De laatste ronde
Een prijs voor Gilliams
Dat de belangrijkste Staatsprijs voor Letterkunde die wij hebben, de prijs ter bekroning van een gehele literaire loopbaan, werd toegekend aan Maurice Gilliams, zal ongetwijfeld iedereen die met onbaatzuchtige sympathie ons literaire leven volgt, verheugen.
Gilliams is nu 72 jaar en wij mogen aannemen dat wij thans veruit het grootste deel van het werk, dat hij als uiterst veeleisend auteur wilde uitgeven, in ons bezit hebben. Dit oeuvre is niet omvangrijk, maar in zijn uiterst kieskeurige selectiviteit, heeft het een vrij zeldzame zuiverheid en perfectie. Het is ook zeer veelzijdig. Gilliams is dichter, schreef verhalend poëtisch proza, essays en schonk ons ook fragmenten van een journaal.
Zijn werk is niet populair en zal het wel nooit worden. Het eist van de lezer heel wat literaire cultuur, subtiliteit van esthetisch gevoel en intuïtieve intelligentie, vooraleer het zich prijsgeeft.
In het proza van Gilliams, vanaf Het werk der Leerjaren van 1922, naar de Oefentocht in het Luchtledige tot zijn meest bekende werk Elias of het gevecht met de nachtegalen en ten slotte Winter te Antwerpen - voor mijn gevoel zijn meest volmaakte prozawerk -, vindt men een geleidelijke ontwikkeling van het vakmanschap en van de volheid, de densiteit van de innerlijke levensexpressie. Want, alhoewel uit de stof van herinneringen en ervaringen opgebouwd, is dit werk eivol van innerlijkheid.
Die innerlijke levensaanvoeling en zelfontdekking van Gilliams vertoont een uitzonderlijke verfijning in stemmingsgevoel en verbeelding. Hij ontdekt zichzelf en zijn innerlijke wereld vanuit een eenzaamheid die zeer kwetsbaar is, soms gekweld, gemarteld, soms ook vervuld van vreugde om de ontdekking van eigen mysterie. De ruimte ontbreekt mij hier om het geraffineerde zelfgevoel dat in Gilliams' proza tot ontbolstering komt, te ontleden. Laat mij enkel zeggen dat het van een ragfijne stemmingskunst gaandeweg is geëvolueerd naar een vlijmscherpe zielsanalyse en een acute spirituele werkelijkheidszin, die het mysterie achter de werkelijkheid aftast. In die zin is hij verwant met de grote Romantiek, die een mystische geladenheid heeft: Novalis, Hölderlin, enzovoort. Daarbij moet worden onderstreept dat zijn stijl een strenge compositie en een grote poëtische densiteit vertoont.
Ook zijn gedichten vertonen een evolutie, die parallel loopt met zijn proza. Van aanvang af zijn zij symbolisch geladen, doordrongen van stemmingen, vooral weemoed en nostalgie, maar gesloten. Vanaf de bundel Eenzame Vroeg-