| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Raam
nr. 84, juni 1972.
Verrassend knappe, intelligent gevoelige poëzie van Geert van Beek. Daarnaast als enige creatieve bijdrage een vertaling uit het Portugees door Bertus Dijk ‘De pad en de nachtuil’, een zowel literair als menselijk prachtig verhaal van Santos Lima. In een uitvoerig essay behandelt Gerard Knuvelder n.a.v. René Wellek's ‘A history of Modern Cristicism’ het ontstaan van de moderne poëzieopvattingen in de tijd van de romantiek. O.m. de nog altijd actuele vragen i.v.m. het kunstwerk als organisch en autonoom geheel, de woordmagie, enz... Zeer aanbevolen. Eldert Willems herinterpreteert ‘Iris’ van Jacques Perk vanuit een hedendaags standpunt als ‘het verschijnen, de werking en de ontvangst van de poëtische zin’. J.J. Wesselo ten slotte, zit nog steeds in zijn ‘heksenring’ van literatuur en maatschappelijk engagement. Maar hij slaagt er alleszins in een opmerkelijke inventaris te maken van zijn en onze situatie daarbinnen.
| |
Soma
3de jrg., nr. 24-25, juni-juli 1972.
Als ‘Nieuw Proza III’ dienen zich elf schetsen aan, eerder middelmatig van kwaliteit. Hoogstens wil ik de aandacht vestigen op het ironisch-intellectualistische fragment ‘Een kuise ochtend’ van Kees Ouwens. Daarbuiten valt een met opvallende vakkennis geschreven romanfragment van H. Mulisch: ‘De toekomst van gisteren’. H.R. Heite publiceert het eerste deel van een vraaggesprek met H.C. ten Berge, waarna enkele gedichten van Ten Berge. Uit het te verschijnen boek van Nabokov over Gogol wordt een hoofdstuk gepubliceerd en Heere Heeresma begint met de publikatie van een reeks ‘autobiografische’ teksten. Robert Lemm introduceert de Columbiaanse romancier Gabriel Garcia Márquez en vertaalde vervolgens een boeiend verhaal van hem. ‘Domesday Book III’ van Cornets de Groot besluit een reeks interpretaties van Lucebert. Zelfingenomen en triest van onnozelheid is een aanvalletje van L. Ross op Streuvels.
| |
Ons erfdeel
15de jrg., nr. 3, mei-juni 1972.
In de reeks bijdragen over informatie-media, waarin vroeger al artikelen verschenen over ontwikkelingen in de Vlaamse en Nederlandse dagbladpers, schrijft nu J.N. van Rosmalen over ‘Koncentraties in het uitgeversbedrijf’. Hans Redeker analyseert het uitermate boeiende werk van de Nederlandse surrealistische schilder Carel Willink. Na een kunsthistorische situering van het Ne- | |
| |
derlandse magisch-realisme, geeft hij een overzicht van de evolutie van het werk van Willink. Het artikel is rijkelijk geillustreerd. Een andere belangwekkende bijdrage is die van Prof. Dr. J.M. Peters over ‘De roman als kommunikatiemiddel’. De auteur onderzoekt daar vooral de communicatieve functie van formele, structurele romantechnieken. Uit de ‘Kulturele kroniek’ wil ik vnl. naar voren halen een overzicht van de Vlaamse filmproduktie anno 1972, door Ivo Nelissen.
| |
Raam
Nr. 85, aug. 1972.
Na een uitvoerig en heterogeen ‘Journaal’-stuk van J.J. Wesselo volgen gedichten van Anton Korteweg en Nico Verhoeven. Tussenin een knap verhaal ‘De Hopvrouw’, van G. Mazurel, en een essay van Willy Spillebeen, waarin hij de lekespelen van Nijhoff uitvoerig bespreekt en situeert in het hele oeuvre van de auteur. Coen Bersma recenseert zeer uitvoerig en zeer kritisch het W.F. Hermans-nummer van Raster. Hij maakt vooral bezwaar tegen de oncontroleerbaarheid en het gebrek aan argumentatie in de essayistische artikelen.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift
25ste jrg., nr. 5, mei-juni 1972
De tekst die Marcel van Maele als dankwoord voor de toekenning van de Arkprijs van het Vrije Woord uitsprak, wordt afgedrukt. Daarna volgt een gedichtencyclus van Van Maele. Ook Jef Meert heeft het o.a. over hem in zijn essay ‘Verstoppertje spelen’. Een nogal zwaar op de hands opstel, dat veel heil schijnt te verwachten van een jongleren met overbelaste en vage termen, die de besproken poëzie alles behalve verhelderen. Gedichten van Hans Wap en Werner Verstraeten kan ik niet bijzonder waarderen, evenmin als het op verschillende manieren experimentele proza van Freddy de Vree en Marc Insingel. Goed proza daarentegen vind ik een romanfragment van Judicus Verstegen, en vnl. ‘Kinderen krijgen’ van Loekie Zvonicek.
| |
Raster
6de jrg., nr. 2, zomer 1972.
H.C. ten Berge oriënteert zijn blad steeds meer op internationale stromingen en primitieve literaturen. Zo lezen we in deze jongste aflevering een gesprek van Pieter de Meijer met de Italiaanse dichter Edoardo Sanguineti, gevolgd door gedichten van hem. Dan schrijft André P. Brink over de Zuid-Afrikaan Breyten Breytenbach, nogmaals als inleiding op enkele gedichten. Een vertaalde prozaschets van de IJslander Halldór Laxness, wordt gevolgd door ‘Liederen en teksten uit Lapland’. Ten slotte nog een opstel over Rabelais. Voor de Nederlandse literatuur blijft niet zo heel veel bijzonders meer over, behalve dan een stuk van Johan P. Snapper over Van het Reve en het bizarre fenomeen van het Revisme. Heel wat boeiender dan creatief werk van F.C. Terborgh, Jos Ruting en Redbad Fokkema.
| |
Tirade
16de jrg., nr. 178, juni 1972.
Josine W.L. Meyer bespreekt figuur en werk van de bestseller-auteur Louis Pauwels, schrijver van ‘Le matin des magi- | |
| |
ciens’ en ‘Lettre ouverte aux gens heureux’. Zeer goede, fijngevoelige, hoewel objectiverende gedichten van D. Hillenius, en niet-onintelligente verzen van K. Schippers. Kees Fens bespreekt ‘Essays in duodecimo’ van Vestdijk. Hij belicht daarin vooral de nauwe samenhang tussen de romancier en de conceptie van de essays. Wam de Moor ten slotte vervolgt zijn aantekeningen over ‘Van Oudshoorn als broodschrijver’.
| |
De Vlaamse gids
56ste jrg., nr. 8-9, aug-sept. 1972.
De fascinerende beeldhouwer Roel D'Haese is aan de eer. Hedwig Speliers schrijft een ‘geleerd’ artikel over zijn werk, vnl. over de reeks van 49 in goud gegoten miniaturen van zijn hand. Hij wil vooral licht werpen op de impliciete revolutionaire, d.i. bevrijdende betekenis ervan. Chris Yperman en Hugo Claus schreven gedichten bij de beeldjes: knap werk. De ongemeen talentrijke, 100 pct. professionele auteur Heere Heeresma wordt geïnterviewd door Hans van de Waarsenburg. Daarop volgt een fragment, ‘Op reis’, uit een nieuwe roman van Heeresma. Bert Verhoye presenteert in ‘Theatritis’ op kritische toon de nieuwe repertoires van KVS, KNS en NTG. Astère Michel Dhondt ten slotte bouwt duchtig maar amechtig aan een soort Van het Reve-image.
| |
Heibel
7de jrg., nr. 3-4.
Een lijvig en wat meer is, zeer rijk en interessant nummer. Enkele essays en kritieken vallen op. Hubert Lampo schrijft boeiend over de romans van Georges Simenon. Frans Depeuter bespreekt genuanceerd en met helder inzicht een roman van Jozef Deleu en de jongste dichtbundel van een inderdaad overroepen Eddy van Vliet. Jan Wolkers wordt in twee opstellen onderzocht. A. van Houdt wijdt een nogal magere thematische beschouwing aan ‘Terug naar Oegstgeest’ en Luc Vancampenhout gooit Freud aan tegen ‘Horrible Tango’, niet eens zonder succes. Armand Boni geeft enige historisch-biografische informatie over F. Villon.
Heel wat bladzijden worden besteed aan een nogal overbodige gelijkhalerij (ondanks de vele mooie woorden) tussen De Wispelaere en aan de andere kant Depeuter en Lampo. Verder een reactie op de ‘Kempische Brieven over Literatuuronderwijs’ en de steeds zeer leesbare notities van Dries Janssen. Als creatieve teksten een verhaal van Jan van den Weghe en poëzie van vnl. Hannelore, Goswin, Van den Brande en Christiaens.
| |
Varia
- | De Gids (1972, nr. 4) is helemaal gewijd aan het thema ‘Dorp’, psychologisch, sociaal, economisch bekeken. Ik wil vooral de aandacht vestigen op het artikel van J.M.W. van Ussel: ‘Het alternatieve dorp’, waarin nieuwe experimenten op het gebied van leven in kleinere gemeenschappen besproken worden. |
- | Bijzonder rijk, zodanig dat het niet voor volledige bespreking in deze rubriek vatbaar is, is het ‘Ton Cramnummer’ van Spektator, ‘Aangeboden aan Mevrouw Dr. A.M. Cram-Magré ter gelegenheid van haar 65e verjaardag’. Meer dan twintig korte essays over zowat het hele gebied van de Nederlandse
|
| |
| |
| letterkunde. Natuurlijk enkele over Dèr Mouw, maar ook over Hooft, Gorter, Couperus, M. Emants, Jan Emmens, C. Huygens, E.M. Post, de Zuid-Afrikaan Breyten Breytenbach, romantheorie, stripverhaal enz... |
- | Kreatief brengt een dubbelnummer (6de jrg., 2-3) over Latijns-Amerikaanse letterkunde. Twee oriënterende essays worden gevolgd door vertaalde gedichten en prozafragmenten. Boeiend. |
- | Writing in Holland and Flanders (nr. 31, juli 1972) brengt zoals gewoonlijk een inleiding en in het Engels vertaalde fragmenten van twee auteurs, een Vlaming en een Nederlander. F.P. Huygens leidt de kennismaking met Johan Daisne in, Paul de Wispelaere die met Jacques Hamelinck. |
Hugo Brems
|
|