Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 118

[p. 279]

Dirk Desmadryl / Inventaris van een onderwijzer

Om vijf uur dertig in de tuin beland
word ik noodgedwongen helderziende:
in de naam der orde en der rust
heb ik bestreden en gericht
de niet te stuiten jongensdroom,
de hand die in de lessenaar
de honderd vijfentwintig knikkers telde.

Met de liefde van een blinde
streel ik speels de lindenhaag;
zegt de jongen in de klas:
hier woont een schildvleugelig insekt,
drie paar poten,
driedelig is het lijf,
drie jaar aan een stuk
eet hij wortels in de grond.

Van onder mijn bloeiende kerselaar
zie ik in de gespierde rug der heuvels
didactisch klaar een beek ontspringen;
Guadiana, Rijn en Volga,
middernachtzon, wetenschappelijk verklaard,
bijna even kostbaar
als de vlam der knikkers
die ik uit de jongenshanden nam.

Omzichtig als de bloem haar kelk,
sluit de jongen met een vloek
zijn boeken tussen brood en boter dicht.
In vette letters schreef hij op zijn schrift:
de meester is een domme grote zot.