| |
| |
| |
Titdschriftenrevue
De Gids
136ste jrg., nr. 6, 1973
De herdenkingstoespraak die H. Mulisch hield ter gelegenheid van de publikatie van het aan Ed. Hoornik gewijde ‘Schrijversprentenboek’, wordt in dit nummer afgedrukt. Verder twee bijdragen over psychiatrie en twee over leefmilieu. R.H. van den Hoofdakker (R. Kopland) reageert zeer genuanceerd op Foudraines ophefmakende boek ‘Wie is van hout...’. ‘Waanzin in dienst van willekeur’ is een anoniem Russisch document over ontwikkeling, gebruik en misbruik van de diagnostiek van schizofrenie in de Sovjetunie. N. Wilterdink schrijft over ‘Ideologie en “milieu”’. Han de Vries titelt een opstel: ‘Zonder natuur geen menselijk leven, laat staan cultuur’.
| |
De Periscoop
23ste jrg., nr. 11, sept. 1973
A. Demedts geeft met grote waardering een overzicht van het poëtisch werk van E. van Ruysbeek. Em. Janssen presenteert en bespreekt twee recente en belangrijke Gezelle-opstellen, van resp. B.J. van Vlierden en J.J. Aerts. ‘Humor en therapie bij Gaston Durnez’ is een erg kritiekloos fan-stukje van W. Sneeuw. P. de Vree bespreekt de jongste roman van Claude van de Berge en onderstreept vooral de continuïteit met het eerste werk. Neer Vantina heeft een nogal interessant gesprek met Robin Hannelore.
| |
Heibel
8ste jrg., nr. 2
Armand Boni synthetiseert ‘Oude en nieuwe literaire bronnen over de persoon en het fenomeen Martin Luther’. Volgen enkele reacties op recensies. Willy Lauwens reageert hartstochtelijk op een bespreking van zijn werken door Dries Janssen. Veel bezonnener gaat Jan van den Weghe te werk in zijn antwoord aan Paul Hardy n.a.v. diens bespreking van ‘Djiki-Djiki’. De man schijnt gelijk te hebben. Luc Vancampenhout mijmert over allerhande literaire en paraliteraire problemen n.a.v. besprekingen van recent werk van Ruyslinck, Vandeloo en Koeck. ‘Triptiek van tellurische poëzie’ noemt Eli van Elen een opstel over de gedichten van Herwig Verleyen. Tot mijn groot plezier trekt Dries Janssen in ‘Byzantijnse prietpraat en lunatiek gedaas’ van leer tegen de hoogsternstige uitlatingen van Roger de Neef en Leopold van den Brande over het creatief proces (vorig nr. van Heibel). Onder de gedichten vooral goed werk van R. Hannelore en P. Aerts.
| |
Nieuwe Stemmen
29ste jrg., nrs. 6 en 7, mei-juni en juli 1973
Een novelle van Ben Nieuwenhuis, ‘Elementen’, loopt over beide nummers door. Zij benadert de psychologie van een man die door omstandigheden va- | |
| |
dermoordenaar werd. Verder heelwat gedichten in beide nummers. In het eerste van Jan Veulemans, A. de Longie en betere van L. Gruwez. In nr. 7 zijn het vooral de verzen van R. Hannelore, die de aandacht verdienen. Ten slotte de gewone rubrieken ‘Poëziespiegel’, ‘Zoeklicht’ en boekbesprekingen.
| |
Delta
Vol. 16, nr. 1, spring 1973
Na een zeer interessant artikel van J. Tinbergen over ‘Science and Man's Happiness’ volgt een reeks bijdragen over bewaring, restauratie en tentoonstelling van kunstwerken. P.J.J. van Thiel en L. Kuiper brengen verslag uit over de beschadiging en de herstelling van Vermeers ‘Liefdesbrief’. Het artikel is met technisch zeer interessante foto's geïllustreerd. In dezelfde lijn ligt een artikel van J.R.J. van Asperen de Boer over ‘Infra-Red Reflectography of Paintings’, een nieuwe techniek om de houtskoolschetsen onder de verf van oude schilderijen te fotograferen. R. Hammacher heeft het over de nieuwe oriëntatie van het Boymans-Van Beuningen Museum te Rotterdam en Koen Wessing brengt een knappe fotoreportage van Koert Struyfs balletexperimenten. Vermelden we ten slotte een reeks vertalingen van gedichten van Mark Insingel.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
26ste jrg., nr. 5, mei-juni 1973
Enkele prozastukken van zeer uiteenlopende stijl en sfeer. Freddy de Vree schrijft een koel en beheerst verhaal: ‘En Louise’. ‘Mona Lisa verraden’ is de geschiedenis van een mislukte dagdroom, door Piet Valkman. Rob Bartels schrijft ‘Vier kortverhalen’, absurde anekdoten, en Werner Verstraeten schrijft lyrisch een jeugdbelevenis van zich af in ‘Groeten brengen’. Michel Bartosik beëindigt zijn verhelderend essay over de thematiek in het werk van Hugues C. Pernath. Naast het proza lezen wij voortreffelijke verzen van Maurits Mok en Nic van Bruggen. De Arkprijs 1973 werd toegekend aan Rob Goswin; de gelegenheidstoespraken worden hier opgenomen. In ‘Reflex’ reageert Walschap tegen Prof. Dr. W. Couvreur van de spellingscommissie. J.J. Wesselo heeft het over nieuwe plannen om de toestand van het literaire boek te verbeteren. Monika van Paemel zegt haar zegje in de kwestie VVL/KVKV en Daniel Robberechts mijmert over zijn privé-bibliotheek.
| |
Raam
nr. 95, juli 1973
Enkele min of meer geestige stukjes in de rubriek ‘Journaal’ zijn afkomstig van J.J. Wesselo, C. Verhoeven en Frans A. Janssen. J.J. Wesselo publiceert bovendien twee zgn. gedichten en een essay ‘Kunst als kunst vooralsnog’. Dat essay neemt terug de draad op van een vorig betoog van Wesselo in Raam nr. 90 over ‘Kritiek als kunst’. De ontwikkeling in film en literatuur, van individualisme en ik-problematiek tot geengageerde kunst, wordt hier schematisch ingedeeld en geprojecteerd tegen de achtergrond van sociaal-economische verschuivingen sinds ca. 1948. ‘De vernietiging’ is een zeer introvert en traag prozastuk van Claude van de Berge. G. Knuvelder schrijft over de betekenis van het symbool bij de romantici een zeer gedocumenteerd essay. Ten
| |
| |
slotte enkele verzen van J. van Brosterhuizen en M. Kneepkens, en enkele boekbesprekingen.
| |
Betoel
1ste jrg., nr. 4, nov. 1972
Een wel erg laattijdig verschenen aflevering. Jef Barthels presenteert een keuze vertaalde gedichten uit Pasternaks ‘klandestiene lyriek’. G. Wildemeersch schrijft ‘marginalia’ bij Claus' ‘Het Teken van de Hamster’: een voorlopige inventaris van lectuurallusies in dat lange gedicht. De poëzie in dit nummer is niet schitterend. Amusant is wel een proza van Roobjee, dat de ‘Wij Zijn Samen Onderweg’-stijl parodieert. Onnozel daarentegen is een woord- en letterspelletje van Johan Sonneville. Van het lyrisch proza van Lucienne Stassaert moet minstens gezegd worden dat het authentiek klinkt. Aardig om de pointe is ook een stukje van F. Lambrecht. Jaak Fontier schrijft over de opvattingen van B. Russell omtrent gemeenschap en individu. En R. Ramon leidt enkele strijdliederen uit Madagascar in.
| |
Kruispunt - sumier
nr. 47, sept. 1973
Zoals gewoonlijk heel wat poëzie en kort proza in deze aflevering. Zoals gewoonlijk ook is de kwaliteit ervan nogal uiteenlopend. Niet onaardig is het ‘Derde damverhaal’ van Wilfried van Craen. Speels qua vondst, maar verder nogal mat is ‘Het kleine gevaar’ van Yves Slabbinck. Bij de dichters geen enkele uitschieter. R.J. van de Maele heeft het over ‘Poëzie en klassenstrijd’. Hij betrekt daar dichters bij als Jacob van Maerlant, H. Gorter, H. Verleyen, V. van Saarloos en de Denen Harald Herdal en Halfdan Rasmussen.
| |
De Klopgeest
8ste jrg., nr. 18, 1973
Dit is wel een van de allercharmantste tijdschriften. Het valt elke keer weer op door de homogeen hoge kwaliteit van de opgenomen gedichten. Delicaat en genuanceerd gevoel zijn er het steeds terugkerende kenmerk van. Verder in dit nummer een korte bespreking van de poëzie van Jacques Waterman.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
26ste jrg., nr. 6, juli-aug., 1973
Ivo Michiels publiceert een nieuw, zeer vaardig proza: ‘De madeliefjes, lieve, de madeliefjes’. ‘La Lorraine’ is een boeiend, sterk op de verbeelding werkend, maar ontzettend traag verhaal van Maurits Mok. Wilfried van Craen publiceert ook een verhaaltje, maar dat had hij beter niet gedaan. Vier dichters komen aan het woord: L. Nolens en J. de Bruyn met minderwaardig werk, L.M. van den Brande met een goed gedicht ‘Aan een jonge vrouw’, en Dirk Christiaens met drie zeer goede gedichten. Serge Govaert laat het eerste deel verschijnen van een studie over ‘Jan Wolkers, Ingmar Bergman en de Barok’. In ‘Reflex’ o.m. dagboekfragmenten van Daniel Robberechts.
| |
Ons Erfdeel
16de jrg., nr. 4, sep.-okt. 1973
Hans Redeker schrijft een bijdrage over ‘Het surrealistisch klimaat van Utrecht’, nl. de aan het surrealisme en magisch-realisme verwante schildersgroep in Utrecht. Hij doet dat vnl. n.a.v. een recente monografie door Carel Blotkamps over de schilder Pyke Koch. Gerard Termorshuizen publiceert het verslag van
| |
| |
een reis naar Lebak. Dezelfde tekst begeleidde een fototentoonstelling over die reis. ‘Wegwijzers in de Nederlandse kritiek’ noemt M. Janssens zijn rijk gedocumenteerd overzicht van de zeer uiteenlopende tendensen in de jongste literaire kritiek. Daarnaast bijdragen over de politieke partijen in België, het universitair onderwijs in Belgisch en Nederlands Limburg, en de tweede golf van vrouwenemancipatie, 1968-'73.
In de ‘Kulturele kroniek’ stippen wij vnl. recensies aan over ‘Literair Lustrum 2’ en over werk van Van het Reve, E. van Vliet, W. Haesaert. Ook de bijdragen over actualiteiten in beeldende kunst, film, toneel en muziek ontbreken niet.
| |
Varia
- Mandragora brengt als nr. 4 van zijn 1ste jrg. (juni 1973) een reisverhaal van Car Flanders. Erg naïef, maar ondanks het functieloze ontbreken van punten en komma's toch goed leesbaar.
- In het Tydskrif vir letterkunde (XI, 2, mei 1973) o.m. een opstel van Elsa Nolte over ‘Die eenheid van Gorter se Mei’.
- De Vlaamse Gids (57ste jrg., nr. 8, aug. 1973) bevat bijdragen over massa-communicatie, aspecten van radio en T.V. Hetzelfde onderwerp wordt voortgezet in het septembernummer (nr. 9).
- In het 2de nr. van Vestdijk-Kroniek (aug. 1973) noteren wij opstellen over ‘De kelner en de levenden’, ‘De koperen tuin’, ‘Aktaion onder de sterren’ en ‘Het veer’.
- Tirade (17de jrg., nr. 189, sept. 1973) is gewijd aan de literatuur van Suriname. Zéér goede teksten worden ingeleid door essays van Hugo Pos en Jan Voorhoeve.
- De VWS-Cahiers wijden een nummer (jrg. VIII, nr. 3, herfst 1973) aan Lucien Dendooven. De inleiding is van Raf Seys.
- In het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1973, nr. 4) een opstel van M.H. Schenkeveld over Achterbergs ‘Spel van de Wilde Jacht’.
Hugo Brems
|
|