| |
| |
| |
Kroniek
Marcel Janssens / Een apologie van August Strindberg: een hagepreek over het huwelijk
Bij Bruna (Utrecht/Antwerpen, 1970, 293 blz.) verscheen een Nederlandse vertaling van Apologie van een gek van August Strindberg. Erik L. Westerman, die de eindredactie voor dit vertaalwerk op zich nam, maakte gebruik van de oorspronkelijke Franse uitgave van dit boek, Le Playdoyer d'un Fou (1895), en van twee Zweedse vertalingen. Het is dit beroemde en beruchte boek van de Zweedse auteur (1849-1912) immers vreemd vergaan. Het werd in 1887-1888 oorspronkelijk in het Frans geschreven en pas in 1895 door de auteur voor publikatie vrijgegeven. Omdat hij zijn vaderland de primeur van zijn boek niet gunde, had hij in 1891 het manuscript aan een Duitse uitgever aangeboden, maar tevergeefs. In 1893 verscheen een sluitdruk ervan in een op sensatie belust Zweeds tijdschrift en in datzelfde jaar kwam ook een zeer gebrekkige Duitse vertaling in omloop. Beide vertalingen veroorzaakten prompt een literair schandaal, waarbij Strindbergs tweede vrouw een handje had toegestoken om het kabaal los te krijgen. De Franse editie was ‘gecorrigeerd’ (en ‘verfranst’) door zekere Georges Loiseau, die op een bepaald moment zelfs als co-auteur vermeld werd. Diens ingreep in de tekst heeft de Strindberg-filologen wel wat laat zijn werk beginnen in Stockholm op 13 mei 1875, wanneer hij tot het verfransen van een paar namen en begrippen. De eerste ernstige Zweedse editie, uit het Frans vertaald, kwam pas tot stand in 1914; op een wetenschappelijk betrouwbare editie moest men tot in 1962 wachten. De Nederlandse vertaler E.L. Westerman ontleende o.m. het notenmateriaal aan beide laatste edities.
Apologie van een gek handelt over Strindbergs eerste huwelijk met de Finse actrice Siri von Essen, die in het boek Maria heet (de ik-schrijver van deze geromanceerde autobiografie heet Axel). E.L. Westerman deelt mee dat dit huwelijk duurde van 1877 tot 1892 (nadien huwde Strindberg nog een schrijfster en nog een actrice). De vertelde tijd in het boek, dat het relaas bevat van de voorgeschiedenis en van het eerste huwelijk met Maria, besloot ongeveer 10 jaar. De ik-verteller laat zijn werk beginnen in Stockholm op 13 mei 1875, wanneer hij
| |
| |
28 jaar is. (blz. 24). In feite was Strindberg toen nog maar ongeveer 26, maar kom, dat is van minder belang. Een of andere afwijking tussen de autobiografische roman en de biografische realia (o.m. die afwijkende chronologie) zal geen mens eraan doen twijfelen of we hier wel degelijk met een autobiografie te maken hebben.
De ik-schrijver zegt in zijn Inleiding dat hij dit boek niet in de eerste plaats als wraakneming op zijn onmogelijke eerste vrouw bedoelde. De eerste aandrift tot het schrijven van het boek is zeker een opwelling van wraakgevoelens geweest, niet alleen t.o.v. zijn vrouw, die hem zoveel ellende had aangedaan, maar ook t.o.v. zijn gehate vaderland dat hem voor het gerecht daagde, zijn boeken in beslag nam, hem een ballingschap opdrong, zijn goede naam van vader en burger aan de schandpaal klonk. De verteller minimaliseert deze motivering echter in zijn inleiding. Maar in de eerste humeurige bui t.o.v. het eerste meisje waarop hij verliefd is, spreekt hij er al van ‘zich te wreken’ (blz. 30). Wie het boek doorleest, verwondert er zich niet over dat hij zich ook tegenover Maria als opvliegend wreker gaat ontpoppen. Tegen het eind van zijn boek (dus van de geschiedenis van zijn eerste huwelijk, wanneer de idee van dit boek rijpte, bekent hij overigens voluit dat hij alleen nog met de pen wraak kon nemen op zijn vrouw. Dan maakte hij al koortsachtige crisissen van doodsangst door, die hij ook oproept in de Inleiding (blz. 9). Hij wilde niet sterven voor hij deze afrekening met Maria had te boek gesteld. Op de laatste bladzijde van het boek schrijft hij: ‘En dan word ik ziek, verbeeld mij dat ik de dood nabij ben en besluit een verslag te schrijven over de jaren die voorbij zijn gegaan. Ik zie nu duidelijk dat ik het slachtoffer van een vampier ben geweest, en ik neem mij voor te leven en mij schoon te wassen van al het vuil waarmee die vrouw mij bezoedeld heeft, en tot het leven terug te keren om mij te wreken, als ik overal bewijzen van haar ontrouw heb bijeengegaard’ (blz. 281). En verder. ‘Daar het mij onmogelijk is om te werken als ik mij niet onder de mijnen bevind, besluit ik naar hen terug te gaan en bij hen te blijven zolang als ik nodig heb om een gehele roman te schrijven, en intussen de
meest nauwkeurige inlichtingen te verzamelen omtrent Maria's misdrijf. Op die manier zal ik mij van haar bedienen zonder dat zij iets vermoedt. Ze zal zelf het werktuig voor mijn wraak worden, dat ik daarna ver van mij weg zal werpen’ (blz. 286). De hier vermelde wraakgevoelens zullen hem nog wel gedreven hebben in de ontstaanstijd van Apologie van een gek, geschreven op een moment dat Strindbergs huwelijk met de Finse Siri von Essen nog niet verbroken was.
| |
| |
Als de Apologie geen wraakneming was, wat moest ze dan wel zijn? Een soort ‘discreet en wetenschappelijk onderzoek’ van mijn leven met Maria, zegt de verteller (blz. 21). Hij wil weten. Hij wil met ‘absolute zekerheid’ (blz. 21) de feiten reconstrueren, analyseren en verklaren. Hij presenteert een zo exact mogelijk dossier, waarover de lezer een oordeel moge vellen. Inmiddels... schrijft hij een meesterlijk boek en het zal de lezer, die zich hierdoor laat meeslepen, een zorg zijn, uit te maken wie van de twee, Maria of Axel, schuld had aan de mislukking van dit huwelijk. De hybride opzet van de Apologie roept mij het even dubbelzinnige statuut van de Max Havelaar te binnen. Beide acteurs bedelen de lezer om gelijk, trekken hem aan de mouw, opdat hij toch geen bewijsstuk in de zelfverdediging zou missen, en ze schrijven allebei een wonderbaar boek, dat de gelijkhebberij inzake biografische realia zo futiel maakt, zeker van op afstand gezien. (Alleen kon Strindberg makkelijker van vrouw verwisselen dan Douwes Dekker van job, wat zijn betrokkenheid bij zijn Apologie toch iets minder hartstochtelijk of exclusief maakt dan die van Multatuli bij zijn Havelaar. Strindberg die tegenover zijn geschriften meer nonchalant was, verpandde overigens zijn leven niet aan een boek, waar hij zekere Loiseau wat aan liet prutsen, zoals Multatuli het wel moest doen.) De nauwkeurige reconstructie en analyse van de verhouding met Maria is voor de schrijver een middel tot zelfonderzoek en een poging om het mysterie van de vrouwelijke psyche te peilen. De benaming ‘gek’ in de titel is op z'n minst als dubbelzinnigheid te lezen. Het kwam zo ver dat Maria na een paar jaar Axel in een krankzinnigengesticht wou laten opsluiten. Axel stond op de duur in de vier Scandinavische landen en erbuiten als een
gevaarlijke gek bekend. Het verweer van de autobiograaf bestaat er nu in, dat hij via een discreet wetenschappelijk onderzoek zijn eerste vrouw gek verklaart... Uit dit pleidooi moge blijken dat hijzelf nooit gek of gedegenereerd was: ‘Misschien werd ik heel eenvoudig bij de neus genomen door een aanbeden verleidster, die met haar borduurschaartje Simsons lokken afknipte, terwijl hij met zijn hoofd op het kussen rustte, vermoeid van het werk en zwaar van zorgen om haar en haar kinderen! Zonder argwaan en vol vertrouwen zou hij tijdens zijn tienjarige slaap in de armen van het betoverende wezen zijn eer en zijn mannelijkheid, zijn levenswil, zijn intelligentie, zijn vijf zinnen verloren hebben, en nog meer, godbetere!’ (blz. 18). Hij was de bedrogene, de verleidster een gekkin! Hoe heb ik niet de moed gehad, zo jammert hij, om dat smerige mormel te vergiftigen (blz. 202)? Maar hij was en bleef tien jaar lang een goedgelovige ezel (blz. 204)...
| |
| |
Dit zelfbeklag brengt ons bij een laatste motivering voor het schrijven van de Apologie: het boek weze een waarschuwingssignaal voor alle verliefde jongemannen die als echtgenoten zijn ‘broeders in het ongeluk’ zouden kunnen worden (blz. 282). Pas op, laat je niet beetnemen, zegt de ik-schrijver, je bent vlugger dan je denkt een Meneer Bovary. De ik-schrijver gaat met al zijn zelfbeklag direct op de lezer af en smeekt hem om begrip en medelijden, maar waarschuwt hem ook voor de onpeilbare hysterische listen van de vrouw (blz. 202, 204, 219, 232, 282). Apologie van een gek is in de vermelde geëxalteerde passages een doodernstige donderpreek over de bedrieglijke boosaardigheid van de vrouwen en de weeën van het huwelijk, gehouden door iemand die nadien nog twee keer huwde, en wel nog eens een keer met een actrice. Dit moge al een idee geven van de gepassioneerde verscheurdheid van de man die Apologie van een gek schreef.
De anekdotische laag in Apologie van een gek is niet de interessantste, al zit dit boek, op de slepende aanloop na, vol kortsluitingen en incidenten in een inderdaad zeer bewogen amoureuze verhouding. Axel, een geëmancipeerd vrijdenker, werkt in de koninklijke bibliotheek van Stockholm en wordt stilaan een geacht schrijver. Hij leert de barones Maria kennen. Zij is gehuwd en heeft een dochtertje. In het burgerlijke gezin van de baron is de seksueel-erotische aantrekkingskracht blijkbaar gedoofd. Axel, die als sociaal lager geplaatste de burgerlijke baron een hak meent te kunnen zetten, dringt in diens gezin binnen op het ogenblik dat de baron zelf begint te flirten met het nichtje Mathilde. Axel meent aanvankelijk dat zijn ‘onvleselijke’ liefde voor de barones voldoet aan zijn ‘behoefte om te aanbidden’. Hij verafgoodt en vereert haar als een madonna, ‘zonder de hoop ooit iets anders te winnen dan het genot van de verering, het offer en het lijden’ (blz. 41). De aanbidding van de madonna, die hij als een ‘puur kunstgenot’ ervaart (blz. 43), betekent voor hem een ‘nieuw geloof’ (blz. 48). Maar hoe artistiek-platonisch zijn liefde voor de madonna was, des te fataler is de psychische schok als hij in haar de vrouw van vlees en zinnen, en bovendien de valse, trouweloze vrouw met geheven klauwen ontdekt. De barones blijkt ‘een vrouw van vuur’ te zijn (blz. 82), onberekenbaar in haar grillen, onbetrouwbaar, een mooi maar dodend hellewezen. Hun verhouding ontwikkelt zich over de ups and downs van de passie. De voltrekking van het overspel sluit de eerste fase van Axels ondergang af (einde van het eerste deel). De volgende stadia van zijn ondergang brengen hem inderdaad op de rand van de waanzin. De voor het toneel niet zo begaafde barones droomt immers van
| |
| |
een carrière als actrice, wat haar sociale positie haar belet, maar om actrice te kunnen worden, is zij bereid haar huwelijk te laten springen. Axel, die daarbij als toneelschrijver kan bemiddelen, bewerkt, door liefde verblind, zijn eigen vernedering. Zodra de barones haar eerste rolletje krijgt, koelt hun passie af. Beiden zinken ze op een beschamende wijze weg in de modder. Als Maria zwanger wordt, huwen ze toch maar. Maria krijgt echter meer en meer aanvallen van (al of niet gespeelde) hysterie, ze tiranniseert Axel en maakt misbruik van zijn liefde die een ware ‘bezetenheid’ geworden is (blz. 207). Met haar en huid is hij aan de grillen van het wrede mormel overgeleverd. Hoe meer Axel als schrijver beroemd wordt, des te meer voelt ze zich naast hem in haar mislukte toneelcarrière gekleineerd. Dat is voor haar een reden om hem ‘dood te treiteren’ (blz. 219). Bovendien komen bij haar ook nog lesbische neigingen te voorschijn. Het gezin gaat nu ook letterlijk op de dool, eerst naar Parijs, waar Maria haar man al in een gekkenhuis wil achterlaten, dan naar Romaans Zwitserland, waar ze dat nog eens probeert, dan weer naar Parijs, naar Duitsland, Oostenrijk, en zo verder. Inmiddels bedriegt ze hem met andere mannen. Kortom, ze openbaart ‘een zodanige schurkachtigheid’ die al de boosheid overtreft die de ik-schrijver zich ooit durfde inbeelden (blz. 257). Als het boek na de zoveelste verzoening plots afbreekt, ligt dit huwelijk helemaal aan scherven. De ik-persoon is dan rijp voor zijn Apologie. En, de motiveringen in de Inleiding flagrant tegensprekend, trekt hij aldus een streep onder de afrekening, d.w.z. onder dit boek: ‘Het verhaal is nu uit, mijn Liefste. Ik heb mij gewroken: wij zijn quitte...’ (blz. 288).
Wanneer ik deze anekdotiek niet zo belangrijk noem, dan bedoel ik dat de psychologische rode draad die ze samenhoudt, belangwekkender is. En die rode draad zou ik noemen: de verschrikkingen van de ‘amour-passion’ die de twee partners als een fatum opjaagt en behekst tot in het waanzinnige. Axel is een laat-romantische figuur met een onevenwichtige overgevoeligheid waarvan hij de nukken en prikkels tot in extreme aberraties moet involgen. Hij leeft absoluut, bij de genade van een gevoel dat blinde passie wordt. Hij heeft zijn bestaan geënt op dat van Haar (weldra: van haar). Als de barones hem vraagt wat hij onder liefde verstaat, antwoordt hij: ‘Ik versta daaronder, zogezegd, een gevoel, dat boven alle andere gaat, een natuurkracht waartegen niets bestand is, zoiets als de bliksem, de vloed, de waterval, de storm’ (blz. 53). In dergelijke absolute termen beleeft hij de verrukkingen en de vernederingen van de liefde. Beroesd als een sater, kan hij even
| |
| |
intens toegeven aan ‘de wrede wellust van de smart’ (blz. 61). Hij laat zich door de liefdepassie verscheuren ‘als door een orkaan’ (blz. 61) of door ‘een vreselijke gloed’ (blz. 78), die hem doet aanbidden én haten. Maria is voor hem als ‘een gezwel’ (blz. 74), maar hij loopt haar makker dan haar hond achterna. Het effect van de liefde op zijn zinnen duidt hij aan met termen in de buurt van: verstoring, vernieling, verbijstering. Bij voorbeeld: ‘zeker was dat er een samensmelting van onze zielen plaatsgevonden had en dat wij onszelf niet langer meester waren. Het noodlot, of liever het instinct speelde onontkoombaar zijn boze rol en de steen rolde, alles op zijn weg vernielend, alles omverwerpend, eer, verstand, geluk, trouw, bezinning en deugd!’ (blz. 105). Hij verheerlijkt de liefde als ‘de enige vreugde die ons rampzalig bestaan waard maakt te worden geleefd’ (blz. 149), maar hij is er de meelijwekkende slaaf van: ‘Slaaf die je bent! Lafaard, je zwicht bij de aanblik van de glimp van een kous, jij, die beweert de kracht te hebben om de wereld te doen wankelen! En zij, zij heeft je alleen maar lief wanneer je je zo vernederd hebt; ze koopt je voor een enkel ogenblik van liefdesgenot dat zij je geeft - een spotprijs, want zij kan er niets bij verliezen als ze je een beetje van je beste bloed aftapt!’ (blz. 158). De verscheurde ik-schrijver is zozeer met haar en huid aan de liefde verslaafd dat hij in de madonna de vampier bemint, dat hij met zijn bezetenheid gaat hinderen, dat hij bij het minste minzieke gebaar van de toverheks zijn trots opgeeft, evenals zijn pogingen om zich los te rukken uit de boeien die hij mist als hij er zich heeft van bevrijd (blz. 277). Hoe krankzinnig deze man in de fatale, irrationele liefde verdoolt, moge nog eens blijken uit deze klacht: ‘Hoe meer ik lijdt onder de perversiteit van mijn
Maenade, des te meer span ik mij in de aureool om haar madonnahoofdje te vergroten! Hoe feller de werkelijkheid mij kastijdt, des te meer doen de hallucinaties bij de gedachte aan de Geliefde mij ontvlammen!... O! de liefde!’ (blz. 224).
De ik-verteller analyseert niet alleen de mechanismen van zijn eigen irrationele gedrevenheid en van zijn teugelloze liefdesonrust, hij tracht ook door te dringen in de mysterieuze psyche van de partner, de nukkige, loszinnige, manzieke Maria, coquette en cocotte. Hij noemt haar terecht Madame Bovary (blz. 163), maar dan een Emma Bovary die wegens haar schurkachtigheid nog meer onpeilbaar is voor de man die als een nieuwe Samson aan haar voeten ligt. Zij heeft de coquette indolentie van Emma (en van Eline Vere!), maar ook de bloeddorstigheid van een vampier. Aan zo'n aanbiddelijk monstertje is de ik-persoon tien jaar lang overgeleverd ‘in dit tweegevecht, dat huwelijk
| |
| |
genoemd wordt’ (blz. 18). Zijn Apologie is ook bedoeld als een poging tot opheldering van het mysterie van haar aantrekkingskracht: ‘Ook als een man honderd jaar leefde, dan zou hij nog niets weten over het werkelijke leven van zijn vrouw! Hij zal misschien de wereld leren kennen, het onmetelijke universum, maar hij zal nooit een volmaakt juiste voorstelling krijgen van de vrouw, wier leven aan het zijne vastgeklonken is. Daarom is die arme Monsieur Bovary zo een aangename herinnering voor alle gelukkig getrouwde mannen!’ (blz. 21). Toegepast op de barones Maria: ‘Wat te denken van deze vrouw, die bidt voor een konijn terwijl ze een mens martelt met een glimlach op haar lippen’ (blz. 210). Hij heeft helaas te laat begrepen aan welke vrouw hij zijn lot toevertrouwde (blz. 205). De afrekening in de Apologie komt ook te laat, als beschimmelde balsem op een lijk.
In de context van de Apologie is het dan ook makkelijk te begrijpen dat de ik-verteller minachtend spreekt over de emancipatiebewegingen onder de vrouwen en over de actie van de ‘masculinisten’ die de manvrouw (een geslachtloos wezen, zegt hij smalend) als ideaal voorstellen. De vrouw is de mindere van de man in intelligentie, maar zij is hem ver de baas door een volkomen gebrek aan moreel besef, schrijft hij (blz. 246). Men moet de helse verschrikkingen van de ik-verteller meegemaakt hebben en jarenlang in de vier Scandinavische landen voor gek uitgekreten geweest zijn om te komen tot zo'n verbittering en intellectuele verdwazing.
Ten slotte vraag ik mij af hoe het mogelijk geweest is dat dit boek ooit als ‘immoreel’ in beslag genomen kon worden. Of het moet zijn dat de suggestie in erotische scènes, die hier met de huichelachtige discretie in laat-negentiende-eeuwse trant beschreven worden, nog irriterender ingewerkt heeft op de gemandateerde fatsoensrakkers van toen dan de huidige zoveel vlugger vermoeiende sado-erotische teksten op de censoren van nu. O tempora, o mores!
|
|