Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 118
(1973)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 783]
| |
De laatste rondeTurks en ander fruitIn onze laag-bij-de-zeese landjes zien boeken het licht die vroeger geen kans zouden krijgen. Om te beginnen zou geen uitgever bereid gevonden worden om dergelijke dingen op de markt te brengen. Verder zou de censuur onverbiddelijk ingrijpen. Ten slotte zouden de mensen het boek als ‘verderfelijk’ en als ‘schuttingtaal’ veroordelen, met om de mond een trekje van superieur misprijzen. (Hetgeen hen niet zou verhinderen Mevrouw te bedriegen met om het even welk aardig ding! De Franse auteurs Labiche en Feydeau hebben daar overvloedig de draak mee gestoken.) Maar kom: deze burgerij die o.a. door Tsjechov en door Ibsen zo in haar hemdje zou worden gezet, slaagde erin, uit hoofde van zedelijke principes, in 1857 Baudelaire te doen veroordelen omwille van bepaalde obscene gedichten uit Les Fleurs du Mal. Vandaag vragen onthutste middelbare scholieren zich af wat dààr nu voor obsceens in zat na - ontgoocheld - de bundel doorbladerd te hebben. Dezelfde burgerij speelde het klaar in 1915 De Regenboog en in 1928 Lady Chatterley's Lover, allebei boeken van D.H. Lawrence, te verbieden. Nochtans schreef Lawrence dat naast de puriteinen met hun seksuele taboes de moderne jongelui staan ‘die het lichaam behandelen als een stuk speelgoed (...). Deze jongelui spotten met het belang van de seksualiteit en gaan met elkaar naar bed zoals ze samen een cocktail drinken.’ Dezelfde burgerij weer kon De Kreeftskeerkring van Henry Miller in 1934 doen verdwijnen en de auteur veroordelen tot een armoedig bestaan in Europa. En nochtans: Baudelaire, Lawrence en Miller waren niet de eersten die wat opener over slaapkamer- en bedaffaires schreven. Als we ons naar de achttiende eeuw wenden, zien we de vertaling van de Mille et Une Nuits de Shéhérazade, door Galland, maar ook De Sade († 1814) en, iets vroeger, Restif de la Bretonne († 1806) en Choderlos de Laclos († 1803), die bepaalde aspecten van de perversiteit behandelden. Net zoals l'abbé Prévost (Manon Lescaut, 1753), waren ze handig genoeg om over de ‘gruwelijke’ (vandaag echter lectuur voor communicanten, op De Sade na) verhalen die ze vertelden een moreel sausje te gieten. Ze hadden als enige bedoeling, zeiden ze, de jongelui te tonen tot waar de passie leiden kon, de jongelui te waarschuwen voor ongebreideldheid. Ze wierpen zich op als kampioenen van deugdzaamheid en eerbaarheid. Nou, nou... We kunnen nog verder terug: de Contes van Lafontaine, het Testament van Vil- | |
[pagina 784]
| |
lon, de Middeleeuwse verhalen van Chaucer (enkele films over de Decamerone, de Canterbury Tales en dies meer wierpen onlangs een rosse gloed over middeleeuwen en renaissance...). Ook in de oudheid waren er kerels die wel wisten waar Abraham z'n mosterd haalde... In de humaniora krijg je echter gekuiste bloemlezingen waar niet alle werk van Griekse lier- en andere dichters in staat, waar niet alles wat Romeinse blij- en andere speldichters produceerden, in te vinden is. Zelfs het bijbelse Hooglied was niet je dàt... | |
Seks zonder censuurWaarover maken bepaalde mensen zich dan druk? Ik Jan (Cremer) was een eerste kassei door burgerlijke ruiten. Branieachtig-stoer trapt hij allerlei heilige huisjes in mekaar, ramt deugdelijke principes te pletter. Maar hij doet het (haast) altijd met een geestige knipoog van ‘'t is allemaal niet waar hoor! gein! lekker lezen!’. In feite pretentieloze vertelseltjes. Ik Jef (Geeraerts) is een ander geval. Branieachtig is hij wél. Maar geestig? Kom nou. Seks wordt door hem gebruikt (om lezers te trekken?) of, liever, is ondergeschikt aan twee dingen: afrekenen met de Belgische Staat die, langs politici en generaals om, de boel in de rijke kolonie zo grondig verknoeide (daarvoor kreeg de auteur een vette prijs...); afrekenen met de Kerk die de Staat helpt, doch die vooral de mensen in hun gezonde levensdrift heeft afgeremd. En Geeraerts wil nu eens bewijzen dat hij zich nog net op tijd rekenschap gegeven heeft van die situatie, dat hij zich om geen enkele tuin heeft laten leiden. Maar, net zoals Cremer, kan hij schrijven. Schrijven kan ook Ik, Jan Wolkers, die staat een beetje tussen de vorige twee auteurs in. Hij mist Cremers olijke knipoog en Geeraerts' politiekerigheid. Bij hem: levensdrift. Of... gewoon maar seks. Het is evenwel tekenend dat deze boeken de publieke gunst genieten, ook al worden in sommige kringen die werken nog onder de tafel doorgegeven. Vurrukkeluk stiekum. Enorme oplagen, terwijl mensen die iets te vertellen hebben nérgens staan. Is dit fenomeen een aanduiding dat de traditionele roman aan stuiptrekkingen toe is? Waarover nog schrijven? De mass-media praten in alle huiskamers openlijk over seks- en andere schandalen die als hoofdpersonages bekende politici hebben, die deze machtige halfgoden van de twintigste eeuw aftakelen. Waarover nog schrijven? Alles is gezegd. Dan maar over datgene waarover niemand openlijk durft praten. Gebrek aan echte verbeeldingskracht? Vermoeidheid van het westerse zoeken? | |
Seks door censuurEn de censuur zwijgt (of maakt gratis publiciteit...). Wie zou de verantwoordelijkheid durven nemen, nu in talloze ons omringende landen de wettelijkheid steeds meer vrijheid toestaat? Niet zozeer omdat men vertrouwen heeft in de menselijke verantwoordelijkheidszin of in de morele integriteit van de samenleving. Wel omdat men beseft dat verbieden vechten is tegen de bierkaai. Dat leert de geschiedenis... Auteurs hoeven niet meer de seks in gefrustreerde vormen aan te bieden, zoals de romantici het deden met hun sprookjes en griezelverhalen over vampiers en frankensteiner afwijkingen. De mensen hoeven seks niet meer stiekem te bedrijven in wat Guitry noemde ‘des | |
[pagina 785]
| |
maisons closes ouvertes à tout le monde’, in bourgeois garçonnières. Sex-shops en bars wijzen op een ineenstuiken van taboes. Men is vrij. Vrij. Zo vrij dat je geen roman, geen film, geen televisieshow meer kan maken of je moet er de nodige portie blote billen bij hebben. Servet is één voorbeeldje. En dan moet je eraan denken dat de rechtspraak een gevaarlijk spel speelt. Seks mag. Kritiek niet. Rusland heeft Amalrik, Duitsland heeft onze Mandel, wij hebben de Franse Krivine. Laat de mensen porno lezen tot ze ervan kokhalzen, want dat is ongevaarlijk. En uitgeverijen spelen gnuivend het spel mee. Ze ruiken gouden dukaten. Dat gelijkt erg op The Brave new World, op de kille Huxley-wereld. Seks is een middel om de saaie monotonie, om de grauwe verveling te vergeten. Wat zal er gebeuren zodra de mensen doorzien dat zulks een vuil maneuver is en dat je beter de diepere oorzaken van deze vervelende monotonie kan opsporen? Guido Wulms | |
Ik draag geen vlaggen in de stoetIk draag geen vlaggen in de stoet
ik bal geen vuist ik breng geen groet
ik roer geen trom ik sla geen maat
ik vraag niet welke kant men gaat
ik blaas geen hoorn ik speel geen fluit
ik schuw de troep om zijn geluid
ik stap niet mee ik wil geen leen
ik neem de zijweg ik ga alleen.
Juul Kinnaer
| |
MuurbloemEens
zal ik een gedicht schrijven
stil
als de muurbloem
misschien ben ik dan oud
ga ik dood
dan zullen de jongeren zeggen
hij was 't
die van de muurbloem schreef.
Juul Kinnaer
| |
Een goet visscher ontglipt wel een ael (3)M.L. Adriaenssen, uit 't verbeteringshuis in Namen, aan Gezelle op 21-5-87: ‘... 't is toch zoo 'n schoone streek, als er hier Vlamingen woonden dan zou het een waar paradijs zijn.’ Patiëntie, Adriaenssen!
Intussen hebben ze te Brugge 't paradijs al: ‘Prayer seems to be the chief business of life in Bruges’ (Mrs. Buckler op 17.9.72). Maar waarom was 't hier zo goed? ‘Ik heb mijn ontslag ingediend van lid van den raad van 't Davidsfonds: 't zijn al franskiljons’ (J. Claerhout, 7-86).
Gezelle heeft verzen gemaakt voor de jongeheer van Zuylen: ‘... grâce à eux il comprendra ce qu'il doit à sa race et au Bon Dieu.’ (Frans Bon van Zuylen, | |
[pagina 786]
| |
3-90.) Dat ras is dan ook het Nederlandse.
Maar wat belooft het ras in Australië? ‘... in spite of all the warnings they receive, women especially will marry men without any religion.’ (J. Berghman, 25.4.91.)
Christine D'haen | |
My third eye can see spirits underwearEr zijn boeken die zo goed zijn dat men er haast niet over zwijgen kan, en er zijn boeken die zo interessant zijn dat men ze beter voor zichzelf laat spreken. Zulk een boekje is Wishes, Lies and Dreams. Het heeft als ondertitel: ‘Teaching children to write poetry’ en het is het verslag van Kenneth Koch, een mij onbekende Amerikaanse dichter en toneelauteur, die als opdracht kreeg de leerlingen van Public School 61 in New York City niet zozeer poëzie te ‘leren’ schrijven, wel ze tot het schrijven van poëzie te ‘stimuleren’. Van de meer dan 300 pagina's zijn er ruim 250 gevuld met door de kinderen geschreven gedichten, en niemand die iets te maken heeft met de opvoeding van kinderen, of met kinderboeken, of die gewoon van kinderen houdt, zou dit boekje mogen missen. Ik heb het toevallig gekocht, zo maar, het gebeurt me trouwens nog wel eens dat een boek uit een overladen rek in een boekhandel haast vanzelf in mijn handen springt. Het is ‘A Vintage Book - V 82’, een pocketbook gepubliceerd door ‘Vintage Books / Chelsea House Publishers - A Division of Random House, New York’. De verleiding om, ten bewijze van wat ik zeg, een en ander te citeren is groot. Ik zal er dus niet aan weerstaan. Van een meisje: ‘I wish I was an airplane so I could look at the sky. I would throw everyone out of my airplane so I could be alone.’ En ook dit versje is van een meisje: ‘I used to be a fish / But now I am a nurse / I used to read My City / But now I am up to Round the Corner / I used to be as silly as David / But now I am sillier than David.’ De lente maakt blijkbaar niet iedereen gelukkig: ‘The spring is like polluted air / When spring comes the flower die / Spring is the ugliest season there is / In spring a tornado comes / In spring the ice cream man faints / In spring everybody turns into stamps / In the spring rotten birds fly for air.’ Geen enkel boekje is er tot nu toe beter in geslaagd me in contact te brengen met de eigen wereld van het kind, en me te doen beseffen wat we allemaal hebben achtergelaten in onze pogingen om iets te bereiken wat we, om onnaspeurbare redenen, een harmonische persoonlijkheid noemen. Hun wereld is irrationeel, zit vol breuken en tegenstrijdigheden, maar dus ook vol verbeelding, vol verrassende doorkijkjes, vol revelerende invallen, vol vrijheid. Het is een boeiende, echte, vitale wereld, gewoon niet te vergelijken met het verkeutelde beeld van de kinderwereld uit de populaire en vertederende boekjes vol versprekingen en ‘kinderwijsheid’. Iets wat trouwens onmiddellijk opvalt en pijn doet is te constateren hoe treurig het kan zijn een kind te zijn, en hoe | |
[pagina 787]
| |
eenzaam kinderen zich kunnen voelen: ‘I seem to be a man in the flying trapeze. But I am a man in the garbage can. I seem to be an eagle taking a path of clouds. But I am a devil taking baths of fire. I seem to be a crocodile. But I'm a fish being stretched in a whale. I seem to be a man diving in the water. But I'm a gorilla swinging from a tree. I seem to be a pretty color. But I am a word that means gone, that word is: The End.’ Fernand Auwera | |
MoritoenTest jezelf: waaraan denk je als je de naam ‘Moritoen’ hoort? Aan de Middelnederlandse dichter Jan, naar wiens hoofd Prof. Heeroma enkele jaren geleden haast het hele Gruuthuuse-handschrift smeet? Of aan de Brugse ‘culturele’ vereniging die zes jaar geleden Jans familienaam als klapperende vlag voor haar menigvuldige activiteiten koos? In een tijd waarin zoveel verenigingen aan aderverkalking lijden of na een marginaal vuurwerkbestaan weer in de nacht verdwijnen, is de v.z.w. Moritoen wel een merkwaardig fenomeen. Op vijf jaar tijd is het aantal programma's boven de 40, het aantal deelnemers boven de 1000 per werkjaar gestegen. Je kan bij Moritoen ook van alles doen: sensitivity-training zowel als Ikebana, yoga of toneel-beleven, financiële analyse, vaardig spreken, je zoekt het maar uit. Toch hebben wellicht vooral de literaire programma's ook buiten het Brugse ophef gemaakt. De werkmethode raakt stilaan bekend. En als die ‘verkenningen’ nog enkele jaren blijven lopen, kent zeker ons hele literaire wereldje ze. De deelnemers lezen eerst een bepaalde roman. Komen dan eens samen om de leeservaringen uit te wisselen. Ontmoeten ten slotte de auteur om hem met hun vragen, aanmerkingen, twistpunten te confronteren. Als troost voor al die moeite krijgen de dappere lezers achteraf, netjes gestencild, een beknopte bespreking plus de tekst van het auteursinterview. Een ideale formule, zullen zeker de mensen zeggen die de auteur uit zijn isolement willen halen. Maar de auteur moet dan wel zelf over de brug willen komen. Sommigen willen dat niet. Ze kunnen gelijk hebben. Anderen zeggen wel toe (zelfs schriftelijk), maar lappen de lieve lezertjes uit Vlaanderens westelijke hoek aan hun beroemde laarzen. Zo kwam Jacques Hamelinck vorig jaar gewoon niet opdagen. Een voorbeeld van misplaatste dichterlijke verstrooidheid? Ook Wolkers en Boon togen niet naar Brugge, maar ontvingen toch een groep(je) van de deelnemers, resp. in Antwerpen en thuis. Bij dergelijke tegenslagen zou je als organisator de harp wel aan de Westvlaamse wilgen hangen. Toch geven Luc Decorte en zijn medewerkers het nog niet op. Zij ondernemen ook dit jaar weer ‘literaire verkenningen’ in Brugge en Kortrijk. Met resp. Albert Westerlinck en Marcel Janssens als inleiders. En auteurs als Raes, Schouwenaars, Kemp, Michiels, H. Haasse e.a. Wat drijft de mensen naar die ontmoetingen? Het zal wel voor een goed deel nieuws- | |
[pagina 788]
| |
gierigheid zijn naar de man achter het boek. Verwacht men uit de mond van het orakel het definitieve woord over de wel eens meerzinnige tekst? Wil men zich een avondje zonnen in het artificiële aureool van ‘de beroemdheid’? Of gewoon zelf constateren welke kleur van ogen de vereerde letterkundige heeft... Welke motieven de deelnemers ook mogen drijven, het feit dat niet-specialisten samen praten over gelezen literatuur, blijft een merkwaardig, en misschien zeldzaam, gebeuren. Een studie waard? Herman Leys | |
Starend over...Starend over...
de baren zie ik uw handen in 't verleden
en hun aloud gebaar: gij snijdt ons brood
aandachtig aan uw borst tot witte sneden,
zo wit als eens de melk die gij ons boodt
terzelfde borst, meer nog om ons voor 't leven
te sterken dan tegen dood, die weer vereent
wat op de wereld werd uiteengedreven
en waarom gij uw nachten hebt doorweend.
Wie zich verbrandt, moet op de blaren zitten,
hebt gij zo vaak herhaald, en... 'k ben één blaar,
ach, naar den vleze niet, maar door een hitte
van duivels duizend en onuitdrijfbaar.
Gij haalt de honderd, kaarsrecht nog en zo rilde,
't gelaat vol rimpels maar 't geweten strak,
en op het zilvren haar een glans zo milde
als uw gevoel voor wie u 't harte brak.
Ze noemden u 't prinsesje van de StuiverGa naar voetnoot1.
in uwe jeugd, en ook uw zoon, hij vond
een prins; maar... help mij toch, zie hoe ik huiver...
een prins die mij naar 't leven stond,
de...
A.G. Christiaens
|