Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117(1972)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 651] [p. 651] Walter Haesaert / Gedichten Ik die het licht Onder de helling van regen woon ik als mol, als halte tussen winterslaap en zomer, als maanzieke met de handen wijdlopig uiteen. Uit het noorden haal ik de wind die om het huis de dood in zijn schild voert en de duiven als confetti rond de daken strooit, en toch nog leven laat: de hoop, de kinderen en het warmste dier. Maar in het zuiden tussen het brandende braambos van liefde, met doornen als pijn- stillende bessen, lach ik met en om jou, daar je mij met een onweer verwittigt dat in de diepte van je lichaam blauwe regen bloeit. En ik beneem me de adem, vang in het vliegen nog ergens wat angst, en probeer in het alom gekende aarzelen te benaderen: de bloem, het blad en de wortels. Ik die het licht tussen mijn vingers oprol zoals mijn grootvader zijn bruine tabak, ik die het licht tussen mijn vingers [pagina 652] [p. 652] Anderen weten Anderen weten de wanden van mijn stem: niets is zo vloeibaar als de vloeistof na de zondvloed van je adem. Ik open traag de morgen, vang de middag en in het trillend lichaam van vanavond overleeft het licht; de nacht is schuw, bedwingt zich in een gracht en nagelt angst aan hoge muren. Verslaafd ontstaat de droom, verovert zonder tegenstand de woorden, ook van dit naar roze honig ruikende gedicht. Ik ben een warme evenaar, waarop de zachte pels van dieren neerhangt, rustig als een litanie over de hoofden. Vorige Volgende