| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Septentrion
Revue de culture Néerlandaise 1ste jrg., nr. 1, juni 1972
Deze Franstalige zusteruitgave van Ons Erfdeel wordt geleid door ongeveer dezelfde redactie o.l.v. Jozef Deleu. Een abonnement op drie nummers per jaar kost 250 B.F., te storten op prk. 13259 van de Kredietbank te Rekkem, voor rekening 467-4120521-48 van de ‘Stichting Ons Erfdeel v.z.w.’ te Rekkem.
Het redactie-adres voor België is Murissonstraat 160, 8530 Rekkem.
In dit eerste nummer is E. du Perron aan de eer. André Malraux schrijft over de roman ‘Het land van herkomst’ (‘Sur le pays d'origine’) en E. van Itterbeek gaat nader in op de vriendschap tussen Du Perron en Malraux en de rol daarvan in de innerlijke ontwikkeling van Du Perron. Nog over literatuur gaat een inleidend stukje door E. Standaert, ‘Hugo Claus, poète’, gevolgd door enkele gedichten van Claus in Franse vertaling.
Daarnaast bijdragen over V. van Gogh, het Nederlands Danstheater, de katholieke kerk in Nederland (E. Schillebeeckx), de verhouding tussen Vlamingen en Nederlanders, het onderwijs van het Nederlands aan de universiteit te Rijsel en de kunstenaar Octave Landuyt.
Dan nog enkele rubrieken met korte, informatieve berichten, alles even verzorgd en aantrekkelijk van voorstelling.
| |
Powesie
nr. 6, winter 1971
Een tijdschrift onder redactie van Ben Verbong en Huub Beurskens, Wevelickhovenstraat 24, Tegelen (Nederland). Een abonnement van 5 nummers kost 7 gulden, te betalen bij de Boerenleenbank te Tegelen, voor nr. 150578962 t.n.v. Mej. W.C. Sitsen, Windhoud 109, Tegelen.
Een niet onaardig nummer, met gedichten van Jacques L. Schmitz, Peter van den Hoven (goed), Huub Beurskens en Ad Zuiderent. Ook zeer geslaagde Engelse verzen van enkele 11-tot 15-jarige kinderen. J.C. Damsté pleegt nogal banaal proza, daarin gevolgd door een iets literair geforceerder Ben Verbong. J. Notermans schrijft een vulgariserend, anekdotisch en nogal verward stukje over ‘De minnepoëzie van Henric van Veldeke’. Beter is een goed geïnformeerde A. Mommen in zijn opstel over de anarchistische denker Michel Bakoenin en de hernieuwde belangstelling voor het anarchisme in het algemeen. Huub Beurskens stelt de Amerikaanse schilder Ronald B. Kitaj voor en laat zijn inleiding volgen door een artikel van Kitaj: ‘Mainly about using photos’.
| |
| |
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift
25ste jrg., nr. 3, maart en nr. 4, april 1972
Het maartnummer herdenkt de stichter en initiatiefnemer August Vermeylen in bijdragen die meestal een piëteitsvol herinneringskarakter hebben. Piet Vermeylen, H. Rolin, M. Lamberty, R. Bodart, H. Lampo, G. Schmook en G. Colenbunders belichten facetten van Vermeylen als politicus, Vlaams strijder, literair en cultureel voorman. Daarnaast de reproduktie van een handschrift: ‘De Europeesche eenheid in de letterkunde en in de kunst’ en de tekst van een lezing over ‘België en de Europeesche beschaving’. In de rubriek ‘Reflex’ o.m. een verslag over een seminarie rond Teirlincks ‘Zelfportret’ aan het San Francisco State College en een stukje over de spellinghervorming door J.J. Wesselo.
In nr. 4 (april) enkele opmerkelijke prozateksten: ‘Vier romanfragmenten’ van Hugo Raes, een langdradig verhaal van Jef Geeraerts en een originele prozaschets van Werner Spillemaeckers. Bij de gedichten troffen mij vooral die van Walter Haesaert en Mark Dangin; beter dan Schierbeek en Daisne. Willy Roggeman schrijft over het werk van René Gijsen. Ten slotte een kort gesprek van De Wispelaere met Sybren Polet, voornamelijk over de positie van de schrijver in Nederland en een heel wat minder optimistische kijk daarop van J.J. Wesselo.
| |
De Vlaamse gids
56ste jrg., nr. 6, juni en nr. 7, juli 1972
In het juninummer lezen we zeer goede, minder hermetische gedichten van Hugues C. Pernath, gedichten ook van Marcel van Maele en Walter Haesaert. Daarnaast een verhaal met wisselende gezichtspunten, door J.W. Holsbergen. H. Bossaert schrijft een essay over ‘De Keltische en mythologische facetten in het werk van A. Roland Holst’ en Willem M. Roggeman had een gesprek met Rose Gronon, die daarna zelf een opstel publiceert over ‘De vrouw in de mythologie’. Willy Vandendijck schrijft over de filosofisch-maatschappelijke gedachten van Albert Camus, voornamelijk in ‘“L'homme Révolté”’.
Het julinummer opent met een herinnering van Marcel Wauters aan Jan Hanlo, gevolgd door een prozafragment van Hanlo zelf. Enkele prozaschetsen en verhalen, nl. van Lucienne Stassaert, Paul Koeck - beide overtuigend - Geo de la Violette en Rob Goswin. Annie Reniers publiceert een poëtisch credo, waarin de klemtoon ligt op de openheid van het gedicht als uitnodiging tot dialoog en communicatie. Gedichten ten slotte van Ignaas Veys, Werner Pauwels, L. Stassaert, H.C. Pernath en R. Goswin.
| |
Hagelslag
2de jrg., nr. 1
De aan regelmatige wijzigingen onderhevige redactie bestaat nu uit Carlos Callaert, Paul Cloontjée, Tjen Hammenecker, Fernand Ronsmans, Jan Uyttendaele en Erik Verleyzen. Overigens brengt deze aflevering weinig literairs: enkele goede gedichten van Rob Goswin en W. Adams en een boze brief van de ‘horrible travailleur’ Leopold M. van den Brande n.a.v. een kritiek op ‘Moulin Rouge’. De rest wordt ingeno- | |
| |
men door twee uitvoerige opstellen. Ene Albert Bergmans, die zich noemt Dr. iuris, Lic. Criminologie, Lic. Notariaat en Advocaat te Leuven, laat een beschouwing ‘Over het homoseksueel “Delict”’ beginnen met een alleszins merkwaardige definitie van de homofiel, nl. ‘mensen die enkel op soortgenoten verliefd worden’. Verder een informatief stuk over ‘Chili en Allende’.
| |
Morgen
6de jrg., nr. 1 (nr. 31), jan.-maart 1972
Naar gewoonte heel wat creatief werk, hoofdzakelijk poëzie. Zowat de hele collectie neo-experimentelen is dit keer vertegenwoordigd. Ik noem L.M. van den Brande, W. Adams, W. Kotte, R. Goswin, D. Christiaens, I. Veys, P. Aerts, H. Verleyen, een zeer goede J.M. Maes e.a. Rob Goswin pleegt een romanfragment dat ondanks alle goede en oprechte bedoelingen uiterst grotesk aandoet. Van den Brande en Adams bespreken recente dichtbundels, meestal positief. Enkel Patricia Lasoen vindt geen genade bij W. Adams om haar ‘braafheid en halfheid’.
| |
Tirade
16de jrg., nr. 117, mei 1972
Voornamelijk proza, waaronder een lang verhaal van H. Romijn Meyer, een uit het Russisch vertaald stuk van Wasili Sjoeksjin en een erg overbodig dagboekverslag van een fietstocht door Loden Vogel. L.H. Wiener geeft geestige opmerkingen ten beste over de manie van bibliofielen. Verder enkele zeer goede gedichten, nl. van Rutger Kopland en W.J. Otten.
| |
Kruispunt-sumier
nr. 42, juni 1972
Een poëzienummer van zeer heterogene kwaliteit. Na twee vertalingen van schrijnende Viëtnamese gedichten volgt de poëzie van Gerd de Ley, Carlos Callaert, Maxim de Winter en Rob Goswin, en de poëtische huisvlijt van o.m. M. Samplonius, Jacques L. Schmitz, Frans Pointl, Bert Demyttenaere e.a. Ofwel krijgt de redactie, die inderdaad naar mijn gevoel de minst pretentieuze is uit ons tijdschriftenleven, te weinig inzendingen, ofwel selecteert zij geblinddoekt.
‘Op het kruispunt’ verzamelt poëzierecensies en de reacties daarop van de betrokken dichters, o.m. F.J. Verdoodt, W. Verhegghe en L. Vancampenhout.
| |
Maatstaf
20ste jrg., nr. 1, mei en nr. 2-3 juni-juli 1972
Het meinummer opent met een gezamenlijk manifest van enkele tijdschriftredacties tegen de voorgenomen spellinghervorming. Heel wat genietbare poëzie in deze aflevering, waaronder werk van Victor E. van Vriesland en voornamelijk Hans Warren met een mythologische cyclus ‘De Olympos’. Sterk proza komt van Simon van Vliet en, in mindere mate, van B. van Houten. In ‘Holografie’ geeft A. Morriën losse overdenkingen, invallen en aforismen ten beste, o.m. over Thomas Mann, de uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan Gerrit Kouwenaar en ‘om het verst pissen’. R. Blijstra haalt herinneringen op aan E. du Perron.
Het dubbelnummer bevat een zeer knap prozastuk van Guus Luijters: associatief
| |
| |
aaneengeschakelde, koel-melancholische jeugdherinneringen. Gedichten van J.B. Charles en Jan G. Elburg zijn nogal artificieel maar niet zonder stielkennis geschreven. Boudewijn van Houten leidt een fragment in van zijn vertaling van Louis Pauwels bestseller ‘Lettre ouverte aux gens heureux et qui ont bien raison de l'être’. Een knap verhaal van Heere Heeresma ten slotte, wordt gevolgd door enkele cursieve stukjes, o.m. over pretenties en misbruiken in de ‘medische stand’, de ‘Goyescos’ van Hendrik de Vries en allerhande literaire notities van Ben van der Velden.
| |
Varia
- | In Spiegel der Letteren analyseert L. Dieltjens vrijwel exhaustief een sonnet van Karel van de Woestijne. Om mij duistere redenen legt hij een klemtoon op de ‘semantische’ en ‘semiotische’ aard van zijn (gedegen traditionele) analyse. |
- | In Labris (9de jrg., nr. 2, april 1972) naast een massa experimenteel-creatieve teksten een vrij interessante discussie over literatuur, taal, communicatie, engagement e.d. Vooral een bijdrage van Paul Claes is ad rem. |
- | In De Periscoop (juli-aug. 1972) geeft A. Demedts een treffende synthetische karakteristiek van de poëzie van Christine D'haen. |
- | ‘Toneel van de daad’ heet nr. 7 (12de jrg., 1972) van Kentering. Een bijzonder boeiend nummer over alternatieve theaterinitiatieven in Nederland. |
- | De V.W.S.-Cahiers zetten met vlijt en piëteit hun ‘Bibliotheek van de Westvlaamse letteren’ voort. De laatste afleveringen brengen een korte inleiding tot en bloemlezing uit het werk van Jeanne vande Putte (nr. 35), Hugo Verriest (nr. 36) en Gabrielle Demedts (nr 37). |
Hugo Brems
|
|