eeuw, naar Proust en zijn ontelbare commentatoren. Wij ontmoeten het Behaviorisme, de Gestalttheorie, het Structuralisme, de linguïstiek: ‘un champ intellectuel dans lequel se situent très largement les sciences de la vie et de l'homme’. De namen Ferdinand de Saussure, Roman Noam Chomsky en hun respectieve theorieën eisen de aandacht op. Onmogelijk het belang van dit alles voor de hedendaagse kritiek te ontkennen. Maar de scheppende literatuur komt niet ter sprake, en de band tussen al deze theorieën en de eigenlijke literaire werken moet nog gelegd worden. Misschien vinden wij hem in het nog niet verschenen laatste deel.
Het object van onze speurtocht wordt nu vernauwd. Wij beperken ons tot de Franse literatuur. Een recent boek kan ons helpen: La littérature en France depuis 1945, geschreven door Jacques Bersani, Michel Autrand, Jacques Lecarme en Bruno Vercier (Bordas, Parijs). Zeker, wij moeten het oog gericht houden op alles wat ons omringt. Alles hangt samen: de reclametekst, de krantetaal, radio, televisie, chanson, film, beeldverhaal, detective, stationsliteratuur, science fiction enzovoort. Er is de gedachte onder al haar vormen en er is de religie, de wetenschap, de wijsbegeerte. Maar er is nog veel meer: als wij de synthese willen maken van al wat ons omringt, dan mogen wij evenmin het materiële leven vergeten, of de mode, of het parfum van het leven...
Het is bekend hoe weinig belangstelling het grote publiek voor de poëzie heeft. Maar wat is er van de notie poëzie geworden? Specialisten beweren ze in een formule te kunnen onderbrengen en zijn er op die manier glad naast. Het ‘onderwerp’ van de poëzie is het hele leven, de hele gedachte, heel de taal met al haar spelingen. Paulhan zei in 1941: ‘Je ne sais s'il est vrai que les hommes de lettres se soient contentés jadis de distraire d'honnêtes gens. (Ils le disaient du moins.) Les plus modestes de nous attendent une religion, une morale, et le sens de la vie enfin révélé.’ Zich beperken tot wat men de Schone Letteren noemde komt neer op het hanteren van een pedagogische methode die de werkelijkheid vernauwt en wellicht verminkt. Het meest fundamentele hoofdstuk van het werk dat ik hier bespreek heet dan ook ‘Quelle littérature?’ en staat aan het eind van het boek. Het stelt die problemen heel scherp.
Wat voor ons de literatuur uitmaakt is niet enkel het geschreven, maar ook het gesproken woord, alles wat men leest, in de oorspronkelijke tekst of in vertaling, werken van toen en van nu, origineel werk,