| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Maatstaf
20ste jrg., nr. 6, okt. 1972
Een Victor E. van Vriesland-nummer, ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van de auteur. Het betreft vooral gelegenheidsstukken, die meer de figuur dan het werk zelf belichten. Dat is zeker het geval voor artikels van E. Verbeeck, Jeanne van Schaik-Willing, G. Zalsman, zijn vrouw A. van Vriesland-Canivez, en Dirk Kroon. Ook hulde-gedichten van Jo Landheer en D. Kroon vallen in die categorie. A. Kossmann brengt verslag uit van een gesprek met de auteur over het gedicht ‘Dwaling’ en Eldert Willems onderzoekt de opvattingen die aan de basis liggen van de essaybundel ‘Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde’ (1962). Martien J.G. de Jong laat het lemma afdrukken, dat in het te verschijnen Leksikon van de moderne Nederlandse letterkunde aan de auteur is gewijd. Ten slotte een gedicht van Van Vriesland zelf en een essay over de schoonheid, onder de titel ‘A thing of beauty is a joy for ever’.
| |
Soma
3de jrg., nr. 26, sept.-okt. 1972
H.R. Heite vervolgt zijn boeiend gesprek met H.C. ten Berge. Een vers van Ten Berge volgt. Andere gedichten zijn van Jacques Hamelink en Rutger Kopland: zeer verschillend maar zeer goed. Daarnaast nog vertalingen van erotische gedichten van de Perzische dichter Abû Nuwâs (8ste eeuw). R. Lemm stelt de Mexicaanse auteur Juan Rulfo voor en vertaalde van hem een verhaal, ‘Macario’. Voortreffelijk proza is er nog van D.A. Kooiman. In de ‘Kronieken’ wordt o.m. werk besproken van Habakuk II de Balker, Faverey, Lijsens Camus-vertalingen en Weisgerbers ‘Proefvluchten in de romanruimte’.
| |
Tirade
16de jrg., nr. 180 en 181, okt. en nov. 1972
Nr. 180 is gewijd aan de nagedachtenis van Jan Emmens (1924-1972). In tal van korte bijdragen wordt de dichter, graficus en kunsthistoricus herdacht en gehuldigd. Enkele opstellen, vnl. van A. Muis, H.A. Gomperts, R. Rubinstein en H. van Galen Last zijn verhelderend voor zijn inderdaad te weinig bekende poëtisch werk.
In nr. 181 vallen enkele Russisch georiënteerde bijdragen te signaleren, nl. de ‘Russische notities’ van Charles B. Timmer, met vnl. een visie op de emigratie van Russische joden naar Israël, en enkele bibliografische mededelingen, vooral i.v.m. aangekondigde vertalingen van Vestdijk en Elsschot. Kees Verheul vertaalde dagboekbladen van
| |
| |
Anna Achmatova over Mandelstam. Ten slotte enkele gedichten van J. Hamelink.
| |
De Vlaamse Gids
56ste jrg., nr. 11, nov. 1972
Dit nummer bevat uitgebreide verslagen over ‘De dagen van de Vlaamse Gids’ in Den Haan, rond het thema: Schrijven vrouwen echt zo slecht? De teksten van de paneelleden, Lucienne Stassaert, Irina van Goeree, Carla Walschap, Paul Koeck en Mireille Cottenjé worden in extenso afgedrukt. Daarna volgen nog reacties van Chris Yperman, Andreas Burnier, Bertien Buyl en Anne Dellart.
In die meningen wordt zowat alles wat met de status van de vrouw en met het schrijverschap te maken heeft, ter sprake gebracht. Willem M. Roggeman interviewt Patrick Conrad, laureaat van de 2de poëzieprijs van het blad. Een gedicht en proza van Conrad volgen het gesprek. Ten slotte nog drie korte prozateksten en een essay. De schetsen variëren van realistisch (Clarissa Jacobi) tot symbolisch (W. Lauwens) en sprookjesachtig (R. Herwart). Willy Spillebeen schrijft over ‘Martinus Nijhoffs verhouding tot de taal’.
| |
Mandragora
tijdschrift voor literatuur en beeldende kunsten, 1ste jrg., nr. 1, sept. 1972
Een nieuw (gestencild) blad onder redactie van Joris de Deurwaerder, Car Flanders, Walter Giraldo en Robrecht Portier. Het blad zal driemaandelijks verschijnen en kost per jaargang 100 fr. Redactieadres: C. Flanders, p.a. O. de Wandel, Acacialaan 58, 9620 Zottegem, postrekening 1019770.
Car Flanders bespreekt zeer uitvoerig ‘Als het onkruid bloeit’ van Louis-Paul Boon, zoekt o.m. het verband met de oudere versie en trekt tot slot een vergelijking met S. Bellow, ‘Mr. Sammler's Planet’. Vertaler L. Roelandt vertelt over Henri Poulaille en R. Portier stelt de kunstschilder André Verstraeten voor. J. de Deurwaerder bespreekt lichtelijk genuanceerd ‘Literatuur en revolutie’ van Bert Brouwers. Een goed begin, zouden wij denken.
| |
Raster
6de jrg., nr. 3, herfst 1972
Kees Fens publiceert een voordracht over toekomstperspectieven van de Nederlandse letterkunde, maar zegt daarover in feite weinig. Zeer interessant is een artikel van Cor Blok over het meest fundamentele probleem van de kunstkritiek: ‘Schrijven over beeldende kunst: taal versus beeld’. Hij behandelt de moeilijkheid om een visuele code in een linguïstische te beschrijven. Wam de Moor presenteert enkele Van Oudshoorn-documenten i.v.m. zijn verloving en huwelijk. ‘Nieuwe ontwikkelingen in de verhaaltheorie’ is een informatieve bijdrage van Ton Anbeek over structurele verhaalanalyse in het spoor van V. Propp.
Poëzie is er van J. Hamelink en Martin Reints. Ten slotte enkele artikelen over buitenlandse en primitieve literatuur: Gert Nooter introduceert verhalen van de Inuit (Eskimo's), Rudolf van Zantwijk vertaalt een aantal Azteekse liederen, August Willemsen heeft het over de Braziliaanse poëzie na 1920 en A. Kibédi Varga over moderne poëzie in Hongarije.
| |
| |
| |
Impuls
3de jrg., spec. aflevering 2, 3, 4
Een nummer gewijd aan de nagedachtenis van Jan de Roek. Dit gedenkboek omvat drie afdelingen. In de eerste worden enkele documenten, handschriften, foto's en teksten van De Roek bijeengebracht. Daarna volgen vijf essays over figuur en werk. Roger de Neef belicht de Don Juanfiguur in het gelijknamige lange gedicht. Jef Barthels ontleedt uitvoerig de poëtiek van De Roek op basis van de beschikbare theoretische teksten. Dirk Christiaens toetst de kritische opvattingen aan twee kritische teksten.
De rol van de overleden dichter als leider van Impuls wordt belicht door M. Dupuis. De laatste afdeling bevat persoonlijke, o.m. dichterlijke getuigenissen. Een belangrijk en ontroerend document. Te verkrijgen bij de redactie, Frans de Laet, Peter Benoitstraat 52, 2650 Boom. De aflevering kost 150 fr. (postrek. 9829.82)
| |
De Gids
135ste jrg., nr. 7, 1972
W.D. Tieges publiceert een matig verhaal onder de titel ‘Stille getuigen’. Zeer goed en ongesofisticeerd daarentegen zijn gedichten van Berend Lasseur. Twee filosofische essays: R.F. Beerling: ‘Leven alsof God bestond’, en B. Delfgaauw: ‘Filosofie en politiek’. R. Geel schrijft over strips, dit keer over ‘Little Nemo in Slumberland’ van de Amerikaan Winsor McCay. Ineke van der Steur vergelijkt Mulish' ‘Oidipous Oidipous’ met het stuk van Sofokles.
| |
Betoel
Marginaal tijdschrift voor literatuur, 1ste jrg., nr. 1 en nr. 2-3, sept. 1971 en febr.-juni 1972
Dit nieuwe blad staat onder redactie van Hendrik Carette, Pierre Darge, Fernand Lambrecht, Renaat Ramon, Johan Sonneville en Georges Wildemeersch. Een jaargang van vier nummers kost 150 fr. (Gen. Bankmij., Brugge, nr. 234.086). Redactieadres: F. Lambrecht, Gistelstraat 150, 8202 Varsenare. Een uitgave van Sonneville Press, Brugge.
Het eerste nummer wordt grotendeels gevuld door proza en poëzie van de redacteurs, vrij behoorlijk van kwaliteit. Daarnaast twee koldereske teksten van J. van der Hoeven en een analyse door G. Wildemeersch, van Claus' gedicht ‘Ha! Seele!’.
Het dubbelnummer bevat naast talrijke zeer leesbare creatieve bijdragen een essay van Renaat Ramon over de intrigerende dichter Jan van der Hoeven, en een opstel van Pierre Darge, ‘Verzamelen van waardeloos materiaal’, waarin gepleit wordt voor terugkeer naar een pretechnologische, agrarische en ambachtelijke samenleving.
| |
Witte bladen
3de jrg., nr. 14, nov. 1972
Drie goede gedichten in dit nummer, resp. van Verleyen, Goswin en Van Hoof. Alstein schrijft een proza, ‘Georges’, in de vorm van een nooit verstuurde brief: een poging tot zelfontdekking. Verder bespreekt hij Robberechts' ‘dynamische zelfbeschrijving’ door tegenover die radicale zelfonthulling een eigen reactie neer te schrijven. Dirk Depreeuw publiceert kanttekeningen bij de enquê- | |
| |
te van ‘Kreatief’ over de kleine theaters in Vlaanderen. Hij heeft alle lof voor de samenstellers maar minder voor de betrokkenen in het theaterleven zelf. In een ander artikel pleit hij voor een ‘theaterwetenschappelijk’ onderzoek naar betekenisvorming bij het publiek.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
25ste jrg., nr. 7, sept. 1972
Marnix Gijsen huldigt in een kort in memoriam Raymond Brulez. We lezen gedichten van Jacques Buytaert en Hugo de Vos. Vooral die van Buytaert kunnen boeien. Dat is ook het geval met zeer knap proza van Kees Simhoffer; veel beter dan fragmenten van Wim Meewis en gratuït geklets van Jef Geeraerts over een ‘verstandskiesextractie’, waarmee hij de lezer meent te moeten onderhouden. Frans Boenders heeft een uitvoerig gesprek met Corn. Ouwehand, de bekende ‘japanoloog’, over figuur en werk van Yukio Mishima. Annie Romein-Verschoor schrijft een boeiend essay over ‘Karakter en cultuur van de Hollander’. In ‘Reflex’ bijdragen over kunst en computer, de verzamelde verhalen van Campert en de poëzie van Paul Celan.
| |
Heibel
7de jrg., nr. 5
Het redactiesecretariaat is verhuisd naar Herman Obbels, Tuinwijk 21, 2260 Nijlen. Dries Janssen bespreekt uitvoerig drie boeken (romans, verhalen) van Willy Lauwens. Zijn commentaar is genuanceerd, maar formuleert toch in hoofdzaak sterke bezwaren tegen de ‘mateloze’ schrijftrant van de auteur. ‘Fictieve gesprekken tussen Teilhard de Chardin en Abbé Breuil en tussen Roger Mauge en Armand Boni’ zijn een essayistisch-vulgariserende uiteenzetting van de finalistische evolutieleer. Hannelore en Lampo wisselen nog een briefje over magisch-realisme, vooral i.v.m. ‘De zwanen van Stonehenge’ en ‘De traditionele kus’. Robin Hannelore stelt acht vragen aan Gaston Claes en neemt daarmee a.h.w. die controversiële journalist-criticus onder zijn hoede. ‘De Siamese Tweeling’ is een typisch Depeuter-verhaal: goed en meeslepend maar naar ons gevoel wat te uitdrukkelijk geëmotioneerd. Weer heel wat gedichten, waartussen vooral die van Hannelore en Christiaens, hoe verschillend ook, mij overtuigen. De rubriek ‘De vloer aanvegen’ is dit keer zeer (ge)matig(d).
| |
Varia
Kruispunt-Sumier (nr. 43, sept. 1972)
is een novelle van Vic van Saarloos, met als titel ‘Werkloos’, geschreven in een zeer persoonlijk emotionele stijl.
Yang (8ste jrg., nr. 43/44, sept. 1972) is de neerslag van een wedstrijd voor science-fictionverhalen. Naast de drie bekroonde verhalen (van Bert Brouwers, Carlos de Vrieze en Manuel van Loggem) volgt een selectie uit de overige inzendingen.
In Septentrion (1ste jrg., nr. 2, okt. 1972) wordt J. Hamelink aan het Franstalig publiek voorgesteld. M. Buysse bespreekt het onthaal van de reeds vertaalde werken en vertaalt een gedicht van hem. A. Walrecht voegt daar nog enkele notities aan toe.
Boulevard verspreidt als augustusnummer 1972 een reeks zeefdrukken en re- | |
| |
produkties van schilderijen van Marcel Coolsaet. Zij worden kort toegelicht door Hugo Brutin en poëtisch begeleid door Thierry Deleu.
Mens en Taak, socialistisch tijdschrift voor het geestesleven (15de jrg., nr. 3, 1972), is gewijd aan ‘Het politieke lied’. A. Bracke geeft een overzicht van ontstaan, belang, aard en bestudering van het fenomeen, dat zowel volkslied, arbeiderslied als protestsong omvat. Hij besteedt o.m. aandacht aan de Antwerpse zanger John Lundström. Verder brengt Bracke ‘Bouwstenen voor een bibliografie van het politieke lied’ aan. R. Hespel bespreekt enkele liederen van rond de eeuwwisseling.
In Wetenschappelijke Tijdingen (31ste jrg., nr. 3, mei-juni 1972) schrijft P.J.A. Nuyens over ‘Het belang van de persoon en het werk van Hugo Verriest’. Zijn artikel is vooral bibliografisch interessant.
Hugo Brems
|
|