en zich door zijn tegenspeler Theo, een leidersfiguur, laat meeslepen, zodat hij van school wordt weggestuurd. De twee hoofdfiguren van deze ongetwijfeld op autobiografische reminiscenties steunende roman lijken hier incarnaties of afsplitsingen van Jüngers complexe gedachtenwereld, bij uitbreiding van de mens überhaupt, te zijn. De decisieve Theo, de man van de daad die machtsdrang en geweld incarneert, doet denken aan de avontuurlijk-heroïsche levenswijze die Jünger destijds zelf predikte, de narcistisch-romantische Clamor aan het kwetsbare, zich in eigen ik terugtrekkende kunstenaarstype. Beide figuren weerspiegelen Jüngers dualistische levensbeschouwing die, naar de geest van Nietzsche, onder het primaat van de wil een persoonlijke, aristocratisch-actieve verwerkelijking van het eigen ik en anderzijds een eigen esthetische wereld en een beschermd domein nastreeft. Heel wat details wijzen op deze zonderlinge mengeling van een in de natuur verankerde zintuigelijke bezetenheid (‘Augen zum Empfangen, nicht zum Zielen’) en een in zich rustende, zichzelf afschermende ivoren-torenhouding enerzijds en anderzijds een drang naar en bewondering van het dynamische en van autoritair-krachtdadige, zichzelf doorzettende naturen. De weemoedige, kwetsbare, ook op het morele vlak gevoelige en op zelfontdekking ingestelde, beschouwelijke kunstenaarsnatuur en het, ‘jenseits von Gut und Böse’, op zelfbevestiging gerichte en soms naar gevaar en geweld lonkende en verlangende strijderstype zijn hier de beide, elkaar provocerende grondtrekken - eigenlijk de dualiteit kunst/leven - die Jünger in de mens ervaart. Hij concretiseert dit in Theo en Clamor en symboliseert het langs het beeld van ‘die Zwille’, de uit twee armen bestaande en in één handvat samenlopende katapult. De roman komt moeizaam op dreef en de tweeslachtigheid weerspiegelt zich eveneens in de
koel-registrerende, starre stijl en de soms dwepende ondertoon. Een omstreden werk van een even omstreden als moeilijk te etiketteren auteur.
Een belangrijk werk is zeker Masante van Wolfgang Hildesheimer. Waar in Tynset, zijn eerste roman waarmee hij ophef maakte, de plaatsnaam niet het oord is waar de ik-figuur zich bevindt, wel waar hij zich zou willen bevinden, m.a.w. een soort onbereikbare utopia, zo ook is Masante een plaats waarnaar hij heimwee heeft. Ze staat duidelijk als tegenpool van het eveneens fictieve, aan de rand van de woestijn gelegen Meona, waar de dichter is ondergedoken in een alleenstaande bar. Meona is een fixatiepunt van de geest, een uitgangspunt voor groteske en surrealistische verhalen, fragmentarische schetsen, hallucinatorische fantasmagorieën, cerebrale mijmeringen of aforistische commentaren en angstaanjagende parabels met sterk evocatieve en verwijzende kracht. De motieven vervolging, geweld en kneveling, maar ook de zoals de woestijnwind alles uitwissende, wegvretende en