dezelfde kroniek nochtans geen goed woord over voor Polet als theoreticus. Rudolf Geel bespreekt ‘Literair Lustrum 2’. Vermeld mag ook nog worden een stukje van dezelfde Geel, onder de rubriek ‘Religie’, over ‘Johannes de Loper’, ook genaamd Johan Cruyff.
| |
De Revisor
1ste jrg., nr. 1, januari 1974
Dit nieuwe blad, dat ‘kan gezien worden als een voortzetting van het opgeheven Soma’, zal tienmaal per jaar verschijnen, wordt uitgegeven door Athenaeum - Polak & Van Gennep te Amsterdam en staat onder redactie van Paul Beers, Tom van Deel, Jan Donkers, D.A. Kooiman en Peter Verstegen. Het redactieadres: Keizersgracht 608, Amsterdam. Abonnement 35 gld. per jaar (buitenland 45 gld.).
Uit de ‘Verantwoording’ leren we dat er uitdrukkelijk niet gezocht wordt naar ongebaande wegen. Wel: ‘Levendigheid en afwisseling, de opvallende kwaliteiten van Soma, zullen ook in De Revisor onverminderd worden nagestreefd’. Er worden regelmatige themanummers voorzien, en meer plaats voor essayistiek en vertaalde literatuur. ‘Een polemisch-satirische rubriek, tenslotte, zal een uitlaat bieden aan de lagere instincten van redacteuren en medewerkers.’ In die rubriek vinden we nu al bedenkingen over ‘posthume publikaties’ van Vestdijk, uitvallen tegen de poëzie van Van het Reve en tegen het neo-experimenteel en neo-impressionistisch geschrijf van enige dichters. Wat vertaalde literatuur betreft is er een fragment van de Pool Marian Pankowski, die al vroeger te gast was in Soma. Hij wordt ingeleid
| |
| |
door Pszisko Jacobs. Essayistische en kritische bijdragen: een zeer gunstige bespreking van Fokkema's variantenstudie bij Achterberg, een stukje over tische overtuigingskracht. In ‘Kroniek W.F. Hermans’ nieuwe roman ‘Het evangelie van O. Dapper dapper’, door Battus en vooral een interessante confrontatie van enkele essayisten door Paul Beers: H. Kaleis, P. de Wispelaere, Weverbergh, Fens en Oversteegen. Onder de creatieve bijdragen knap geschreven ‘Souvenirs’ van D.A. Kooiman, goede ‘Welshe gedichten’ van Habakuk II de Balker en proza van A. Tuinman: ‘Uit een dagboek’. Tot zover alleszins niet onder het peil van wijlen Soma.
| |
De Vlaamse Gids
57ste jrg., nr. 11, nov. 1973
Een nummer gewijd aan de onlangs gehouden ‘Dagen van de Vlaamse Gids’, over het thema ‘Film en literatuur’. Een hele reeks teksten van referaten onderzoekt de relatie tussen beide, in de eerste plaats wat de hedendaagse Belgische filmproduktie betreft. Die filmproduktie staat nu juist zeer sterk in het teken van verfilmde literatuur, een vaststelling waaromheen de meeste sprekers hun tekst ontwerpen. Het is onmogelijk hier de verschillende meningen en nuances van meningen omtrent de mogelijkheid, wenselijkheid of noodzakelijkheid van de interactie film-literatuur weer te geven. Het grootste enthousiasme komt uiteraard van de literatoren, die hun publiek ongehoord zien groeien. De grootste terughoudendheid en beklemtoning van de eigen aard van het filmmedium komt van cineasten en filmcritici als Frans Buyens en Ivo Nelissen. Vermeldenswaard is nog het artikel van producer Paul Verhoeven over de mogelijkheden en onmogelijkheden bij zijn verfilming van ‘Turks Fruit’. Buiten het thema vallen een gedicht van Piet Vandeloo, experimenteel proza van Lucienne Stassaert en een opstel van W. Prevenier over ‘Johan Huizinga en de geschiedschrijving der 20e eeuw’.
| |
Nieuwe Stemmen
30ste jrg., nr. 1, okt. 1973
Hoofdbrok in dit nummer is een artikel van de Oostenrijker Paul Wimmer over de hedendaagse poëzie in zijn land. Hij geeft geen overzicht van stromingen en opvattingen maar een gecommentarieerde bloemlezing uit het werk van enkele belangrijke dichters. Van René Verbeeck en Rob Goswin worden enkele goede gedichten gepubliceerd. Opvallend is vooral de kentering naar grotere eenvoud en gevoelsnuancering bij Goswin. Robin Hannelore schrijft een verhaal, ‘Sfinksen’, dat het ondoorgrondelijke in een mensenleven moet belichten.
| |
Yang
9de jrg., nr. 51, okt. 1973
De Yang-prijs 1973 werd toegekend aan Clem Schouwenaars voor zijn roman ‘De Seizoenen’. Een van de volgende afleveringen zal grotendeels aan zijn werk gewijd zijn. Enkele proza's en heel wat gedichten in dit nummer. Onder de talrijke dichters valt niemand bijzonder gunstig op. Het best zijn nog Armand van Assche, Hedwig Verlinde en Guido Arbeid. Patricia Lasoen ontgoochelt met wel erg huisbakken versjes. ‘Strictly for the birds’ is een rommelig SF-verhaaltje van Robert C. Smeets. Jef Maes publiceert twee onopvallende tekstjes. On- | |
| |
der de titel ‘Beervelde in Londen’ schetst Roland Jooris de overeenkomsten en even belangrijke verschillen tussen de schilders R. Raveel, Raoul de Keyser, Etienne Elias en Reinier Lucassen. Uitgangspunt is hun samenwerking bij de schildering in het kasteel van Beervelde. Ter gelegenheid van ‘Poetry International’ te Rotterdam, had Jules Welling een ontmoeting met Allen Ginsberg. Hij rapporteert een nogal wazig gesprek met hem en geeft enige informatie over zijn optreden op het dichterfestival en zijn betekenis als profeet van een generatie. Jan Hoet stelt het hyperrealisme van Marcel Maeyer voor. In ‘Nederlands cursief’ vernemen we heel wat oude nieuwsjes over literaire actualiteit.
| |
Heibel
8ste jrg., nr. 3-4
Het creatieve gedeelte opent met een verhaal van Frans Depeuter, dat de innerlijke wereld van een naïef, hoogzwanger vrouwtje weergeeft, terwijl ze op de erg late thuiskomst van haar man wacht. Een verdienste is alleszins dat het verhaal zelf niet meer hoogzwanger van problematiek is. Dries Janssen publiceert een fragment uit een nieuwe roman: ‘Een deur, en nog een deur’. ‘Onvoorzichtig’ is een SF-verhaal van Bob van Laerhoven: altijd wel prettig om lezen. Enkele dichters. J. Kinnaer en Baron, schrijven pretentieloze verzen. Dat is meer dan kan gezegd worden van Neer Vantina. Verder twee zeer goede, hoewel misschien wat te geraffineerde gedichten van Pieter Aerts. Robin Hannelore schrijft enkele woorden over de jongste bundel van Pol le Roy: ‘Evenwicht’. Jan van den Weghe stelt zich kritisch op tegenover het VSO. Hij maakt vooral en terecht bezwaar tegen het geïmproviseerde en ‘à-peu-près-karakter’ van dat onderwijsexperiment. Armand Boni brengt hulde aan zijn nu 90-jarige vriend, bouwmeester en schilder Flor van Reeth. Volgens Roger van Brabant moet Jan van den Weghe absoluut de volgende staatsprijs voor het proza krijgen. Uitdelen van alternatieve staatsprijzen wordt stilaan een Heibelspecialiteit. Dan is er nog de rubriek van Dries Janssen, met deze keer wat mager uitgevallen lectuurnotities. Ook Robin Hannelore ‘veegt’ deze keer maar slordig ‘de vloer aan’. Walter van den Broeck begint een eigen satirisch rubriekje. Tenslotte antwoordt Paul Hardy zeer rustig op Van den Weghes protest tegen zijn bespreking van ‘Djiki-djiki’.
| |
Varia
- In Gezelliana (4de jrg., nr. 1-2, 1973) geeft J. Boets een artikelenreeks uit van G. Gezelle over Marcus ab Aviano, verschenen in de Gazette van Kortrijk in 1835.
- In Spektator (3de jrg., nr. 1, sept. 1973) schrijft F.J. Douma het geringe succes van Van het Reves Engelse verhalen toe aan een gebrekkige Engelse prozastijl. J. Kuijper bespreekt Hartkamps uitgave van de verzamelde gedichten van Vestdijk.
- Revolver (5de jrg., nr. 2, 1973) pakt uit met een prachtige map met twee tekeningen van Jan Vanriet. Aflevering 3 van dezelfde jaargang benadert schilder Raoul de Keyser langs enkele fragmentarische teksten en reproducties van een reeks kleine schilderijen: ‘Notebook 1’.
Hugo Brems
|
|