op en neer. ‘Verklaar je nader.’
De blonde kroezigharige wrijft met duim en wijsvinger over zijn neus en zoekt naar woorden op de punt van zijn ballpoint.
‘Bij het marxisme garandeert niet het Opperwezen de juistheid van het menselijk handelen, maar het proletariaat. Dit is vertegenwoordigd door de partij. Wie kritiek uitbrengt op de partij of zich verzet, staat per se aan de verkeerde kant. Dit is toch ook een vorm van mystificatie.’
Het blijft een tijdlang stil. Iedereen laat zijn woorden op zich inwerken. Buiten op de stenen gang klinken naderende voetstappen, ze staan stil bij de deur en gaan weer verder.
‘Hij heeft gelijk’, zegt ten slotte een studente met staartjes. Ze snuift hoorbaar door haar neus en waagt zich in de strijd.
‘In het verleden maakten zich veel mensen meester van het Opperwezen om garanties te verkrijgen voor sociale en politieke toestanden, die niet door de beugel konden. Marx heeft dit terecht ontmaskerd, zoals hij ook al zei.’ Haar kin wijst naar de kroesharige. ‘Maar in het marxisme gebeurt nu precies hetzelfde. Wie kritiek heeft op hun sociale of politieke toestanden tast daarmee direct het marxisme aan. Wat is dit anders dan mystificeren.’ De docent lacht vertederend, tracht aldus haar inbreng te minimaliseren. De staartjesstudente haalt met een draaiende beweging van haar wijsvinger een staart naar voren. ‘Ik vraag me wel af, waarom we er Marx altijd bijslepen.’
De docent loopt haar richting uit. Zijn gezicht heeft een geamuseerde uitdrukking.
‘Zo, zo,’ zegt hij, ‘aan welke filosoof van zijn kaliber had jij zoal gedacht?’ Hij steekt een duim omhoog en wijst er met de wijsvinger van zijn andere hand naar, alsof hij begint af te tellen.
Zij plukt met vinnige rukjes aan de staart.
‘Aan Freud. Die heeft ook het een en ander over projectie gezegd.’
‘Wel, wel, hoogst interessant’, zegt de docent, nù ironisch.
‘Wie voelt ervoor om over te wippen naar Freud?’
Zijn blik glijdt langs de studenten.
‘We zijn nog lang niet klaar met Marx’, zegt de ringbaardige.
De docent maakt een quasi-verontschuldigend gebaar in de richting van de staartjesstudente. ‘Je hoort het. Freud komt er voorlopig niet aan te pas. Je zult hem nog een tijdje moeten verdringen.’
Hier en daar klinkt onderdrukt gegrinnik. De studente steekt het uiteinde van de staart in haar mond en begint erop te kauwen.
De docent neemt plaats op de voorste collegebank, een voet steunt schuin tegen een poot.