Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117
(1972)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
Nog een roos voor GrononOp een paar weken tijd twee huldigingen (door de Vereniging van Kempische Schrijvers, door haar uitgever De Clauwaert op 11 december 1971 in het Osterriethhuis te Antwerpen), en vier rozen op het kaft van haar Verzamelde Novellen: er mocht nog een roos bij vanwege dit tijdschrift. Dat een schrijver zeventig jaar wordt, is nog geen reden om hem te vieren. Rose Gronon zelf had er wellicht de voorkeur aan gegeven, geëerd te worden wegens een boek, en niet zozeer naar aanleiding van een verjaardag. Demografen zullen zeggen dat zeventig jaar worden niets bijzonders meer is. Ik wil toch wel even betwijfelen dat er helemaal géén verdienste aan zou zijn, die gezegende leeftijd zo temperamentvol en vitaal als Rose Gronon dat kon, te bereiken. Maar goed, Rose Gronon wérd gehuldigd, om vele redenen, en gelukkig ook wegens een boek: een bundeling van haar beste novellen. Deze bundel was zelfs het geschenkboek dat haar uitgever haar als herinnering aan de viering in Osterrieth aanbood. Een aardige paradox is dat wel: een schrijver krijgt bij een feestelijke gelegenheid een boek ten geschenke dat hijzelf geschreven heeft... Als enige zin van zo'n belonend gebaar zie ik de dankbetuiging van een lezersgemeenschap, die het in onze tijd van efficiency, pragmatisch denken en economisch evalueren nog zinvol en de moeite waard acht, met een zeker decorum iemand te eren die ons niets anders dan een paar duizend literaire bladzijden nalaat. In het geval van Rose Gronon was deze viering des te zinvoller, niet zozeer omdat zij al eens buiten de officiële prijzen viel, maar omdat zij ons, lezers, met een paar zeer degelijke | |
[pagina 145]
| |
teksten heeft verrijkt. Het moet voor haar een troostende en stimulerende ervaring zijn, te mogen constateren dat zij tot op haar vieringen toe als gastvrouw haar lezers kan ontvangen. Dat is de énige prijs die een auteur niet krijgt, maar verwerft. Dat precies de novellen bij deze gelegenheid in een feestelijke band gebundeld werden, was een zinvol initiatief. In deze sector van haar schrijverschap heeft Rose Gronon het eigenste en het beste van haarzelf gegeven. Samen met de novellistisch gebouwde Ramkoning zijn de acht Verzamelde Novellen zowat een verzamelde Gronon. Het grondpatroon van de novelle is immers een opvallende structurele constante in haar werk. Zuiver statistisch bekeken valt daarin reeds het relatief groot aantal novellen op. Daarbij komt nog dat bepaalde romans, niet het minst haar meesterwerk De Ramkoning, een novellistische structuur blijken te vertonen. Ook komen in haar werk opvallende tweespannen roman-novelle voor, die zowel thematisch als structureel nauw aansluitende duo's vormen. Ik vermeld bijvoorbeeld De Ramkoning en De Rood-Baard, Doña Maria de Alava en De man die Miguel heette, lokasta en De Reis. We raken hier blijkbaar aan een grondstructuur van haar verhaalkunst. Zij grijpt bij voorkeur een dramatisch gebeuren in het knooppunt van een crisissituatie. Bijna al haar verhalen, en zeker de meest eigene, zijn op dit grondpatroon gestructureerd. Een personage (gewoonlijk maar één centraal personage) maakt een belangrijk, meestal beslissend crisishoogtepunt in zijn bestaan door. Wegens de eerbiediging van de eenheid van tijd (ongeveer 24 uur in Doña Maria, nagenoeg hetzelfde tijdsverloop in De Ramkoning) en van de eenheid van plaats rond het crisismoment doet deze verhaalstructuur nog meer aan het klassieke drama denken. Zoals in het klassieke drama wordt de dramatische actie in de novellen van Rose Gronon in een uiterst gespannen, ja explosief culminatiepunt samengetrokken. Vanuit dat punt rayoneert de vertelling, maar alle stoffering of toelichting wordt naar dat zenuwknooppunt toe aangespannen. De Ramkoning, die in vele opzichten als een staalkaart van haar oeuvre kan doorgaan, mag ook hier als voorbeeld geciteerd worden. Precies op het moment waarop de veer het meest gespannen staat, introduceert de schrijfster het personage Klytaimnestra onder hoogspanning in het verhaal. Het crisismoment dat snel moet openbarsten, de concentratie op het cruciale innerlijke gebeuren dat over een bestaan beslist, leveren in deze roman een voor Rose Gronon typische novellestructuur op. Ook de ik-figuur, Hasso van Bodman, die in tegenstelling tot Klytaimnestra nog zijn eigen levensgeschiedenis te boek stelt, is weer zo'n in het nauw gedreven figuur. Hij is na vele omzwervingen in een klooster beland, wordt door een ander tot schrijven aangemaand en zal zijn pen als het zwaard van de wraak gaan hanteren. Dus weer een tegen de muur gedreven ik-figuur in een hooggespannen innerlijke conflictsituatie, waaruit hij zich met z'n pen - het instrument van de aanvaarding, niet van de wraakneming - zal loswerken. De novellestructuur met die typische | |
[pagina 146]
| |
concentratie van het conflict verklaart ook de opvallend frequente terugkeer naar het verleden of flashback. Ik vind dit structurele procédé bijvoorbeeld in De late Oogst, Sarabande, De Ramkoning en Ik, Hasso van Bodman. Ik meen al te hebben gesuggereerd dat dit procédé in de verhalen van Rose Gronon geen modieus geknutsel maar structurele noodzaak is. De intensiteit van de psychologische crisis die in een beslissend moment wordt samengebald, moet worden verklaard door voorafgaandelijke stadia van de ontwikkeling die de explosieve lading voor het crisismoment aanvoeren. Vandaar dat Hasso bijvoorbeeld gaat rondzwerven in zijn geschrift en de hele voorgeschiedenis oprakelt, zonder dat hij evenwel al schrijvende de spanningsrelatie van die geschiedenis tot het crisismoment loslaat. Dat lange relaas van een bewogen leven, gespreid tussen de vier windstreken van Europa, ontleent z'n zin en z'n dramatiek aan de lange winter in Konstanz waarin Hasso zich al schrijvende geneest van zijn wraakgevoelens. De flashback is structureel zinvol en noodzakelijk als voedingsbodem én als klankbodem voor de crisis. Vooral uit de geraffineerd gecomponeerde Ramkoning blijkt dat, indien de flashback niet had bestaan, Rose Gronon hem had moeten uitvinden om dit boek te maken tot wat het is. Het ligt voor de hand dat alleen een echt vertéller zo'n structuur artistiek waar kan maken. Rose Gronon heeft dat talent om een dramatische plot structureel en technisch af te ronden. Nu stond de verteller de laatste jaren niet zo hoog aangeschreven, maar ik meen nu, vanuit verschillende hoeken, o.m. uit de maatschappijkritische, opnieuw een vertellende romanschrijver te zien opdagen, nu de thematiek van het autokritische schrijven over het schrijven blijkt uitgeput te zijn en op amechtige verstarring dood te lopen. Het tij is, me dunkt, aan het keren. Over enkele tijd kan blijken dat het werk van Rose Gronon die de vertelling en de romaneske verbeelding nooit heeft geminacht, precies datgene biedt wat in de literaire conjunctuur van de laatste 15 à 20 jaar niet zo bijster veel prestige genoot, maar wat nu het voorwerp begint te worden van een herwaardering. Marcel Janssens |
|