Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 118
(1973)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Kroniek
| |
[pagina 49]
| |
zorg en zin voor het detail, de scènes en taferelen ontspint van een zeer persoonlijke imaginaire wereld. Deze wordt gekenmerkt door een nauwkeurig getekende atmosfeer en een aantal gemakkelijk te omschrijven thema's. Er zijn weinig personages en gebeurtenissen in Mandiargues' novellen. De aandacht gaat naar één hoofdpersonage, veelal een vrouw, die meegesleept wordt in een avontuur waarvan de afloop zeer dikwijls wreed en bloedig is. Langzaam aangebracht, vindt dit gebeuren plaats rond het einde van het verhaal, maar het naderen en het bijna mechanisch verloop ervan voelen lezer en personages vanaf het eerste moment aan. Dit schept een drukkend klimaat van dreiging en spanning. Is het verwonderlijk dat de dolle rit van Rébecca,Ga naar eind1. de hartstochtelijke amazone die haar minnaar tegemoet snelt, eindigt op een dodelijk ongeluk dat haar de onthulling brengt van ‘un univers dionysiaque (...) cependant que des milliers de lames sont acharnées sur elle et qu'il lui semble qu'elles ne lui font qu'une seule plaie, par où son amant se répand en elle’?Ga naar eind2. Waarom doolt SigismondGa naar eind3. door de barrio chino van Barcelona, tenzij om het lezen van een brief te verdragen die - hij weet het toch al! - hem het overlijden van zijn vrouw meldt en hemzelf ook naar de dood zal brengen? Le Lis de Mer beschrijft hoe lang en zorgvuldig Vanina haar ontmoeting voorbereidt met de man van wie ze vermoedt dat hij haar eerste minnaar zal worden. Dikwijls raken de personages in een toestand van verblinding of bedwelming, die hen een zonderlinge kijk geeft op de omliggende wereld en hen ontvankelijk maakt voor de beslissende ervaring die ze zullen meemaken. Gebogen over haar Harley-Davidson, opgezweept door de snelheid, de geuren van het bos en de kleurenpracht van de dageraad, kent Rébecca een wilde panische vreugde. Sigismond verschuilt zich in een soort psychologisch vacuüm, ‘une bulle’, waarin de indrukken die hij in de barrio chino opdoet, hevig inslaan. Soms is het avontuur dat de held wacht ook zeer vreemdsoortig, op de grens tussen droom en werkelijkheid. Behoort Mandiargues' oeuvre dan misschien tot de fantastische literatuur? Ensceneringen in de stijl van Malpertuis, bliksemschichten, lawaai van kettingen en gehuil in de nacht, spoken en tovenaars of zelfs een parodie van het fantastische genre zoals in Au Château d'Argol van J. Gracq, zou men er tevergeefs in zoeken. Soms echter is het fantastische een basisgegeven, maakt het op natuurlijke wijze deel uit van de beginsituatie. Mallarmé, geobsedeerd door het beeld van Hérodiade, zou zeker de vergelijking gesmaakt hebben tussen Sarah,Ga naar eind4. de hoogmoedige maagd, en de volmaaktste | |
[pagina 50]
| |
aller diamanten. In zijn novelle drijft Mandiargues de metafoor veel verder: Sarah wordt in de diamant zelf opgesloten; ze wordt er de gevangene van totdat de zonnewarmte over de facetten van de briljant glijdt en zich materialiseert onder de vorm van een hoogrood, vlammend wezen, waardoor de mooie maagd, die zo trots was op haar ongenaakbare koelheid, bevrucht wordt. Dat Mandiargues' helden hun ervaringen als een fataliteit beleven, is echter niet altijd toe te schrijven aan zulk een fantastisch gegeven of aan een uitwendige oorzaak: dat fatale karakter komt meestal voort uit de onverbiddelijke fascinatie die op hen door een ander personage wordt uitgeoefend. De meeste personages zijn trouwens vrouwen die volledig aan de wil van een man onderworpen zijn. Deze schept er genoegen in hen een beslissende, dikwijls pijnlijke, erotische ervaring op te leggen, die in de vrouwen evenwel een geheimzinnige betrachting, een mysterieuze zone van hun wezen, bevredigt, zelfs al is de afloop ervan tragisch en gewelddadig. MariannaGa naar eind5. is niet bij machte weerstand te bieden aan P. Virgula, die haar verplicht naakt te dansen te midden van de doodkisten. Sommige van Mandiargues' vrouwen zijn hoeren, totaal passieve objecten, gedweeë instrumenten waarvan de man zich bedient in een poging zich zo sterk mogelijk te verenigen met het universum. In het lichaam van MinaGa naar eind6. ziet de driftige blik van Denis nog slechts een ‘substance charnelle’ die zich steeds verruimt en ten slotte met de rotsen, de zee en het strand congrueert. Instemmend of gelaten buigen de slachtoffers het hoofd: ze komen ertoe de verschillende fasen van hun avontuur met een haast klinische koelheid te beschouwen en tegenover zichzelf het onverschillige standpunt van een derde in te nemen. Het komt bij Marianna niet op zich tegen P. Virgula's eisen te weer te stellen. Sommige vrouwelijke personages hebben trouwens geen inniger wens dan zich vrijwillig over te leveren aan hun heer en meester. Zo snel als haar motorfiets rijden kan spoedt Rébecca zich naar de wrede en veeleisende Daniel; ze hunkert ernaar de atmosfeer en de ketens van de slavernij terug te vinden. En als Vanina zich niet onmiddellijk geeft aan haar minnaar, is het omdat ze het geschikte moment afwacht en zijn passie nog hoger wenst te doen oplaaien. De belevenissen en betrachtingen van de personages, hun wederzijdse betrekkingen, kortom alles bij Mandiargues draagt de stempel van het hedendaagse erotisme. Men vindt er echter geen enkele vulgariteit of toegeving aan slechte smaak in. Wie van ‘gespecialiseerde literatuur’ houdt, zal onmiddellijk ontmoedigd worden door de verhevenheid van de toon en de grote ingewikkeldheid van de stijl. Maar ook G. Dumur vergist zich wanneer hij schrijft dat bij Mandiargues het erotisme de seksuele bevrijding en zelfs de volledige ontvoogding van het individu beoogt.Ga naar eind7. Het tegendeel | |
[pagina 51]
| |
is waar! Even ongerijmd is het in Mandiargues een soort tweede G. Bataille te zien. Mandiargues denkt er niet aan bij het erotisme ethische beschouwingen te pas te brengen of het te assimileren met een obscuur zoeken naar de één of andere transcendentie. Interessanter is het zijn voorstellingswereld te vergelijken met de picturale wereld van P. Delvaux. De estheet Mandiargues vergenoegt zich ongetwijfeld in die nachtelijke rapsodies, in het dwalen van die droomwezens door tempels, tuinen en galerijen die elkaar in koel geometrische perspectieven opvolgen. Maar de vrouw, die bij de schilder hiëratisch heerst over nacht en droom, verliest bij de schrijver elke voorrang. In zijn werk is ze volledig onderworpen aan de wil van een man of aan een onverbiddelijk fatum. En staat ze nog wel in het centrum van de aandacht? Richt deze zich niet veel meer naar de rituele daden waardoor de vrouw haar onderworpenheid betuigt en materialiseert? Marianna's lichaam te bezitten is minder belangrijk dan het barokke spektakel van haar houdingen en haar dans te midden van de doodkisten gade te slaan. Vele vrouwenfiguren scheppen het grootste genoegen in het deelnemen aan het verfijnde ceremonieel dat vorm geeft aan hun erotische afhankelijkheid. Aan sommige praktijken is Rébecca evenzeer gehecht als Daniel: een glas kirsch drinken, zich met rozen laten geselen tijdens de coïtus. Met vindingrijke zorg ordent Vanina het decor - bloemen, belichting, schikking van het bed - waarin ze zich aan haar toekomstige minnaar zal geven. Dank zij zulk ritueel hopen de minnaars hun wellust te verhogen en hun genietingen te doen beantwoorden aan hun smaak en obsessies. Bij Mandiargues wordt niets aan het toeval overgelaten. De discipline die zijn personages zich opleggen, het fatale karakter van de fascinaties die ze ondergaan, stellen hem in staat ons, als juwelen op een schrijn, taferelen aan te bieden van een zeer artificieel universum, mooi en wreed, beheerst door eigen wetten en totaal geabstraheerd van het alledaagse. Aldus worden zijn personages herleid tot zuivere bedienaars van een ceremonieel. Hun gebarenspel en sieraden dragen nog bij tot hun hiëratische verschijning. Slechts gekleed met een zwart leren broekpak, sublimeert Rébecca haar naaktheid. Is er een grotere hulde denkbaar dan deze verzen: ‘C'est un corps nu sous la cuirasse
C'est une fille dans du fer’?Ga naar eind8.
Uit Sarah en het diamant straalt dezelfde ongenaakbare koelheid. Bij Mandiargues zijn er dus stoffen waarvoor hij een bijzondere waardering heeft. Hun rigoureuze structuur en hun effen vormen zuiveren degene die er zich mee tooit van zijn al te persoonlijke en contingente trekken.Ga naar eind9. En wat gezegd | |
[pagina 52]
| |
van het decor waarin het ceremonieel zich afspeelt? Het koude toneel, gespeend van elk menselijk geluid, het ijzig, scherp uitgebeitelde landschap zouden best het hoofdpersonage kunnen zijn. Mandiargues decors, antipoden van de zachte romantische valleien en de weelderige oevers, bieden in hun gesloten en strenge ordening geen houvast aan onze emoties. Het prototype ervan is de steile krijtachtige klif die recht in zee valt en waar ‘non pas le fâcheux fils d'Hector; Astyanax, c'est le cri des mouettes et des hirondelles de mer.’Ga naar eind10. Het gebeurt dat Rébecca en Daniel in een besneeuwd bos de liefde bedrijven. Conrad en Bettina hebben elkaar ontmoet toen ze op een grote en verlaten ijsvlakte schaatsten.Ga naar eind11. Zo krijgen we een dubbele verschuiving van de aandacht. Onder de medusablik van Mandiargues ontbloot het personage zich van zijn individuele opwellingen en wordt een zuivere uitvoerder, maar de rituele daden zelf worden geïntegreerd in het hautain en onverstoorbaar decor waarin ze zich afspelen en dat hen overkoepelt. Sommige teksten suggereren zelfs dat het toppunt van die integratie de samensmelting zou zijn van het personage met het decor. Gebogen over Mina's lichaam, droomt Denis dat ‘la nudité blanche, en s'unissant avec la roche à laquelle elle est liée par des fers désormais inutiles, va se convertir au règne minéral’.Ga naar eind12. Voor Vanina bestaat er geen hogere wellust dan naakt te zwemmen in een effen zee, gezuiverd van alle menselijke aanwezigheid, vlak als vloeibaar metaal. Vele critici denken dat het erotisme verbonden is met de doods-obsessie. Het is evident dat de esthetica van Mandiargues, die zich vergenoegt in een koele beschrijving van attitudes en decors met een kristallijnen structuur, scènes van een hoogmoedig gesloten universum - men denke aan de schoonheid van de sarcofagen en de hiëratische figuren die de koningen in het graf vergezelden -, vrijwillig de normale levensvoorwaarden de rug toekeert. In plaats van zijn personages te begiftigen met gevoelens die hij vervolgens met wellust zou ontleden, wenst Mandiargues integendeel dat ze verstenen en van zichzelf vervreemden. In deze inwendige leegte wordt hun blik een soort camera die nauwkeurig de verschillende fasen van hun avontuur en alle facetten van het decor opneemt. Een dergelijk verschijnsel deed zich ook voor in L'Etranger van A. Camus: in de mate waarin Meursault wars | |
[pagina 53]
| |
was van normale menselijke gevoelens, kon hij des te beter de fijnste kleurschakeringen, de geraffineerdste poëtische nuances van de uitwendige wereld opvangen. Vanzelfsprekend reduceert Mandiargues zijn personages graag tot een blik gericht op de objecten, omdat hij zelf een wonderbaar beschrijver is. Door ons de situaties en de decors voor ogen te brengen, heeft hij de kans zijn virtuositeit en zijn dichterlijke begaafdheid volledig te ontplooien. Van het lichaam en de sieraden van een vrouw, van de lichtschakeringen op het ijs, van de kwaliteit van een bontmantel worden ons alle details getoond. Dichterlijke en toch juist gepaste bewoordingen, lange, soepel gebouwde zinnen beschrijven ons alle vormen van het object en belichten het, met een soort onverzadigbare gulzigheid, tot in zijn geringste aspecten. En de schrijver laat niet na zich te bedienen van alle vergelijkingen en metaforen die hem door zijn ruime cultuur gesuggereerd worden. Zou Vanina van meet af aan haar minnaar bemind hebben als deze haar niet deed denken aan een portret van Giorgione bewaard in de Oude Pinacotheek? Ook slaagt Mandiargues erin zijn scènes, landschappen en taferelen op de meest ingenieuze wijze aan elkaar te doen sluiten. Daar hij meer aan vorm en kleur dan aan muziek en parfums gehecht is, kan men zich afvragen of hij zich niet vergist heeft en of hij niet de roeping had van een schilder of een regisseur, eerder dan die van een schrijver.Ga naar eind13. Het kan onthullend zijn de scènes van Mandiargues' wereld te vergelijken met de schilderijen van Delvaux of van De Chirico, maar het is nog revelerender ze te situeren in de literaire traditie van een Baudelaire. Ook hij hield van een goed afgewogen gebarenspel en van een deskundig gebruik van juwelen en schmink. Baudelaire was de eerste die het idee - kenschetsend voor de Franse 17de en 18de eeuw - verwierp dat de kunst een gesublimeerde expressie van het Natuurlijke dient te zijn. Hij introduceerde de cultus van het artificiële. Baudelaire en Mandiargues zouden beiden deze verklaring van S. Dali kunnen onderschrijven: ‘Je hais la simplicité sous toutes ses formes’. Voor hen is ‘l'Imagination, la Reine des Facultés’. Ze bedienen er zich van om gebaren en taferelen, stoffen en lichamen in te schakelen in de perspectieven en de structuratie van een universum van koele en zelfgenoegzame perfectie, waarin de wanstaltige chaos van het reële, de wansmakelijke proliferatie van de natuurvormen opgeheven wordt, een universum waar ‘(...) tout n'est qu'ordre et beauté
Luxe, calme et volupté’.
Mandiargues' zeer gesofisticeerde werken zouden ongetwijfeld in de smaak | |
[pagina 54]
| |
vallen van een op tekstontleding beluste psychoanalyst. Zijn conclusies zijn niet moeilijk te voorspellen: de schrijver verwerpt natuur en realiteit uit onmacht ze te lijf te gaan en vlucht in een artificiële wereld, een denkbeeldige ruimte, goed afgesloten en omlijnd, waar hij zich geborgen voelt en bevrijd van de angstwekkende druk van het leven. Deze diagnose is echter al te somber! Tegenover zijn werk bewaart Mandiargues immers de nodige afstand. Overal vindt men er de sporen in terug van een discrete, maar trefzekere zin voor humor. Een woord waarvan de betekenis lichtjes verdraaid wordt, een term die wat te plechtig klinkt voor de context (‘avoir fonction’ i.p.v. servir; ‘entretien’ i.p.v. conversation; ‘requête’ i.p.v. demande), dit alles wijst erop dat een subtiele ironie Mandiargues' schrijven constant beïnvloedt. Zoals sommige ‘poètes maudits’, Lautréamont in het bijzonder, is hij ontegensprekelijk gehecht aan een ‘esthétique de l'insolite’, misschien nog subversiever dan de uitdagingen van een satanisch romantisme of van een wilde fantastische inspiratie.Ga naar eind14. Het ziekelijke van het psychologisch geval dat Baudelaire was, is Mandiargues vreemd. In hem schuilt een grand seigneur die ons, met enige welwillendheid, rondleidt in zijn eigendommen en zich in het geniep amuseert met onze verbazing. Hij is niet de dupe van zijn verzinselen en is zeker niet behept met een overdreven ‘esprit de sérieux’. Mandiargues is moeilijk te classificeren. Natuurlijk zijn zijn opulente en angstaanjagende schouwspelen, zijn droom- en liefdestaferelen, surrealistische thema's, maar de gezochte, syntactisch zeer verfijnde taal die hij schrijft, is het tegengestelde van de ‘écriture automatique’ die Bretons discipelen zo nauw aan het hart lag. Elk surrealistisch schilder zou in zijn werk inspiratie kunnen vinden, maar vele beschrijvingen en metaforen werden hem ingegeven door zijn grote liefde voor de Renaissance. Alle hedendaagse mythen staan in nauw verband met het erotisme waarin hij behagen schept, maar vulgariteit en bandeloosheid zijn hem vreemd. Vóór al het andere wenst deze grand seigneur zichzelf te blijven. Beschouwingen over psychologie zou men in zijn werk tevergeefs zoeken. Typisch is dat hij geen enkele echte roman geschreven heeft: zijn doel is niet, via hun ontwikkeling in de tijd, conflicten, wisselende gemoedstoestanden en evoluerende machtsverhoudingen te beschrijven. In zijn gedichten en novellen schittert een vurige, barokke, enigszins perverse verbeelding: het zijn handig gemaakte en wonderbaarlijke literaire snuisterijen, die ons de pracht van een meesterlijke taal doen genieten en erop gericht zijn onze geest en onze zinnen te vermaken. Niets meer dan dat, maar ook niets minder. |
|