Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117
(1972)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Luc Indestege / Kroniek der Italiaanse letterenSicilië blijft een belangrijke rol spelen in het geestesleven van het Italiaanse schiereiland, wat niet verhindert, dat omstandigheden van materiële aard er nog steeds vele begaafde Sicilianen toe aanzetten hun geboortegrond de rug toe te keren om elders, in de eerste plaats in Noord-Italië, hun geluk te beproeven. Dat hebben in recente tijden tal van kunstenaars en schrijvers gedaan - laten we enkel maar twee namen citeren: Salvatore Quasimodo en Elio Vittorini - en dat deed ook de geboren Siciliaan Giuseppe Longo, die zich na een oponthoud te Rome, definitief te Milaan heeft gevestigd, waar hij het lezenswaardige tijdschrift L'Osservatore politico litterario uitgeeft. Hoe politiek geïnteresseerd hij ook zijn mag, toch heeft Longo steeds belangstelling voor het literaire en in zijn recente publikatie L'Isola perduta,Ga naar eind1. een boek waarin inzichten en beschouwingen met lyrische ontboezemingen worden vermengd, komt dit duidelijk tot uiting. Aan zijn land van oorsprong blijft hij met onverdeelde liefde gehecht, maar hij kan zijn grote bezorgdheid niet verbergen ten aanzien van de vele problemen waaraan het eiland laboreert en waarvoor weinig begrip wordt gevonden op het vasteland. Het is in die zin dat het woordje perduta van de titel een dubbele betekenis lijkt te krijgen: die van verloren vadergrond en van onvervulde verwachting. Poëtischer daarentegen is het werk van Ercole Patti. Deze auteur, die in 1904 in Catania werd geboren, vestigde zich vroeg in Rome; de laatste jaren evenwel verblijft hij beurtelings in Rome en in zijn vaderstad. Patti werd bekend door Quartieri Alti en door Un Amore a Roma. Het eerste munt uit door een pakkende zedenschildering; het tweede verhaalt de geschiedenis van twee jonge mensen die niet bij elkaar passen. Uit de jongste jaren dateren twee korte romans: Un bellissimo novembre,Ga naar eind2. met als thema de liefde van een jonge man voor een gehuwde vrouw; en Graziella,Ga naar eind3. waarin de passie wordt geschilderd van een rijpe man voor twee jonge meisjes. Het menstype dat Patti bij voorkeur uitbeeldt, is de gepassioneerde zuiderling, die met al zijn zintuigen | |
[pagina 38]
| |
van het leven genieten wil. Wat opvalt in deze boeken is de stoffering van het natuurkader. De zuiderse natuur is het element van onvergankelijkheid: ze wordt door de drama's der mensen niet beroerd. Patti liet onlangs Diario SicilianoGa naar eind4. verschijnen, een bundel bestaande uit een dertigtal verhalen, waarvan het vroegste dateert van 1931, het meest recente van 1970 en die hier gegroepeerd werden, met als ondertitel: Alla ricerca della felicità. Het woord diario is hier enigszins misleidend gebruikt. Waar men notities en invallen, indrukken en beschouwingen zou verwachten, krijgt men hier een aantal verhalen waarvan de meeste reeds vroeger het licht hebben gezien. Men kan ze lezen als een ode aan Sicilië. Het Sicilië van de olijvenbosjes en de sinaasappelgaarden; van de flanken van de Etna en de straten van Catania; van de kleine vissershaven in de winter en het klooster op de heuvel waar de gemummificeerde notabelen van het stadje sinds honderden jaren de nieuwsgierige bezoekers toegrijnzen. Het Sicilië van de herinneringen uit de jeugd, het bezoek dat de schrijver als knaap aan zijn beroemde stadgenoot Verga bracht. Genrestukjes, scherpgetekende portretten van mensen in hun ware proportie, maar verhoogd en verlevendigd tegen de achtergrond van een landschap dat eeuwig is. De auteur, op zoek naar het geluk, treedt op ons toe als een levenskunstenaar, een man met een gelukkige hand, zoals dat heet, die de spelregels eerbiedigt en, hoe gevoelig en ontroerbaar ook, zich door zijn gevoel niet laat meeslepen. Alles wat Patti schrijft, behoort tot de categorie van het goed geschreven, leesbare boek. Een Siciliaans schrijver die de laatste tijd meer en meer op de voorgrond treedt, is Leonardo Sciascia. Deze Angrigentees interesseert zich o.m. voor lokale geschiedenis en sociale evolutie en beschouwt zichzelf in de eerste plaats als een libellista, een pamfletschrijver. Niettemin is hij een gewaardeerd auteur van verhalen en romans en wat hij op dit stuk sedert zowat 1960 heeft gepubliceerd, heeft ruime weerklank gevonden. Dit was vooral het geval met een paar romans, Il giorno della civettaGa naar eind5. en A ciascuno il suo,Ga naar eind6. beide pittig geschreven en met een spannende intrige, want spelend in de wereld van de Siciliaanse Mafia en uitgerust met al de elementen van een boeiend speurdersverhaal: dreigbrieven, moorden in hinderlaag, speuren naar mogelijke drijfveren, met als slot een ontknoping die niet te voorzien was. De kritiek heeft ten aanzien van deze romans misschien te sterk de nadruk gelegd op het feit dat ze zich schijnbaar als detectiveverhalen aandienen en daarbij vergeten dat de auteur nog wat anders op het oog | |
[pagina 39]
| |
kon hebben, nl. een beeld te schetsen van de wantoestanden in een land, waar de Mafia oppermachtig heerst, de vendetta ongehinderd wordt bedreven en de omertà, de zwijgzame solidariteit tussen misdadiger en verwanten van het slachtoffer, het gerecht verhindert zijn taak naar behoren te vervullen. Sciascia is begaan met de achterstand van Sicilië en de vele problemen daaraan verbonden, maar hij is een te nuchtere en subtiele geest om daarin trachten te verhelpen door middel van petities en protesten. Hij legt het anders aan boord. Hij maakt studies van het Siciliaanse volkskarakter, van de mentaliteit van zijn landgenoten, dat alles gezien in het perspectief van de geschiedenis. Sicilië is het land, ‘dove la sabbia della più irrazionale tradizione subito copre l'orma di ogni ardimento’, waar het spoor van alles wat gedurfd is, onmiddellijk door het zand van de meest irrationele traditie wordt bedolven. Het is die gerichtheid van de schrijver, die de lectuur van zijn recente publikatie La corda pazza - Scrittori e cose della SiciliaGa naar eind7. zo aantrekkelijk en zo leerzaam maakt. In deze bundel historische en letterkundige studies wordt gepeild naar wat men noemen kan la Sicilianità, de wezenskern van het Siciliaanse volk, zijn levens- en wereldbeschouwing, zijn kwaliteiten en de schaduwzijden daarvan. Of het gaat over figuren uit de literatuur (bijv. zijn pertinente beschouwingen over Pirandello), de geschiedenis (bijv. Antonio Veneziano) of bijv. het religieus gevoel van de eilandbewoners, telkens weer komt de auteur met zijn persoonlijke opvattingen voor de dag en in hoeverre die van de gangbare mening afwijken wordt bijv. duidelijk in het kapittel over de Feste Religiose. Het zijn de eilandbewoners zelf die Sicilië gemaakt hebben tot wat het thans is: een land van geheimzinnigheid en contrasten, van primitieve schoonheid en mysterie. Maar nu verlaten we Sicilië en blijven even pleisteren in de buurt van Napels. Michele Prisco, te Torre Annunziata, even zuidelijk van Napels geboren, leverde zijn eerste proeven toen het neorealisme volop aan de orde was; het probleem van het sociaal engagement heeft hij evenwel op eigen, elegante manier weten op te lossen. Hij vond nl. de geschikte stof voor zijn verhalen in zijn onmiddellijke omgeving, in de kringen van de burgerij waartoe hij zelf behoorde. Reeds in zijn eerste bundel, La Provinzia Addormentata,Ga naar eind8. kwam zijn talent tot uiting: in een aantal vertellingen groeit de ingedommelde provincie tot een levende realiteit. Dit debuut wordt overtroffen door de roman Gli Eredi del VentoGa naar eind9. waarin de vegeterende provincie door een familiedrama wordt dooreengeschud, en door Figli difficiliGa naar eind10. waarin een generatie- | |
[pagina 40]
| |
conflict op lucide wijze wordt uitgerafeld. De grootste bijval, samen met erkenning in het buitenland, zou de auteur oogsten met zijn uitvoerige roman Una spirale di nebbia,Ga naar eind11. een verhaal dat speelt in de wereld van de bourgeoisie en waarvan het thema de verhouding is van man tot vrouw. De protagonisten van Prisco's jongste roman I cieli della sera,Ga naar eind12. zijn een jonge man en diens zuster, die het waas willen oplichten dat over hun geboorte hangt en een antwoord willen vinden op de vele problemen betreffende hun ouders en betreffende hun eigen identiteit. Het resultaat van hun speurtocht werkt verschillend op hen beiden in en terwijl David zijn onderzoek stopzet omdat hij zich gedesillusioneerd voelt en het verleden niet wenst te aanvaarden, geeft Giustina zich aan dat verleden over, dompelt er zich vrijwillig in onder. Tussen aanvaarding en verwerping ligt een web van draden gespannen, waarin de evolutie van de verwarde gevoelens en de verwikkelde zielstoestanden zich geleidelijk voltrekt. De sterkte van de auteur lijkt te liggen in het opbouwen van een wereld der herinnering, een wereld op twee verschillende plans waarin hij zijn personages doorlicht, zodat ze hun geheimen prijsgeven. In I cieli della sera schijnt Prisco een nieuwe weg te willen opgaan, of liever een nieuw procédé te willen toepassen, dat nl. waarbij de psychologie van het onbewuste geholpen door de herinnering een wereld probeert te scheppen waarin de realiteit gesublimeerd wordt. Van een heel ander slag als Prisco, is de Vicentinees Goffredo Parise. Hij behoort tot de generatie van de veertigers en deed voor het eerst van zich horen met het burleske verhaal La grande vacanza,Ga naar eind13. spoedig gevolgd door de ironisch-satirische roman Il prete bello. Parise wordt vooral aangetrokken door het groteske, maar niet in die mate dat hij het als een einddoel beschouwt. Hij weet het echter handig uit te buiten in een visie van de moderne mens tegenover de god van de technologie. In zijn tot dusverre meest bekende roman, Il Padrone,Ga naar eind14. vertelt een jonge man, die een baantje kreeg in een bedrijf, hoe hij geleidelijk zijn persoonlijkheid verliest en een gewillig werktuig wordt in de hand van de directeur, die luistert naar de naam van Dottor Max en die optreedt als een soort almogende godheid. Een ander staaltje van Parise's kundigheid geeft L'Assoluto naturaleGa naar eind15. te zien. Een dialoog tussen een man en een vrouw, die aanvangt als een idylle en uitloopt op een drama. Het thema is dat van het verschil tussen rede en instinct, tussen geest en materie. De man die de rede symboliseert, gaat door de vrouw, die de geest niet erkent en | |
[pagina 41]
| |
enkel steunt op de materie, reddeloos ten onder. Voor kort heeft Parise een boek gepubliceerd, Il crematorio di Vienna,Ga naar eind16. dat aanleiding is geweest tot heel wat controverse. Het thema is een kritiek op deze tijd, of liever op de structuur van de hedendaagse maatschappij. De consumptiemaatschappij is volgens de auteur niet geschikt om het geluk van de mens te bevorderen. Vandaar de ontsporingen, de aliënatie. Toen hem gevraagd werd waar hij die vreemde titel vandaan had, antwoordde Parise dat hij zich van zijn jeugd af aangetrokken voelde tot kerkhoven en begraafplaatsen, net als de romantici! De personages die in zijn boek optreden zijn anoniem, ze worden met een nummer aangeduid, ze praten, ze handelen als automaten, het zijn automaten geworden. Hoe drukker het wordt in de wereld, hoe eenzamer de mens - een eenzaamheid die ontaardt in een ongeneeslijke ziekte waarbij de vlucht uit de tijd als de enige uitkomst overblijft. Tot de roerige ‘avantguardia’ behoren schrijvers zoals de in een vorige kroniek reeds vernoemde Sanguineti (zie D.W. & B., 1969, p. 693) en Alberto Arbasino. Beide auteurs maken deel uit van de groep der ‘sperimentali’ en hebben sommige trekken met elkaar gemeen, o.m. het belang dat zij hechten aan een bepaalde vorm van literair essay en de volubiliteit van hun vertoog. Typerend voor de manier van Arbasino, is zijn Super Eliogabalo,Ga naar eind17. een soort vie romancée van de op veertienjarige leeftijd tot Romeins keizer uitgeroepen zonnepriester Heliogabales, die om zijn uitspattingen en zijn despotisme vier jaar later door zijn eigen soldaten vermoord werd. Arbasino heeft er een komiek-satirische groteske van gemaakt, een dolle charge die de figuur van de jonge losbol vertekent, met een alles overwoekerende fantasie, een verbluffend en vermoeiend vertoon van eruditie, een goochelen met teksten en citaten, een overdadig zwelgen in pikante details, vermengd met toespelingen en allusies op personen en toestanden van deze tijd. We wijzen er op dat de Franse schrijver Antonin Artaud, wiens Héliogabale van 1946 dateert, inspirerend op Arbasino gewerkt heeft. Wie een voorstelling wenst te krijgen van Arbasino's kritisch ingesteld-zijn tegenover bepaalde literaire figuren, kan zijn recente Sessanta PosizioniGa naar eind18. ter hand nemen, een verzameling studies en artikelen over literaire onderwerpen, ontstaan in de loop van de jongste tien jaren. Men zoeke in dit briljante proza evenwel geen objectieve criteria, maar de afbraakscènes zijn zo vinnig uit de verf gekomen dat men er bij glunderen moet. Arbasino maakt meer indruk door de manier waarop hij zijn invallen en vondsten, zijn opinies en standpunten aan de man | |
[pagina 42]
| |
wil brengen dan door datgene wat hij mee te delen heeft. Een vorm van literaire kritiek, die zich aan buitenlandse voorbeelden spiegelt, maar waarin een pertinent persoonlijke toon overheerst. Na Orlando Furioso voor het toneel te hebben bewerkt (zie onze kroniek in D.W. & B, 1969, p. 193), heeft Edoardo Sanguineti zich aan het Satyricon van Petronius gewaagd en er een bewerking van gemaakt die het midden houdt tussen vertaling en adaptatie voor het toneel. Het is geen geheim dat dit meesterwerk uit de laatromeinse periode, zo vele echo's wekt bij de generatie die alles op het dolce vita heeft gezet en toen Fellini met het plan rondliep om het Satyricon voor de film te bewerken, kon dit voor Sanguineti een aansporing om mee te spelen lijken. Het onderwerp leek iets geknipt voor hem en de ‘sermo plejebus’ van het origineel in een smeuïge, met trivialiteiten en krachtpatsers doorspekte taal weergeven, was wel een kolfje naar zijn hand, zodat de lezer zich aan de lectuur van Il giuoco del SatyriconGa naar eind19. kan verkneukelen. Wat intussen te zeggen over zijn Storie naturali,Ga naar eind20. die zo pas zijn verschenen? De wereldbeschouwing van deze begaafde auteur is uitgesproken nihilistisch. Zijn experimenteren met de taal, het integreren van woorden en wendingen uit een heleboel andere talen in de tekst, heeft een verkeerd effect. De nieuwe realiteit die hij schept door de dingen vrij te maken van het conventionele, zodat hij zijn experimenteren tot in het oneindige kan voortzetten, is er een zonder leven. Dit blijkt uit sommige stukken uit deze bundel, waarin de personages, tot schimmen geworden, van uit het donker hun droom vertellen en hun stem laten horen om ons mee te delen dat ze opgezogen worden in het luchtledige en niets meer zijn, ‘come un vapore che si perde... meno ancora che il vapore - molte meno ancora - niente.’ Luigi Sartucci, wiens Orfeo in Paradiso in een vorige kroniek werd geloofd (D.W. & B., 1969, p. 690-91), heeft onlangs een werk laten verschijnen waarvan de titel luidt: Volete andarvene anche Voi?,Ga naar eind21. wat letterlijk betekent: Wilt ook gij van mij weggaan?, en op de vraag slaat die Jezus richtte tot de weifelende apostelen. Het boek is een leven van Jezus, zonder apologetische bedoelingen, geschreven door een man die van huis uit gelovig katholiek is en dat wenst te blijven. Wat de lectuur ervan belangwekkend maakt is het feit dat ons hier een blik wordt gegund in het gemoed van de schrijver: een zelfanalyse, uitgroeiend tot een bekentenis die onverdoezeld voor de waarheid uitkomt, dat het juk van Jezus soms bitter om dragen was, dat twijfel en onverschilligheid knaagden aan zijn hart, maar dat het niet bij hem | |
[pagina 43]
| |
opkwam de Godzoon te verloochenen. Bij dit boek, geschreven in een beeldrijke taal, en met een toon van oprechtheid en overtuiging, denken we onwillekeurig weer aan Papini's beroemde Storia di Cristo, die een halve eeuw geleden zo diepe indruk maakte, niet enkel in Italië maar tot ver buiten de grenzen van dat land. Papini's boek was het werk van een bekeerling, voor wie het bestaan door Jezus een zin kreeg. Santucci daarentegen verhaalt van zijn omgang met Jezus als iets vanzelfsprekends, een verhouding met licht- en schaduwzijden, maar die, onberoerd door de afvalligheid van deze tijd, beheerst wordt door onverzettelijke trouw. Onder de titel L'Albero vivo,Ga naar eind22. verscheen bij Vallecchi een bundel geschriften van Curzio Malaparte, ontstaan en gepubliceerd tussen 1928 en 1956, het jaar vóór zijn dood. Het zijn artikelen en fragmenten, daarbij ook de destijds in boekvorm gepubliceerde Fughe in prigione, Sangue en Donna come me. De titel is trouwens ontleend aan een der ‘fantasie’ uit dit laatste boek, dat voor het eerst in 1940 werd uitgegeven. Malaparte was een man van het ‘vivere pericolosamente’, een die bestendig werd aangelokt door het avontuur, een gepassioneerde, steeds bedacht op aanval en verweer. Maar een rasschrijver, met gloed en verbeelding. Zijn schrijverskwaliteiten vindt men in dit boek terug, maar wie hem gekend heeft en aan het woord gehoord, zal hem in deze bladzijden weer levend en acterend op zich zien toetreden. Opmerkelijk is de thans heersende belangstelling voor literaire stromingen en figuren uit de jaren vóór de eerste wereldoorlog. Marinetti en het futurisme hebben hun deel gekregen, de ‘ermetici’ eveneens, terwijl nu de schijnwerper wordt gericht op Guido Gozzano (1883-1916), een der dichters van de groep der ‘crepuscolari’. Deze dichter van het stille verzaken (bekend zijn zijn verzen: Non amo che le rose / che non colsi. Non amo che le cose / che potevano essere e non sono / state... ik houd maar van de rozen / die ik niet heb geplukt. Ik houd maar van de dingen / die konden zijn en niet geweest / zijn...), van de korte prozagedichten, de ‘colloqui’ (naar het model van Laforgue) blijkt een voortrekker te zijn geweest, terwijl zijn poëzie de overgang heeft gemarkeerd tussen de 19de en de 20ste eeuw. Dit althans is de mening van Lorenzo Mondo, in Natura e storia in Guido Gozzano. Ook van Dino Campana (zie onze Kroniek in D.W. & B., 1968, p. 19 v.v.) kwam er een interessant document aan het licht, nl. het manuscript van wat de Canti Orfici zouden worden, dat hij in 1913 had toevertrouwd aan Ardengo Orfici, die het naderhand niet meer had teruggevonden. Campana had daarop zijn verzen uit het hoofd her- | |
[pagina 44]
| |
schreven! De titel van het werk, dat onlangs in Soffici's nalatenschap werd teruggevonden, luidde Il più lungo giorno. Een studie over dit manuscript kan over kort worden verwacht. In februari van dit jaar werd de vierhonderdste sterfdag herdacht van Benvenuto Cellini, een der beroemdste figuren uit de Italiaanse renaissance, beeldhouwer, goudsmid, graveur en tegelijk groot schrijver. Ten bewijze zijn autobiografie, een monument van beschrijvingslust en verhaalkunst, dat men lezen kan als een boeiende roman, temperamentvol, borrelend van leven, zonder terughoudendheid of valse schaamte. Het gebeurt niet vaak dat een schrijver de honderd haalt, en Francesco Chiesa, die op 5 juli die leeftijd bereikt heeft, heeft alle reden om er zich over te verheugen, want hij geniet een uitstekende gezondheid, zijn geest is helder gebleven en hij heeft, om die gebeurtenis waardig te gedenken, een reeks sonnetten geschreven die hij hoopt uit te geven. Te oordelen naar de keuze die in een tijdschrift verscheen, doen ze de dichter geen oneer aan. Het zijn meestal natuurimpressies, gevoelig verwoord en beantwoordend aan de wetten die het strenge sonnet vooropstelt. Chiesa is een Zwitser, een Ticinees, die in het Italiaans schrijft. Hij woont bij Lugano en heeft verzen en proza geschreven. Het meest bekend zijn zijn Sant' Amarillide en de Racconti del mio orto. Wij besluiten deze kroniek met een korte bespreking van twee poëzie-bundels, om te beginnen Neurosuite,Ga naar eind24. van de thans te Rome wonende Florentijnse dichteres Margherita Guidacci. Zij debuteerde, als vijf en twintigjarige, onmiddellijk na de oorlog, met een bundel lyriek, getiteld La sabbia e l'Angelo, een werk van zuiver poëtisch gehalte, elegisch verdroomd, met een ondertoon van weemoed, streng beheerst in ritme en beeld. Onder de bundels uit latere jaren citeren wij Morte del Ricco, die in 1954 verscheen en Giorno dei Santi, van 1957. De gedichten in Neurosuite zijn blijkbaar geïnspireerd door ervaringen van fysisch-psychische aard, tijdens een verblijf in een kliniek. Het zijn meestal korte gedichten, sterk geladen van sensaties en gevoelens, die in strakke verwoording een bevrijdende ontlading vinden. Een vierregelig gedicht moge dit illustreren:
Angoscia
Fu, quando la tua angoscia si allentava,
preludio ad una stretta ancor più aspra.
Cosi poca acqua dolce per calmarti la sete
| |
[pagina 45]
| |
e l'oceano salmastro per conservertela.
Beklemming
Er begon, toen je beklemming wat afnam
een voorspel van nog angstiger uren.
Zo luttel zoet water om je dorst te verslaan
en een zee van zout om die te doen duren.
Wat deze rijpe, rijke verzen kenmerkt is dat de individuele ervaring er op een algemeen menselijk plan wordt geschoven en, als in een spiegelbeeld, met de angst en de beklemming verweven van deze tijd. Een andere karakteristiek van deze poëzie is haar grondige afkeer van de elementen zoals seks en geweld, die tal van jongeren menen te moeten gebruiken om hun onvermogen als imponerend te doen doorgaan. Deze poëzie beweegt in een gevoelswereld die de kunst van het sublimeren als een duurzame verworvenheid vooropstelt. De tweede bundel die hier een beurt krijgt, is de in januari van dit jaar verschenen, en in februari reeds herdrukte Satura,Ga naar eind25. door Eugenio Montale. De grootste thans levende Italiaanse dichter neemt zijn tijd. Hij werkt langzaam en bedachtzaam en komt pas met een bundel voor de dag als hij een voldoende groot aantal verzen bij elkaar heeft ‘die het doen’. Dat is de reden waarom hij met Satura pas aan zijn vierde bundel toe is in een tijdsverloop van bijna een halve eeuw! De dichter Montale, die in Ossi di seppia, haast vijftig jaar geleden aan het woord kwam, bleek een zwaartillend man, een pessimist, een die beter wist wat hij niet, dan wat hij wèl wilde, zoals blijkt uit deze strofe:
Non domandarci la formula che mondi possa aprirti,
si qualche storta sillaba, secca come un ramo.
Codesto solo oggi possiamo dirti,
Ció che non siamo, ció che non vogliamo.
Vraag ons niet naar een formule die werelden voor u kan doen opengaan,
enkel maar naar een verwrongen syllabe, dor als een tak.
Wat we u nu alleen maar kunnen zeggen
is dat wat we niet zijn, dat wat we niet willen.
| |
[pagina 46]
| |
Uit de met zichzelf gevoerde dialoog sprak zijn afkeer voor de wereld waarin hij leven moest, een wankele wereld met een onzekere toekomst. Uit zijn gedichten wordt het zachte, het sentimentele angstvallig geweerd, ze hebben iets van het harde, stekelige dat door hun ongewone titel: rugplaten van inktvis, wordt gesuggereerd. Waar ligt de zin van het bestaan? In het onbereikbare of in het verzaken? Geen sentimentaliteit, maar wel uiterste gevoeligheid, schaars doorbrekend en zich daarna bijna schamend. Tevens een experimenteren met de vorm, zodat zijn vers bijwijlen een surrealistische kleur krijgt. Dit proces verloopt evenwel langzaam: over twee bundels heen, nl. van Le Occasioni, met het ongewoon tedere liefdesgedicht Dora Markus, naar La Bufera, met juwelen van gedichten zoals Su una lettera non scritta en Gli orecchini. Montale's poëzie is het resultaat van een distillatieproces. Ze is van een densiteit die haar onvertaalbaar maakt. Kan men spreken van een evolutie, dan wordt daarmee bedoeld een langzaam groeiende mededeelzaamheid, een zich geleidelijk meer gelegen laten aan leed en verlies, maar steeds beheerst en bedwongen, met een flinke dosis zelfspot en ironie. Satura zet in met een dubbele reeks Xenia, als een in-memoriam bedoeld voor zijn vrouw. Gedichten om stuk voor stuk langzaam in zich op te nemen. Gedachtenflitsen in een paar regels tot rust gekomen. Soms ondoorzichtig, vaker filosofisch gekruid, of gelaten spottend met bepaalde aspecten van de hedendaagse beschaving. Bewust heeft hij zijn bundel Satura genoemd en al is deze term ook voor verschillende interpretaties vatbaar, en kan hij slaan op een goed gevulde vruchtenschaal, evengoed als op datgene wat wij als een satire bestempelen, het ligt voor de hand dat de dichter die de ambiguïteit niet uit de weg gaat, de lezer vrij laat zelf te kiezen. De mogelijkheden voor de poëzie worden steeds geringer. Een der laatste vluchtheuvels lijkt naar het oordeel van de dichter die van de satire. Op dit terrein heeft Montale in deze bundel druk geoefend. Met prachtige resultaten overigens. Vergelijkt men Satura met de vorige werken - en hoe kan men anders - dan stelt men vast dat Montales poëzie zich niet verdiept heeft maar dat de themata, de gelegenheden, de episodes zich vermeerderd hebben. De dichter is er op bedacht zijn persoonlijke ervaring aan te passen aan het tijdsgebeuren, het aanvaardbaar voor te stellen. Zijn kunst wil klinken in de toonaard van deze tijd. Hij heeft interesse voor de maanlandingen en voor de theorie van Teilhard de Chardin. Hij maakt zich zorgen om de mens van morgen, | |
[pagina 47]
| |
om de toekomst van het woord, de taal. Soms klinkt zijn vers bitter. Soms lijkt het een bezweringsformule. Een enkele keer klinkt het als een profetie, zoals in deze drieregelige strofe, die ruist als een kinkhoorn:
Non si nasconde fuori
del mondo chi lo salva e non lo sa.
E uno come noi, non dei migliori.
Niet buiten de wereld verbergt hij zich
die haar redt en het niet weet.
Het is een zoals wij, niet van de besten.
(juni 1971) |
|