| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Literaire herdrukken
Bij Paris-Manteau (Brussel-Amsterdam) verscheen de vierde druk van Herman Teirlincks Rolande met de Bles n.a.v. de verfilming van dit boek. Jammer genoeg vind ik het een van zijn minder geslaagde romans, te kunstmatig-over-verliteratuurd, verbeus, langdradig; doch mooi, sierlijk geschreven.
Van Weverbergh verschijnt de derde druk van Een dag als een ander, meer een pamflettair dan literair bedoelde ‘schoolroman’, waarin hij soms bijtend zijn onvrede met toestanden in het onderwijs blootgeeft.
Bij dezelfde uitgever tellen wij vier herdrukken van Ward Ruyslinck: de zesde van Het Reservaat, een van zijn geslaagde werken, de derde van Het ledikant van Lady Cant en De Karakoliërs, twee werken die niet tot zijn beste behoren maar toch de weg naar het publiek blijken te vinden. Dat ten slotte De madonna met de buil, een novellenbundel die enkele van Ruyslincks beste verhalen bevat, en het ook op school goed doet, een vierde druk geniet, kan niemand verwonderen.
Van Hubert Lampo verscheen de zevende druk van zijn debuut in 1943 Don Juan en de laatste nimf, een gaaf en beheerst verhaal met psychologische inslag. Ook verscheen de zesde druk van De Trein der traagheid, naar mijn gevoel nog altijd een der allerbeste verhalen van Johan Daisne. Paul de Wispelaere liet een tweede, herziene druk verschijnen van zijn roman Een eiland worden.
Steeds bij Paris-Manteau verschijnen ook dichtbundels in herdruk, een zeldzaam verschijnsel. Zo vermelden wij een tweede druk van Patricia Lasoen: Recepten en Verhalen, Eddy van Vliet: Van bittere tranen, kollebloemen e.a. blozende droefheden, en van Patrick Conrad: 11 Sad songs for Edward Kienholz 1970-71.
In de Vlaamse Pockets van Heideland (Hasselt) verscheen een herdruk van twee verhalen van Karel van de Woestijne, De boer die sterft en De geboorte van Eva (nr. 256) benevens de negende druk van Bei uns in Deutschland, het bekende oorlogsboek van Ernest Claes.
Bij Orion (Brugge) verscheen de tweede druk van een der beste verhalen van Frans van Isacker Kortstondige onthoofding, een tweede (uitgebreide) druk van het eerste deel van Ten huize van... door Joos Florquin, ten slotte een derde druk van de studie over Albert Camus door Maurits Pinnoy.
Bij het Davidsfonds (Leuven) verscheen
| |
| |
de negende druk van Ierse Nachten, van Simon Vestdijk, een boek dat, bij de beperkte Vestdijk-lezer die ik ben, een beste indruk heeft nagelaten. Ook liet deze uitgever een lijvige Timmermans-omnibus het licht zien Met Timmermans door Vlaanderen, waarin vijf werken van de grote Lierenaar, ingeleid door zijn dochter Lia Timmermans.
Bij De Roerdomp (Brecht-Antwerpen) verscheen een tweede druk van Een beschadigd mens, een sociaal-psychologische probleemroman door Dries Janssen. Merkwaardig is de poging om oude romans, die ten onrechte vergeten zijn of zouden zijn, te herdrukken. Zo geeft deze uitgever een herdruk van Het einde der wereld door Jef Scheirs, die als volksschrijver tijdens zijn leven een zeer grote populariteit kende, ook door zijn moraliserende en volks-filosofische tendens. In literair opzicht boeiender is de herdruk van De Roerdomp en Heksendans van Alfons Jeurissen, een der besten onder de rasechte Kempische schrijvers, een uitmuntend verteller, die diep vertrouwd was met het geestelijk volksleven van de Kempense vlakten. Heksendans is misschien wel zijn beste werk. Het is jammer dat door droevige levensomstandigheden het talent van deze zeer begaafde verteller zich wellicht niet sterker heeft kunnen ontplooien.
Een eresaluut verdient de D.A.P. Reinaert-uitgeverij te Brussel, die sinds jaren letterkundig werk uit het historisch verleden opnieuw uitgeeft en blijkbaar met succes. Ik vermeld de onlangs voltooide Cyriel Buysse-omnibus in vier lijvige delen, die heel wat werken van de Vlaamse verteller, roman- en toneelschrijver opnieuw in omloop brengen. Niet enkel de volksmens maar ook de literair meer ontwikkelde lezer zal van Buysse's vertelgave, zijn soms navrante en elders mild-humoristische kijk op het leven kunnen genieten. Naast deze uitgebreide keuze uit het werk van een onzer beste realisten, brengt dezelfde uitgever een Maurits Sabbe-omnibus, waarin het beste werk van deze neorealistische, idyllisch-humoristische verteller werd verzameld: de intimistisch emotievolle eenakter Bietje, de bekende verhalen 't Pastorken van Schaerdycke, De filosoof van 't Sashuis en een paar novellen in meer realistisch-tragische en satirische trant, waaronder Melsens Kruis (van het beste dat Sabbe ooit heeft geschreven).
Bij dezelfde uitgever verscheen nog een omnibus Vlaamse Parels: 19e eeuw, die vijf boeiende romans of verhalen uit vorige eeuw opnieuw bij de hedendaagse lezer brengt. Zij zijn stuk voor stuk zeer leesbaar en hun verschijnen zal ook de literairhistorisch-belangstellende lezers genoegen doen, ook al omdat zij nu met deze werken hun bezit aan negentiende-eeuws literair cultuurgoed kunnen verrijken. Het gaat hier om vier verhalen uit de realistische periode: de overbekende Ernest Staes van Anton Bergmann, de prachtige novelle van Rosalie Loveling: Meester Huyghe, de minder bekende maar uitstekende novelle van Virginie Loveling: Meester Neirinck. Daarna volgen twee lijviger romans: In 't Schipperskwartier van Domien Sleeckx, onze eerste rasechte realistische roman in Vlaanderen, en Hard Labeur, een van onze weinige zuiver-realistische romans, geschreven door Reimond Stijns en een hoogtepunt van deze auteur. Een
| |
| |
oordeelkundig samengesteld leesboek, dat niet enkel ruime weerklank moge vinden bij de literatuurliefhebbers maar ook bij de leraars in de letterkundige geschiedenis, waaronder er zeker een aantal zijn die in de klas levenslang spreken over boeken die ze zelf niet hebben gelezen.
Ten slotte stappen wij even buiten de literatuur. De uitgever Nijgh en Van Ditmar zendt ons de tweede druk van De man die Nederland redde, de oorlogsavonturen van Felix Kersten, wonderbaar masseur en lijfarts van Himmler, geraffineerd en roekeloos spion, die o.m. in 1941 de deportatie van het Nederlandse volk naar Polen heeft kunnen verijdelen. Het relaas werd geschreven door de bekende Franse romancier Joseph Kessel, biedt alle garanties van waarheidstrouw, en zal alle lezers die af en toe van ‘sterke verhalen’ houden, zoals uw dienaar, de gewenste emoties en sensaties bezorgen.
Albert Westerlinck
| |
Vlaamse vertelkunst
Onder de titel 54 Vlaamse verhalen (Uitg. Paris-Manteau, Brussel) verscheen het hierboven vermelde aantal novellen uit onze literatuur van Henri Conscience tot vandaag, verzameld door Marnix Gijsen en Karel Jonckheere. Het zijn drie boekdelen, elk van ca. 200 bladzijden. Vele gekozen verhalen behoren tot het beste in onze literatuur en zijn reeds, door herhaalde uitgaven, omzeggens ‘klassiek’ geworden. Dit geldt voor de verhalen die hier werden gekozen uit het werk van Boon, Van Cauwelaert, Claes, Claus, Elsschot, Gilliams, Matthijs, De Pillecijn, Walschap, enzovoort, enzovoort. Er zijn ook aangename verrassingen als, bijvoorbeeld, de aanwezigheid van de Antwerpse verteller Lode Verhees. Jammer genoeg werden uit de jongere generatie een paar al te zwakke stukken opgenomen en dat is des te meer te betreuren daar enkele zeer goede novellisten niet vertegenwoordigd zijn. Ik denk aan André Demedts (zijn jongste novelle in ons tijdschrift vond ik prachtig!), Paul Lebeau (een verzameling van zijn novellen, De Tijdvreter, is pas verschenen), Rose Gronon, die een paar meesterlijke novellen heeft geschreven, en Libera Carlier (cfr. De Luipaard). Het zal de samenstellers bij een eventuele nieuwe druk niet moeilijk vallen enkele banale verhalen te weren en deze betere novellisten een plaats te geven. Inmiddels verdient deze verzameling om het vele uitstekende werk dat ze bevat, ruime verspreiding.
Albert Westerlinck
| |
Maurits Sabbe
Dit boek over de Brugse neoromantische verteller en verdienstelijke geleerde, Maurits Sabbe en zijn Brugse mensen (Uitg. Standaard-Boekhandel, Antwer- | |
| |
pen-Utrecht) werd ingeleid en samengesteld door zijn zoon Dr. Herman Julius Sabbe, ere-procureur des Konings te Antwerpen. De inleiding bevat een levensoverzicht van de schrijver. De verdere inhoud is origineler. De zoon heeft namelijk na de dood van vader in een lade van zijn werkkamer een hoop notities gevonden, die werden geschreven om voordrachten te houden over humor in het algemeen, Brugse humor en, ten derde, intieme beschouwingen over eigen werk. Dr. H.J. Sabbe heeft aan de hand van die notities gepoogd de voordrachten van zijn vader te reconstrueren. De eerste ‘Humor en grappigheid’ probeert de humor te bepalen, het getuigt van veel inzicht in het vraagstuk en van grote literaire eruditie. Interessanter nog is de voordracht over ‘Brugse Humor’, een thema dat verwant is met de geest van zijn werk en dat hij blijkbaar grondig kent. Al blijkt die humor niet altijd pittig en soms zelfs triviaal, hij geeft ons een kijk op een volksmentaliteit die Sabbe met sympathie bekeek. Het laatste opstel dat Dr. H.J. Sabbe heeft gereconstrueerd, ‘Mijn literaire biecht’, is veruit het belangrijkste. Sabbe vertelt zijn literaire groei, de genesis van zijn werken, zijn lectuur-ervaringen, en geeft ons meteen een m.i. juist inzicht in zijn eigen werk. Hij doet dit met waardige bescheidenheid en eenvoud, deugden die ons respect voor zijn werk, dat binnen duidelijke grenzen zijn waarde blijft behouden, slechts kunnen vergroten. Ik wil n.a.v. de reconstructie van deze laatste voordracht slechts even de aandacht vestigen op een vergissing, waar over de literaire generatie bestaande uit ‘Raymond Brulez, Gaston Roelandts, Lode Zielens en Victor Brunclair’ (p. 105) wordt gesproken. Het zal hier wel om Maurice Roelants gaan en niet om de Leuvense
atleet, die in die jaren zelfs nog niet kon lopen.
Albert Westerlinck
| |
Onze letterkunde in Noorwegen
Onze literatuur was tot voor enkele jaren ‘terra incognita’ in Noorwegen. Thans begint daar verandering in te komen vooral door de werkzaamheid van Prof. Dr. K. Langvik-Johannessen, de artistiek rijgbegaafde professor in de Nederlandse taal- en letterkunde, samen met een equipe verdienstelijke medewerkers. Johannessen is langs de omweg van de Duitse letterkunde naar de Nederlandse gekomen. Hij is nog werkzaam op Duits literairhistorisch gebied en is bekend Grillparzer-specialist. Doch heel zijn academische werkzaamheid en het grootste deel van zijn belangstelling zijn aan de Nederlandse letterkunde gewijd. Zijn lievelingstijdperken zijn het middeleeuws drama en de baroktijd. Hij publiceerde over Hugo Grotius, Rembrandt, Gijsbert Japiks en vooral over de literaire reus van onze Barok: Vondel. Vele bijdragen over hem onverlet latend, vermeld ik zijn groot werk Zwischen Himmel und Erde. Eine Studie über Vondels biblische Tragödie in gattungsgeschichtlicher Perspektive, een vernieuwend boek, dat derhalve omstreden werd, maar vruchtbare inzichten openlegt.
Doch Johannessen volgt ook van dicht- | |
| |
bij het cultuurleven in Nederland en Vlaanderen en schrijft daarover regelmatig in de bekende Oslose kranten Aftenposten en Morgenbladet. Zijn jongste omvangrijke prestatie is de publikatie van een bloemlezing uit de Nederlandse verhaalkunst: De Lave Land Forteller (Uitg. Gyldendal Norsk Forlag, Oslo). Hij schreef ter inleiding van dit royaal uitgegeven boek (280 blz.) een cultuur- en literairhistorisch essay over ons Nederlands erfgoed van de middeleeuwen tot heden. De vertalingen zijn niet alle zijn werk maar ook dat van een zestal medewerkers. Deze imponerende anthologie bevat verhalen van Multatuli, Emants, Buysse, Couperus, Streuvels, Van Schendel, Van der Leeuw, Van Oudshoorn, Van de Woestijne, Teirlinck, Bordewijk, Timmermans, De Pillecijn, Roelants, Van Ostaijen, Slauerhoff, Vestdijk en Marnix Gijsen. Een prachtige keuze. Onvolledig natuurlijk, maar er was een beperking nodig. En wie bloemleest volledig en volmaakt?
Albert Westerlinck
| |
Rondom Richard Minne
Zo luidt de titel van een boek (244 blz.) dat door Daniël van Ryssel werd samengesteld met de hulp van een dertigtal medewerkers (Uitg. Yang en Nijgh en van Ditmar). Sympathie voor Minne is sympathiek omdat zij synoniem kan zijn van liefde voor eenvoud en eerlijkheid, afkeer voor fraseologie en pedantisme in de literatuur. De Minne-minnaar vindt in dit boek bijdragen van alle slag: enkele ongebundelde gedichten (van mindere kwaliteit), een greep uit de briefwisseling van Herreman met zijn vriend, foto's van de dichter en van zijn handschriften. Daarnaast zijn er gelegenheidsgedichten van vrienden (Coole, Daisne e.a.), getuigenissen van schrijvers der oudere generatie (Vercammen, Buckinx, Decorte e.a.), en van de jongeren (Van Ryssel, Dangin, Roland Jooris, Deflo e.a.). Daartussen treffen wij ook kritische studies aan van Willy Spillebeen, Jef Barthels, Dina van Berlaer-Hellemans en zelfs een wetenschappelijke gedichtanalyse van Prof. M. Rutten. Wat mij in dit gevarieerd boek het meest heeft geboeid zijn de ‘herinneringen’ van vrienden en schrijvers die Minne persoonlijk, korte of lange tijd, hebben gekend. Zij zijn ook voor de literatuurgeschiedenis het kostbaarst. Ik vermeld Achilles Mussche, Daan Boens, Jonckheere, en vooral Jeroom de Pauw, Louis-Paul Boon en Prosper de Smet. De bijdragen van deze laatste drie, medewerkers van Minne, vertolken het best de innige vriendschap die hen aan hun oudere makker bond. Al met al is dit een geslaagd huldeboek dat goed is besteed aan een dichter die nooit loog.
Albert Westerlinck
| |
Tweemaal Libera Carlier
Varen in ballast is de titel van een nieuw scheepvaartverhaal van Libera Carlier (Uitgeverij De Branding, Antwerpen). Een paar vroegere teksten van hem zijn
| |
| |
knappe suspenseverhalen, maar wat hier op en rond de tanker Ruza gebeurt is te lang gerekt om te blijven boeien. Het zou me niet verwonderen dat het in de bedoeling van de schrijver lag, de sfeer van een doordeweekse, geschiedenis-loze reis met een tanker van Antwerpen naar de Golf van Mexico op te roepen en met dat gegeven ergens een diepere laag van existentiële waarachtigheid (‘varen in ballast’) te raken. Wegens moeilijkheden bij het aanmonsteren kan de boot maar niet afvaren, en parallel daarmee kan het verhaal evenmin op gang geraken. De verteller monstert altijd maar nieuwe personages aan. Steeds andere gezichten worden geïntroduceerd, de geschiedenis stagneert. Als de tanker eindelijk zee kan kiezen (precies in het midden van de tekst), heeft de lezer naar mijn gevoel al te lang geduld moeten oefenen. Nadat de eerste stuurman Hassen het bevel overnam, vallen op tachtig mijl van de Amerikaanse kust de motoren stil: een brutale stop van een zo lastig op gang gekomen vaart. Als anticlimax volgt nog het neerschieten van een Arabier door de echtgenoot van Nora Steffens, een vrouw aan boord, die door naïeve provocaties de éne wrede knal in dit buitengewoon egale verhaal veroorzaakt.
Over dit m.i. al te lange varen hangt een nauwelijks gesuggereerde sfeer van dreiging. ‘This ship is doomed’, zegt de Arabier (43); Nora denkt: ‘ik vrees hier alles wat vreemd is en alles is vreemd aan boord van een tankschip’ (74). Evenzeer geldt, dat alles er zeer vreemd aan toe gaat in deze tekst, zoals in Het afscheid van Michiels of in L'Etranger van Camus of in verhalen van Kafka. Het thema van twijfel en onzekerheid wordt overigens bij begin en slot structureel goed aangebracht in twee analoge sequensen waar we kapitein Pallet voor zijn schrijfmachine zien zitten twijfelen tussen ‘Je soussigné’ of ‘Le soussigné’. Tussen die twee twijfelsituaties wordt in ballast uitgevaren.
Wegens deze sfeer van angst en dreiging die zich onderduims ophoopt om plots brutaal te exploderen in de gewoonste dingen rond een Panamese tanker, zou ik dit verhaal onthouden. Wellicht heeft de schrijver hiermee een existentieel relevante situatie willen oproepen. Wellicht, maar het komt door gemis aan spankracht niet te best over.
In het tweede boekje, De luipaard en andere verhalen, een Mini-boek van Verbeke-Loys (Sint-Andries), komt als slot de tekst Na een zevende boek voor, waarin Libera Carlier de balans opmaakt van zijn tot dusver gepubliceerd werk en zijn opvattingen van de functie van het schrijven uiteenzet. Het is de interessantste tekst van het bundeltje. Waarom, waartoe heb ik zeven boeken geschreven, vraagt hij zich af. Eén van de belangrijkste impulsen die hem tot schrijven aanzet, blijkt ‘de verontwaardiging’ te zijn (132). Verontwaardiging dreef hem in het sociale engagement en verplichtte hem zeven keer ‘de sociale lyriek’ in proza te beoefenen (139). Deze terugblik, met poging tot zelfbepaling als schrijver, kan als auteurscommentaar gebruikt worden bij de kritiek en interpretatie van Carliers werk. Sociale lyriek heb ik in dit bundeltje evenwel niet zo vaak gevonden. Kenmerkend zijn veeleer de evasieromantiek en de schampere humor die we in zijn scheepvaartverhalen niet in die mate plegen aan te treffen. Maar die hoekige
| |
| |
notitiestijl die uit principe alles schuwt wat naar opsiering kan zwemen, die is wel van hem.
M. Janssens
| |
Neukratief
Walter van den Broeck deed erg grappig in zijn feuilletonroman Lang weekend en erg geëngageerd in zijn toneelstuk Groenten uit Balen. Die twee toonaarden (crazy en angry) heeft hij gecombineerd in een nieuwe verhalende tekst, In beslag genomen (Paris-Manteau, grote Marnix-pocket 63, 1972, 142 blz.). In een Waarschuwing Aan De Belgische Lezer noemt hijzelf dit boek een ‘politiek-erotische satire’. De situaties en personen die hij beschrijft bestaan vooralsnog alleen in zijn verbeelding, zo zegt hij nog in een tweede waarschuwing. Toch zal het ‘volwassen publiek’ waarvoor dit boek geschreven werd, geen moeite hebben om door de romanfictie heen bestaande situaties en personen te herkennen. Het gaat over de Belgische Minister van Censuur Weckx en diens collega Van Noorderwijk, Minister van Cultuur. Rara, over wie gaat 't? Weckx krijgt de oneven hoofdstukken naar z'n kop, Van Noorderwijk en zijn cultuurhonden de even. Bindteken tussen oneven en even is een schoendoos met compromitterend materiaal, waarmee een ik-persoon, Walter van den Broeck, leraar-schrijver, rondzeult, van Censuur naar Cultuur en naar andere ongure middens. Er wordt ook nog een schrijversbijeenkomst beschreven in de kantoren van Kolin Xerbererg, uitgever van London-Nancy, eertijds beheerd door Bertha Nancy. Nog eens, rara. Elke volwassen lezer heeft het al lang door: In beslag genomen is de eerste onverbloemde Zuidnederlandse sleutelroman over de Belgische Ministers van Censuur en Cultuur. Veel binnenpretjes moeten mij ontgaan zijn, want ik vind het maar een saaie boel. De auteur zelf amuseert zich kennelijk goddelijk. Hij maakt er een goeie ouwe gooi- en smijtklucht van, met gillers in de hoogste registers en denderend dijengeklets. Geen roomtaarten vliegen in het rond, maar bepaalde secreties. Artikel 383, alsmede de pomperijen van de cultuurhonden ridiculiseert de auteur met het
doeltreffendste wapen, de erotiek in Vrij Sexland-stijl. Ik wed dat de auteur het allemaal amusant vindt, en misschien hoopt hij zelfs onze Noorderbroeders, die toch denken dat er ten zuiden van Breda Indianen wonen, ermee te amuseren. Maar als het boek politiek en erotisch zou zijn, dan heeft het als satire naar mijn mening te weinig niveau. Het is eerder een schadeloos entertainment voor ingewijden, te lullig om het in beslag te nemen.
M. Janssens
|
|