tot vandaag, het veld der geschiedenis of van de wereldbeschouwing betreedt, gaat ook bij Lampo dit irrationalisme gepaard met een impulsieve, soms zeer agressieve afkeer van de ‘koele’ ratio, die zich angstvallig beperkt tot de ‘nuchtere’ feiten en de logische redenering.
In dezelfde geest is het essay geschreven over de zogenaamde archeologische vondsten te Glozel (in de buurt van Vichy). Die vondsten werden aanvankelijk door sommigen beschouwd als stammend uit een periode tussen Paleolithicum en Neolithicum, doch werden nadien door een internationale commissie van geleerden beoordeeld als zeer vernuftige vervalsingen. Lampo is zeer goed gedocumenteerd. Zijn verhaal is zeer levendig, hij vertelt zijn bezoek aan het plaatsje met zijn lokaal museum en hangt het meningsverschil tussen voor- en tegenstanders op als een homerisch gevecht met dramatische proporties. En natuurlijk - we konden het verwachten - de ‘officiële’ wetenschap heeft ongelijk.
Ook zijn essay Glastonbury, ééns Avalon geheten heeft dezelfde stilistische kwaliteiten. De schrijver heeft het plaatsje Glastonbury, dat sinds de 12e eeuw met mythische legenden werd omsluierd, zelf bezocht. Het ligt niet zo ver van Bristol in het Somerset-district en werd van in de vroege middeleeuwen geïdentificeerd met het eiland Avalon, waarheen volgens de sagen King Arthur, na de veldslag van Camban dodelijk gewond, zich ging laten verzorgen door een fee. Wandelend door de ruïnes kan Lampo al vertellend zich uitleven in dromen van deze legendenwereld vol fantastische mythen en feeërie. Een hem fascinerende wereld-van-het-wondere waarin alles mogelijk is! Hij evoceert met zijn merkwaardig inlevingsvermogen en zijn bijzonder suggestieve atmosfeerscheppingskracht deze wereld zó sterk, dat men, zoals bij de beste sprookjes en wonderverhalen, zou wensen dat zij wáár kon zijn... Dàt vermag stilistische kracht.
Hubert Lampo bewijst in deze essaybundel dat hij ook hier, zoals in zijn beste romans, over de kunstmiddelen beschikt om de irreële wereld van droomverbeeldingen en andere irrationalia uit de bewuste of onbewuste sfeer, artistiek wáár te maken. Dit vermogen kenmerkt hem trouwens als een der belangrijkste neoromantische auteurs van onze tijd in ons taalgebied. Bovendien bewijst dit boek, getuige vooral zijn opstel over Simenon, dat hij een intelligent en erudiet essayist is op het door hem ‘realistisch’ genoemde gebied. In het Vlaamse essay, dat nog altijd de bloei en de uitbreiding niet heeft die men zou wensen, heeft hij een zeer eigen en belangrijke plaats.