Kroniek
Gust Faes / Ziezo zo zie zei ze
De dichters van het Nieuw-Realisme en aanverwanten durven ook nog wel eens ‘echte’ gedichten schrijven, lekker ouderwets met wat mooie beelden en zo. En juist die indringers spannen in hun poëzie meestal de kroon.
Fuga Magister (Gent, Yang Poëzie Reeks, nr. 12, 1970) van Werner Spillemaeckers is zo'n hybridisch produkt.
Met het eerste gedicht van de cyclus ‘Orchidee’, een typografisch experiment in de (overigens geslaagde) vorm van een gedenksteen, begint reeds de taaiexploratie die de kern vormt van deze poëzie. Het structuurprincipe der associatie op alle taalniveaus, de opbouw door middel van repulsiepolen en de erotische inspiratiebasis herinneren ergens aan Van Ostaijens ‘Marsj van de hete zomer’, alleen heeft Spillemaeckers duidelijk veel minder adem. De koe wordt zo lang gemolken tot de melk gestremd en de gedenksteen gevuld is.
Enkele keren lees je in deze cyclus mooie strofen:
‘praalgraf waarin warme druiven wonen
en in de havennacht wellicht licht
huiveren en dagen wuiven-wuiven’ (13)
Dikwijls maken de irrelevante versnijdingen van het vers en de relativerende maar geestloze inlassingen de gedichten vrijwel onleesbaar. De coherentie wordt dan prijsgegeven voor een ongedisciplineerd en gratuit taalspel:
draag haar naar het vuren
Nog erger wordt het in het middenstuk ‘Dydia's Droom’.
Het bijzonder boeiende ‘ziezo zo zie zei ze’ (19), éénenveertig maal herhaald in een slingerende typografie, werpt een helder licht op de bedoeling van deze cyclus. Je hoeft hier geen grote poëzie te verwachten, en die komt er dan ook zelden. Wat volgt zijn overwegend ge-