Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117(1972)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 501] [p. 501] Dirk Christiaens / Vier verzen naar Pieter Breughel Dulle Griet Een gevilde vis die sterft in een hoefijzer, Gewogen en gewikt, wat niet hoefde. Vroom dragen mannen een ladder. De visser vangt alvast een nest. Op het dak tilt een bochel in het oog springend Een luchtbel in zijn luie schuit. Een spin ligt geprikt in snaren Om te bewaren op sterk water. En, hoera voor de mooie zwemster Over de slotgracht nadert een tor. [pagina 502] [p. 502] Val van de engelen I Engelen slaan een rog, Talmend in dit hondse tafereel Overvallen raven De zwarte vreemdeling Die met harig bekkeneel De handen op de rug Gebonden zinkt En naar adem snakt. Traag en safraangeel Tuimelt zonder geluid Een voorwerp In dit volmaakte vluchtmisdrijf. [pagina 503] [p. 503] Val van de engelen II Schelpen in schelpen En een kikker scheurt zijn open buik. Engelenhaar versiert een ring en vissenstaart Loden libellen zinken in de diepte. Uit zijn bruine bazuin blaast De hagedis met glinsterend schild Het helse licht verdrinkt In manen, mannen, vrouwen, vleugels. Engelen vallen zonder gezicht En vervoegen hun soort met soortelijk gewicht. [pagina 504] [p. 504] Triomf van de dood In de vouw van elk laken Spuwt de dood in een vrouw. Vertrouwt hierom de damspeler met het rode ruitjeshemd Zijn vuile schuilplaats maar half en half? Met open mond watert iemand in een boomholte. In dit landschap is alles boter aan de galg. Een boot vaart voortdurend heen en weer. Weer of geen weer de uitvaart gaat door. Alleen de dood Houdt zich onledig met inteelt. Vorige Volgende