‘Hij moet reuzesterk zijn geweest. Toen zijn kop ander de guillotine werd afgedaan, spoot zijn bloed vijftien meter ver. Op de soldaten.’
Zij lachten.
‘Waar werd hij onthoofd?’
‘In Duinkerke. Ze werden ginder gepakt. De andere, Kabus, moesten ze op het schavot dragen. Mijn peter zou wel zijn vrijgekomen. Maar in Frankrijk werden nogal wat presidenten vermoord. Toen zij in de bak zaten werd er een president kapotgemaakt. In 1905. Daardoor werd het genadeverzoek verworpen.’
‘Hij was dus je peter, zogezegd?’
Paps antwoordde niet.
‘Hij was de broer van onze grootmoeder, niet?’
‘Een grootoom. Ik was toen drie jaar.’
‘Je hebt me toch eens verteld dat de gendarmen hem kwamen halen.’
‘Hij was deserteur.’
‘Hoe zo?’
‘Hij wilde niet in het leger blijven. Hij ging steeds vluchten.’
‘Dat was weer een mopjas.’
‘De gendarmen van Puurs gaven hun inlichtingen door aan commissaris Verbeque. En deze kwam zeggen: “Peter, ze komen je halen. Maak dat je weg bent.” - Op een keer hadden ze hem verrast. De gendarmen renden de trap op, terwijl hij aan de achterkant van het huis uit het raam sprong. Hij was weg.’
Paps dacht weer na.
‘Hij was een jongen die geen onrecht kon zien. Dat is zijn dood geweest. De officieren in het leger rammelden naar hartelust met de voeten van de soldaten. Hij kon het niet meer aanzien en troefde een officier ineen. Zo is het begonnen. Een slechte kameraad; die andere schippersknecht, he. Deserteur. Dan is hij naar Frankrijk weggetrokken. De schipperin kon nog een sterke knecht gebruiken. De andere heeft hem aangestoken. Hoe gaat dat?’
‘Ze hebben hem hier toch niet aangehouden?’
‘Nee. De misdaad werd in Frankrijk gepleegd. Ze dachten dat het schip helemaal zou opbranden.’
Paps snoot zijn neus. Traag zei hij: ‘Hij moet een reuzesterke mens zijn geweest. Hij was maar vierentwintig jaar. Mijn grootvader en grootmoeder waren ook struise mensen. Zij hadden acht kinderen. Zes jongens en twee meisjes.’
‘Leven er nu nog van?’
‘Ze zijn allemaal dood. Oom Lodde was ook sterk. Niet zo sterk als mijn