Met gewone lezer verstaan wij niet degene die geen ondervinding van letterkunde heeft; integendeel, wij denken aan de echte liefhebber, die kenner wordt en zijn onderscheidingsvermogen niet door bijkomstigheden laat vertroebelen. Bijkomstig bij Pleysier is een zekere gemaniëreerdheid bij de voorstelling der dingen, een vage omfloersing, die de zaken geheimzinnig moet maken en slechts tot gevolg heeft dat ze geen reliëf meer hebben. Alles begint even belangrijk of onbelangrijk te lijken, zodat de aandacht van de lezer verslapt.
In onze ogen veruit het beste is Anamnesis, even boeiend en knapper in zijn soort, omdat het uitvoeriger volgehouden werd dan de losse hoofdstukjes uit Mirliton. Waarom de schrijver het Griekse woord Anamnesis boven ons Herinnering verkiest, is waarschijnlijk te wijten aan de speciale inhoud die het bij Plato bezit. Wij weten het dat het kennen van algemene begrippen bij de Atheense wijsgeer verklaard wordt als de ontwaking van de herinnering aan de ideeën die de ziel in een vroeger bestaan onmiddellijk aanschouwd heeft. Zo tracht Pleysier zichzelf te achterhalen, de mens die hij geworden is te doorgronden door op zijn stappen terug te keren. Het geheugen wordt zijn leermeester.
Feitelijk is de meeste literatuur herinneringskunst, die vroeger meestal in een chronologische volgorde verwoord werd. Altijd zijn er ook kunstenaars geweest die dat minder volgens het verloop van de tijd gedaan hebben, omdat zij andere verbanden legden die naar hun mening beslissender waren. Dat dooreenwerpen van gebeurtenissen, vaak om het onbegrijpelijk onredelijke van een levenslot te doen uitschijnen, is in onze eeuw tot een mode ontaard. Toch geloven wij niet dat Pleysier daarin een bewuste of onbewuste navolger is, veeleer denken wij dat die bezinningsmethode met zijn persoonlijkheid samen gaat.
In Anamnesis leven bepaalde indrukken en feiten uit zijn verleden weer op, de ontmoeting met een oudere vrouw, het vinden van een soldatenlijk, het beeld van een wereldvreemde edelman met zijn gezelschap. Opmerkenswaard is de uiterste gevoeligheid voor de bezieling die van de natuur uitgaat: het weer, bomen en planten, dieren, vogels, een klad kieviten. Al die zintuiglijke waarnemingen hebben de auteur gevormd, of, in zijn filosofische taal gezegd, zichzelf doen kennen en herkennen. Daarna is schrijven voor hem een bevestiging en nauwkeuriger ontdekking van zijn persoonlijkheid geweest.
Hij heeft het met overtuigend talent gedaan, zodat in zijn stem de klank van de waarheid hoorbaar is. Waar hij het nodig acht, volgens ons een nutteloosheid, om hier en daar wrat met woorden te goochelen, alsof wrij blind en doof zouden zijn, moeten wij daar voor deze keer nog over heen