Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117
(1972)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 613]
| |
Luc Indestege / Kroniek der Italiaanse letteren. Van waanzin tot wensdroomMario Tobino, hoofdarts van een inrichting voor geestesgestoorden in de buurt van de Toscaanse stad Lucca, heeft naam gemaakt in de literatuur. Na zijn debuut, dat in het teken stond van de poëzie, heeft hij overgeschakeld op proza en enkele werken gepubliceerd, meestal verhalen en romans van meer dan gewone kwaliteit. Op zijn best evenwel is hij in die boeken waarin hij vertelt over zijn ervaringen als psychiater. Het zijn er twee, waarvan het eerste, Le libere donne di Magliano,Ga naar eind1. voor het eerst verscheen in 1953, om daarna herhaaldelijk te worden herdrukt, en het tweede, Per le antiche scale,Ga naar eind2. zopas van de pers is gekomen. Beide werken hebben zoveel met elkaar gemeen, in de eerste plaats het grondthema van de krankzinnigheid, dat het wenselijk lijkt ze even met elkaar te confronteren. Le libere donne, om met dit boek te beginnen, is geen roman maar een soort dagboek, waarin de arts, in dagelijks contact met zijn patiënten, overwegend vrouwen, zijn indrukken en bevindingen noteert. Geen droge, vakkundige mededelingen, maar beschouwingen die vaak een poëtische ondertoon hebben en een dosis levensfilosofie met de rauwe werkelijkheid trachten te mengen. Bij het zien van die menselijke ellende, blijft de dagboekschrijver ogenschijnlijk koel en gerserveerd, maar als arts ziet hij beter dan wie ook de ontbinding zich voltrekken in die wezens, vegeterend op de rand van het leven, soms nog in het bezit van een zeker gevoelsbewustzijn, maar ontluisterd en verduisterd en zich uitend vaak in demonische blasfemie. De buitenstaander heeft geen idee van het aantal vormen waarin de waanzin zich uiten kan. Een stoet van rampzaligen te zien voorbijtrekken zoals dit boek er een te zien geeft, wekt ontzetting en deernis. De passieve patiënten vormen een minderheid. Veel talrijker zijn de onrustigen, de door waanvoorstellingen geobsedeerden, de onhandelbaren. Een eindeloze variatie. Een nachtmerrie. Er is een categorie van ontoerekenbaren die alles stukmaken wat hen onder de handen komt, ook hun kleren. Die komen, tijdelijk zoals dat heet, in een naakte cel terecht, met als enige uitrusting een matras van zeewier. Nuda all'alga, naakt op een matras van zeewier, is een term die herhaaldelijk in het rapport voorkomt. Bij pozen wordt het de auteur te machtig, ligt hij wanhopig in zijn bed, het huilen nabij, of | |
[pagina 614]
| |
zoekt hij troost in de muziek, maar die wordt door bepaalde kreten begeleid, zo niet overstemd. Moedeloos ziet hij de seizoenen zich voltrekken, tot de herfst komt en de druk weer zwaarder wordt. Werkt de voortdurende omgang met geestesgestoorden aanstekelijk? Men is soms geneigd daar bevestigend op te antwoorden. Dit verbijsterende boek heeft nu een vervolg gekregen in Per le antiche scale, wat zoveel betekent als: Over de oude trappen. Alhoewel de schrijver het als een storia betitelt en uitdrukkelijk zegt dat het hier gaat om een produkt van de fantasie, weten we waaraan ons te houden. De gang van het verhaal verschilt intussen van die uit het vorige boek. Het is op een ander vlak gehouden, filosofischer van opvatting, alsof de auteur afstand wil nemen van directe interventie. Het zet in met een lang vertoog, getiteld Dentro la cerchia delle mura, Binnen de ringmuur, waarin een dokter Bonaccorsi optreedt, het type van de onbaatzuchtige vorser die zijn collega's laat profiteren van zijn ontdekkingen. Maar de daarop volgende reeks ‘gevallen’ heeft als centrale figuur een dokter Anselmo, wiens instelling in zoverre verschilt van die van zijn collega, dat hij zich inspant om het wezen van de krankzinnigheid te doorgronden en naar aangepaste middelen zoekt om de patiënten de meest afdoende behandeling te bezorgen. Het lijdt geen twijfel dat de auteur in de persoon van dokter Anselmo heel wat van zijn eigen opvattingen en ervaringen heeft overgeheveld, zodat het op een zelfportret gaat lijken. De desintegratie van de persoonlijkheid, hier aan een aantal voorbeelden geïllustreerd, is iets vreselijks en alhoewel de wetenschap met reuzesprongen vooruitgaat, blijft er altijd dat laatste, ondoorgrondelijk gebied waar ze voor stil blijft staan. Een lezenswaardig boek, zij het ook minder poëtisch geladen dan zijn voorganger. Men kan het lezen als het resultaat van een vernuftig, diep indringend onderzoek naar de kern van een kwaal die, naar de statistieken te oordelen, voortdurend uitbreiding neemt in onze jachtige samenleving, en tevens als een ontroerend menselijk document, een wekroep en een aanklacht gericht tot een maatschappij die haar verantwoordelijkheid niet mag uit de weg gaan. Terwijl Tobino schreef uit zijn persoonlijke ervaring als arts, is er in Il campo di concentrazione, het recent verschenen werk van Ottiero Ottieri, één patiënt aan het woord.Ga naar eind3. De ik-persoon van het boek verblijft namelijk in een psychiatrische kliniek waar hij genezing zoekt voor zijn ontredderde zenuwen. Het boek, met de suggestieve titel: concentratiekamp, is naar de vorm een dagboek, een formule die Ottieri wel meer aanwendt. De lezer die nog pas geleden in het gezelschap van de geestesgestoorden van Magliano heeft verkeerd, verwacht hier misschien een gelijkaardige schildering, of op zijn | |
[pagina 615]
| |
minst een relaas over de ziekte die hem in staat stelt het hele syndroom te volgen. Dit is echter maar ten dele waar. De sensaties zelf en de daarbij horende gevolgtrekkingen worden weliswaar met onverbiddelijke scherpte en nuchterheid genoteerd, maar tonelen zoals in Tobino's boeken blijven ons hier bespaard. Opvallend is het, dat in deze notities het sentiment volkomen bedwongen wordt; de auteur is er niet op uit om een fraaie, laat staan een poëtische vorm te vinden voor zijn gedachten; hij gaat het literaire zorgvuldig uit de weg en schrijft rauw en raak, omdat hij zich in een dwangpositie bevindt: Scrivo unicamente per sopravivvere, scrivo per scrivere, per gettare un ponticello sopra l'abisso, per essere nella realtà e nello stesso tempo per estrarmi dalla realtà. Het klinkt als een verdict, deze veroordeling om te schrijven om in leven te blijven, om het uit te kunnen houden... om een bruggetje te slaan over de afgrond, om binnen in de realiteit te blijven en er uit weg te kunnen... Het is het enig resterende middel om zich van de zenuwdruk te bevrijden, om stand te kunnen houden in een wereld vol waanvoorstellingen. Het doet even denken aan Rilkes vers, uit de Requiem für Graf Kalckreuth: ‘Wer spricht von Siegen? Überstehn ist alles.’ In het werk van de talentvolle Ottieri speelt de psychoanalyse een vrij belangrijke rol. Hij interesseert zich voor de conflictsituaties in de wereld van de industrie en de techniek. Hij heeft niet zo lang geleden zijn houding daaromtrent uiteengezet in een boek dat hij L'irrealtà quotidianaGa naar eind4. betitelt en dat geschreven werd naar de formule van de saggio romanzato. De fictie wordt uitgeschakeld of krijgt een ondergeschikte rol toebedeeld. Ottieri behoort tot een belangrijke groep van auteurs die nieuwe wegen vonden en nieuwe vormen van inspiratie.
In januari van dit jaar (1972) overleed in een Milanese kliniek, de ook buiten Italië gewaardeerde auteur Dino Buzzati. Een man met een veelzijdige begaafdheid en die tot de meestgelezen schrijvers behoorde van zijn generatie. Het was vooral de manier waarop hij de realiteit interpreteerde, de spanning en de angstpsychose opriep, die hem al vroeg bekendheid had gebracht; beroemd werd hij door zijn in 1940 verschenen roman Il deserto dei Tartari,Ga naar eind5. een magisch-realistisch werk, existentialistisch van inslag. Het verhaalt het avontuur van Drogo, die als jonge officier naar een afgelegen post in het grensgebied wordt gezonden, dat door oorlogszuchtige stammen onveilig wordt gemaakt, en die er elke dag van droomt de vijand te zien opdagen zodat hij zijn kracht met hem kan meten; maar vruchteloos, want de dagen, de maanden, de jaren volgen op elkaar zonder dat er iets gebeurt, tot de officier, intussen oud en grijs geworden, de post | |
[pagina 616]
| |
moet verlaten. Geen enkele verwachting werd vervuld en het leven gaat onherroepelijk zijn gang. De jonge ruiter die Drogo komt vervangen, zal dezelfde worsteling met de tijd moeten doormaken en ook hem staat het lot van zijn voorganger te wachten. In vele van zijn latere werken: verhalen en romans, is Buzzati die levensvisie, die men pessimistisch kan noemen, trouw gebleven. De onrust en de beklemming, de angst en de onzekerheid vinden we in vernuftig ingeklede allegorieën en meesterlijk uitgesponnen situaties, herhaaldelijk daarin terug. Laten we bijv. maar even denken aan verhalenbundels zoals Paura alla scala,Ga naar eind6. of Il Crollo della Balinverna;Ga naar eind7. op een bepaald moment van zijn schrijversloopbaan heeft hij echter een aardige zwenking gemaakt in de richting van het neo-realisme, met zijn omstreden roman Un amore.Ga naar eind8. In verband met de geest van zijn werk, heeft men bij herhaling gesproken van beïnvloeding door Kafka. Het komt mij voor dat ook aan auteurs zoals Poe kan worden gedacht, en bovendien aan sommige Engelse schrijvers uit het Victoriaanse tijdperk. Inmiddels geeft de bundel verhalen Le notti difficili,Ga naar eind9. het laatste werk dat bij zijn leven het licht heeft gezien, een goed denkbeeld van Buzzati's kunst. Het zijn verhalen, novellen en schetsen van ongelijke lengte en zeer verscheiden van inhoud. Nieuw zijn ze niet: de meeste van die vijftig verhalen verschenen al vroeger maar werden voor deze uitgave bijgewerkt of aangepast. Zoals Goldoni, wandelend over de Venetiaanse ‘campielli’, zijn ogen de kost gaf om het leven-in-actie te betrappen, zo kan men zich Buzzati voorstellen, die in de realiteit van iedere dag het vreemde naspeurde, het beangstigende, de tover en de betovering. Doordat hij evenwel zo dicht bij de realiteit, bij het natuurlijke wou blijven, wordt het vaak moeilijk de fantasie van de werkelijkheid te onderscheiden. Fantastische verhalen, sprookjes en griezelvertellingen wisselen hier met elkaar af. Ook de ‘fantascienza’ wordt erbij betrokken. Maar in welke sfeer ook de auteur ons binnenleidt, die van de kinderkamer of de planetaire, die van het dagelijkse leven of die van de geraffineerde moord, zijn betoog en zijn uiteenzettingen werken overtuigend, zijn gesublimeerde werkelijkheid blijft boeien. Treurig stemt de bedenking dat de stem van die tovenaar-fantast voor goed tot zwijgen is gebracht. De honderdste verjaardag van Grazia Deledda, de Italiaanse romanschrijfster die in 1926 de Nobelprijs kreeg, is in stilte herdacht geworden. De inspiratie voor haar verhalen vond zij bijna uitsluitend in haar geboortestreek, Sardinië, bij de landelijke bevolking van het eiland, overwegend herders en veehoeders. Een wereld, gesloten en geheimzinnig, die tot op heden in grote lijnen onveranderd is gebleven. Er is haar vaak verweten geworden | |
[pagina 617]
| |
dat haar werk regionalistisch was en folkloristisch getint. Het is evenwel onbetwistbaar dat vele van haar romans en verhalen het zogenaamde regionalistische achter zich laten, doordat de handelende personages tot universele typen zijn geworden. In haar omvangrijk werk zijn er enkele toppen zoals La Madre, Il segreto dell' uomo solitario, Elias Portolu, Canne al vento. Een aantal van haar romans, waaronder drie van de hier vermelde titels, werd ook in het Nederlands vertaald. De Milanese uitgeverij Mondadori heeft veel gedaan voor de verspreiding van haar werk. Enkele titels zijn in de bekende pocketeditie van Mondadori, de zogenaamde reeks Gli Oscar, verkrijgbaar.Ga naar eind10. Een eigenaardige figuur is Romano Bilenchi. Deze thans 63-jarige heeft in de jaren vóór de oorlog enkele verhalen en een roman gepubliceerd, waar de kritiek niets dan lof voor overhad, om zich daarna van de literatuur afzijdig te houden. Tijdens een gesprek dat ik met hem had in Firenze, in 1963, vertelde hij hoe hij zijn activiteit op literair gebied had onderbroken om journalist te worden en zich tevens met politiek te kunnen inlaten. Intussen dacht hij er aan, zo zei hij, om weer te gaan schrijven zoals vroeger, maar hij was uiterst kritisch en maakte de indruk noch over zichzelf, noch over zijn werk tevreden te zijn. Intussen had hij toch al een stap gezet in de richting van een hernieuwd schrijverschap door de uitgave, of liever de heruitgave van zijn in de jaren dertig verschenen verhalen, onder de titel Racconti.Ga naar eind11. In die bundel had hij overigens enkele nieuwe verhalen opgenomen, waaronder het meesterlijke La Siccità (De droogte). Uitvoerig sprak hij me over een lijvige roman waaraan hij in de jaren onmiddellijk vóór de oorlog had gewerkt en die in 1940 verschenen was, onder de titel Conservatorio di Santa Teresa.Ga naar eind12. Dit is een werk met een autobiografisch karakter; een soort ‘Bildungsroman’, waarvan de held, Sergio, een hypergevoelige knaap is, die opgroeit in een wereld die hem veelal vijandig is, en waarin de botsingen niet kunnen vermeden worden. Het familiale milieu werkt sterk op hem in, zijn vader is eerder een schaduwfiguur maar zijn moeder en zijn tante, verder ook zijn grootvader, hebben invloed op zijn ontwikkeling. Sergio is uiterst prikkelbaar, hij kan geen onrecht velen, hij neemt het op voor de zwakken. De kleine wereld van het kind, het milieu van de school, het opengaan voor de schoonheid, het ontwaken van de liefde, het wordt meesterlijk weergegeven of gesuggereerd in een sobere, vaak nuchtere verhaaltrant, waarin korte zinnen overwegen, in een bijna volkse trant maar in een toon die vaak ontroert door zijn menselijke warmte. Het boek werd tot dusverre niet herdrukt, alhoewel het dit ongetwijfeld verdient. Bilenchi is in Toscane opgegroeid en hij zoekt zijn inspiratie in dit met | |
[pagina 618]
| |
strakke lijnen getekende landschap. Hij had een harde jeugd en dit speelt in zijn verhalen na. Het contact met de wereld van de fabriek, de omgang met de arbeiders oefenden grote invloed op zijn karakter en hielpen de richting bepalen die hij zou inslaan: hij koos de zijde van de misdeelden, de verongelijkten. In de nieuwe roman die hij zopas heeft laten verschijnen, Il Bottone di Stalingrado,Ga naar eind13. komt dit schitterend tot uiting. Il bottone is de knoop van een Russische soldatenmantel; die hem droeg, is voor Stalingrad gevallen en de knoop is in handen gekomen van Marco, de held van dit verhaal, die na een jeugd vol ontbering (zijn vader was jong gestorven en hij bleef vroeg aan zichzelf overgelaten) zich tegen het fascistische regime had gekeerd - waar hij aanvankelijk vrede mee genomen had - en later in het verzet was gegaan en meegevochten had bij de bevrijding. Zijn sympathie ging daarbij de communistische kant uit. Toen hij na de oorlog echter merkte dat er in de maatschappelijke verhoudingen niets veranderd was, voelde hij de verbittering in zich opkomen. Betrokken in de stakingsrellen, komt zijn verloofde Rita in een botsing met de politie om het leven. Haar dood roept de tragische dood van het meisje Maria weer op, de heldin van een jeugdverhaal van Bilenchi, die omkwam bij een optocht van een beweging die zij niet eens kende. Bilenchi heeft met dit boek een verhaal geschreven dat hij jaren in petto had, een dramatisch-gespannen verhaal met autobiografische elementen als uitgangspunt, dat opgebouwd is aan de hand van echte gegevens, van feiten die gebeurd zijn. Het werd geen romanzo-saggio, maar wel een groots-opgezette roman, episch van allure en waarin ook het element fantasie tot zijn recht komt. Een ontroerend boek, dat men ongeacht het geweld en de tranen lezen kan als een belijdenis van geloof in de mensheid. Heeft Bilenchi zich met het schrijven van dit werk van een trauma bevrijd, hij is er tevens in geslaagd zijn plaats in te nemen bij de werkelijk belangrijke schrijvers van het hedendaagse Italië. Giorgio Bassani, van wie we kort geleden in deze kroniek de roman L'Airone behandelden (D.W. en B., 1969, blz. 689), blijft zich in zijn werk naar het verleden keren, bij voorkeur naar het Ferrara van zijn jeugdjaren, dat hem vroeger reeds de stof had geleverd voor zijn Cinque Storie Ferraresi en voor het boek dat ophef heeft gemaakt, Il giardino dei Finzi-Contini. Ook L'Odore del Fieno,Ga naar eind14. waar hij ons thans op vergast, heeft voor achtergrond de befaamde Emiliaanse stad waar de auteur tot in 1943 verbleef, op welk tijdstip hij zich als jood gedwongen zag onder te duiken. Zij die Il giardino dei Finzi-Contini hebben gelezen, herinneren zich misschien dat de idee voor het werk bij de schrijver ontstond tijdens een tocht naar de Etruskische | |
[pagina 619]
| |
necropolen, en het daarop volgend bezoek aan het joodse kerkhof van Ferrara met het pompeuze grafmonument van de familie Finzi-Contini, waarin echter het meisje Micol noch haar ouders een rustplaats hadden gevonden. Ook nu weer wordt het joodse kerkhof als uitgangspunt genomen in het verhaal (de bundel bestaat uit twaalf verhalen) waaraan het boek zijn titel ontleent, een titel ‘De geur van het hooi’, die ook symbolisch kan worden opgevat. Een grote, ommuurde ruimte met schaarse graftomben en het welig groeiende gras dat werd gemaaid door een groep maaiers die door het stadsbestuur werden aangeworven. Aldus gebeurde het voor de oorlog. Het heeft iets van een bijbels verhaal en de bij het einde gesproken zin: ‘alleen de doden hebben het goed’, past in het kader. Evenmin als in dit titelverhaal, gebeurt er veel in de andere, maar in alle wordt er een draad gesponnen die het verleden, de jaren vóór de oorlog, de figuren en personages die in 's schrijvers jeugdland bewogen, weer naar zich toehaalt, er onbewogen over vertelt. Aan het einde van de verhalen - en dit is belangrijk voor wie zich een beeld wenst te vormen van Bassani's ontwikkeling als schrijver - geeft hij in Gli anni delle Storie een verklaring van de manier waarop hij bij het schrijven van zijn verhalen te werk is gegaan. De wereld waarin hij beweegt is beperkt. Vaak komen dezelfde personages terug op het toneel en daaronder speelt Dr. Fadigati, de held van Gli Occhiali d'oro,Ga naar eind15. een heel bijzondere rol. Bassani's schrijfkunst is er een die zich door geen nieuwe structuur, geen nieuwe mode laat aanwaaien maar de oude traditionele techniek trouw blijft, zonder opsmuk, zonder vertoon, rustig, bedachtzaam en bezadigd. Van Alberto Arbasino, waarover we het ook even in onze vorige kroniek (D.W. en B., 1972, blz. 41) hebben gehad, kan men iets dergelijks niet beweren. Ditmaal vergast hij zijn lezers op een roman in regel, La Bella di Lodi,Ga naar eind16. wat betekent dat hij zijn essayistisch geschrijf heeft opgegeven om zijn fantasie de vrije teugel te laten in een romaneske liefdesgeschiedenis. In het boek wordt verhaald hoe de mooie en rijke Roberta verliefd wordt op de knappe Franco van het benzinestation en er met hem vandoor gaat. Het wordt een dol avontuur, tot haar familie er paal en perk aan stelt en er een huwelijk volgt, dat beantwoordt aan de eisen van het burgerlijk fatsoen en dat stevig steunt op het enorme fortuin van Roberta's familie. Arbasino's hebbelijkheid om de pastei die hij voorschotelt zodanig te larderen dat men op de duur niet meer weet wat men eet, is hier wel wat gemilderd, maar toch kan hij het blijkbaar niet helemaal zonder liflafjes stellen. Een schaduwzijde is de nogal vulgaire toon van het boek en een bepaald gemis aan goede smaak. Een en ander is misschien te verklaren | |
[pagina 620]
| |
uit de omstandigheid dat dit jeugdig geschreven verhaal de bewerking is van een film die Arbasino een jaar of tien geleden heeft ontworpen. Om deze kroniek te besluiten zou ik een woord willen zeggen over een werkje van Danilo Dolci, getiteld: Non sentite l'odore del fumo?,Ga naar eind17. niet zozeer om zijn literaire waarde maar veeleer om de geest die eruit spreekt. Danilo Dolci is de lezers van dit tijdschrift vermoedelijk niet helemaal onbekend. Zijn naam duikt nog al eens op in de kranteberichten, en dan meestal in verband met geweldloze ondernemingen, hongerstakingen en dergelijke, op touw gezet om lotsverbetering te bekomen voor de allerarmsten. Dolci is evenwel niet alleen een voorvechter op het gebied van de sociale hervormingen, hij is bovendien dichter en essayist. Ik wil hier even herinneren aan een bundel van hem, zowat twintig jaar geleden gepubliceerd onder de titel: Voci della città di Dio, met daarin o.m. dat merkwaardige gedicht, in aanspreekvorm, tot Christus, die door de dichter vereenzelvigd wordt met de lijdende mensheid voor wie hij broer wil zijn en vader, die hij een huis wil helpen bouwen, die hij voedsel wil bezorgen, brood en soep, honing en fruit..., en dit, zegt hij, è il mio adorarti, dit is mijn manier om U te aanbidden. Non sentite l'odore del fumo?, bevat indrukken die de auteur heeft opgedaan tijdens een reis in Italië en in de vreemde. Overal merkt hij hoe de dwang en het geweld de kop opsteken. De vraag, in de titel besloten, klinkt als een wekroep en een aansporing om iets te ondernemen tegen de verkrachting van het recht. ‘Wordt ge de reuk van de rook niet gewaar?’ vraagt hij zich met ontzetting af; maar hoe te reageren? Moet geweld met geweld bestreden worden? In Dolci's optiek kan daar geen spraak van zijn. Beter lijkt het hem de mensen individueel aan te pakken, hen tot een gesprek uit te nodigen, zodat er ten slotte een zekere klaarheid komen kan ten overstaan van bepaalde standpunten en problemen. Deze opvatting lijkt een uitvloeisel van de methode die Danilo Dolci bij herhaling heeft toegepast in zijn befaamde inchieste, zijn enquêtes bij de bewoners van de Palermitaanse sloppen bijv. Maar waar hij daar de mensen hun misere zelf liet vertellen, wil hij het nu anders aan boord leggen. Hij wil de lui, eerst individueel en daarna groepsgewijze, het gevaar doen inzien dat hen bedreigt, tot het besef brengen dat er iets moet worden ondernomen en dat er alleen kans op slagen bestaat als de kernen uitdijen tot steeds grotere groepen, die, dank zij de kracht van het geweldloze verzet, het wereldgeweten kunnen wakker roepen. Men zou geneigd zijn hierbij van utopische wensdromen te spreken, als niet alles wat verband houdt met een heilvoller toekomst voor de hedendaagse samenleving de schijn aannam van een droombeeld dat niet te verwezenlijken is. Juni 1972. |
|