der Verwondering. Simon groet op alle uren van de dag alle bestaande en toekomende dingen met kinderlijk-verbaasde dankbaarheid en gretigheid. Hij zou zijn gedichten uit de laatste zeven jaar willen bundelen onder de titel WONDER BOVEN WONDER, en daar zouden drie afdelingen in zijn: Geboorte Orgasme Dood... Gefascineerd door ‘de eeuwige visie: allen één’ (blz. 102), interesseert hij zich voor alles, ‘met een nieuwsgierigheid die geen genoegen neemt met definitieve antwoorden, zijn eigen vragen vindt, beantwoordt, ontdekt, herontdekt’ (blz. 65). Hij amalgameert al wat hem, de legpuzzelaar en documentalist, onder handen valt of ter ore komt, het weze Krishnamurti of Christus, I Ching, Jakob Böhme, Swedenborg, de alchimisten en numerologen, jazz of LSD. Vandaar het onbedaarlijke citeren (vooral uit het Engels) in Vinkenoogs boeken, die volgens de techniek van de ‘papiers collés’ gefabriceerd worden. In Aan het daglicht schrijft hij zelf: ‘Ik zou toch wel eens een boek willen schrijven, waarin ik niemand citeer, dat is me ook al eens gesuggereerd, ik doe tot dusverre in dit hoofdstukje mijn best, maar mijn handen jeuken om op te staan en weer eens te voorschijn te halen, wat Gregory Corso schreef over de afgelegde weg, en wat Constant schreef over de totale happening die begonnen is, of wat Fourier zei over het volledig afwijken - wie mij leest, weet waarover ik het heb’ (blz. 156). Hij kan het citeren niet laten, omdat hij overal geloofsbroeders vindt en gensters van het grote licht dat het Al doorstraalt.
Een andere topic is de boodschap van de creativiteit. Alleen daarin is onze hoop gelegen. Vinkenoog spreekt in dit boek een ambivalente bewondering uit voor de Amerikaanse samenleving, waarvan hij het technologisch kunnen vereert. Maar de toekomst van de mens ligt niet alleen in de technologie, de consumptie, de materiële behoeftenbevrediging en de economische prioriteiten. Hij zoekt alternatieven tegen de inkapselende consumptie, de conditionering door de ‘materialistische buldozer’ (blz. 143). Hij leeft naar de alternatieve toekomst bij de genade van de creativiteit. Dat is zijn evangelie van de hoop binnen ‘voortdurend verruimende vrije referentie-kaders’ (blz. 55). De wereld is één grote workshop waar ieder zijn eigen instrument mag meebrengen en waarin wij situaties scheppen die de mensheid nog niet kende. ‘Het komt erop aan het hopen te leren. Het komt erop aan dat wij leren hopen!’ (blz. 110). Of heel gevat elders: ‘Hoop, zegt de harteklop’ (blz. 119). Hoop op een toekomst, waaraan wij eendrachtig moeten bouwen (nog een Vinkenoogwoord): ‘Het is een karrevracht stenen, die ik telkens opnieuw weer een paar meter verder versjouw, dichter bij het grote gebouw waar wij allen kunnen binnen trekken. Zo ver als mijn armen maar reiken kunnen, een doodgewone bouwvakarbeider ben ik, een steen-