Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 115(1970)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] Dietsche Warande & Belfort 115e jaargang nummer 6 juli-aug. 1970 Rene Verbeeck / Gedichten Er stonden barre winters Er stonden barre winters tussen mijn handen en haar vlam holle dagen en nachten vielen door de tralies binnen mijn tong, die zoete gezellin liet mij alleen en zong niet meer droefheid om mijn lieveling en zoveel vormeloze golven sloegen door mij heen verloren. nu rollen mijn tranen niet meer in de vallei van het verleden die zijn reeds lang verdampt en naar de regenboog gestegen maar de laatste heeft zich vastgezet en stolde in mijn borst een droeve diamant. [pagina 402] [p. 402] Gezicht van mijn vrouw Gezicht van mijn vrouw schoon huis om in te wonen de nacht daalt uit uw haar en op de vloer van 't voorhoofd gaat hij dansen met de zon hier is het vlees verwant met wat geen stof meer is edele en voldragen harmonie van jeugd en jaren lees ik in uw trekken hoor ik op uw mond en de ziel van 't levend water spreekt mij in uw ogen van genade die mij wast van wat ik ooit u heb misdaan. Dit is een nacht Dit is een nacht die gist en kiemt - gij straalt met huid en haar magnetische golven naar mij toe en 't overdags elkaar bejegenen met gebaren van geest en licht zoekt zijn voltrekking in de schachten van de nacht aan de bron der levende olie waarop wij drijven en branden één vlam als 't lichaam daagt nog uit en temt en daagt weer uit wat van de leeuwejaren nog leeft en hunkert in ons bloed. [pagina 403] [p. 403] Wij waren Wij waren golvende verwarde wieren in 't lenige water van het duister doken naar de bodem van de tijd in d'oceaan van 't ancestrale bloed en lagen warm omsloten in de vochtige vliezen van de nacht alles was in ons verzameld en ook de maan was nog van vlees en bloed. De zwarte vogel De zwarte vogel strijkt vaker neer en zit ons zwaar op 't hart. gij die ons hebt gemaakt om mens te zijn als man en vrouw in énen help ons uw wet voltrekken tot in de hoogste nood: werp elk van ons niet op zichzelf terug laat ons dan samensmelten in één vonk en zinken in het bed van as of als het zó niet wezen mag laat huiveren ons tot in elkanders merg en aan elkander vriezen tot één vlok en zinken in het bed van sneeuw. [pagina 404] [p. 404] Hoor ze vermanen Voor Pol Le Roy Hoor ze vermanen, de koudgebakerden die van de minnaars orakelen: wie in de nacht van het bloed hebben geleefd hun keel zal knetteren van dorst hun merg zal koken in zijn pijpen in deze wereld reeds, in deze hel waar het vlees zich aan het vlees verwoest. ze zeggen nog: de dood kruipt mee in 't bed. - maar hebben zij dan nooit gezien het welvende vlees der moeders van morgen en de kinderen zo fris van de dauw der geboorte? zij hebben nooit geproefd d'uitmuntende spijzen van de liefde gekruid met gevaren en angst voor het zwaard dat altoos dreigend hangt boven de zalige knoop van man en vrouw en wat vermoeden hun brein en ingewanden van d'opstandige gist van het verlangen en de dorst naar de melk der voldragenheid? hoor ze vermanen, de koudgebakerden die rusten in vrede, lijf en ziel gebalsemd en reeds gekatafalkeerd. [pagina 405] [p. 405] Gij die uw minnaars Gij die uw minnaars, heiligen en helden laat rijden op een vurig paard wat wild nog is in mij en haar dartel en vermetel houd het immermeer in stand dat met het stijgen van de jaren onze ziel niet oud mag worden laat haar een springvis blijven het is zo droef om aan te zien wanneer van ouderdom een ziel het lichaam scheef en krom trekt. [pagina 406] [p. 406] De winter komt voor P.G. Buckinx De winter komt de naakte bomen kraken rebels springt op het bloed het wil geen koud koraal zijn en dat is goed - maar al zijn vlammen slaan neer en stikken in een zwavelwalm van zorgen wanneer een stem ons zegt in 't brandend braambos van onz' aders dat voor de kou er beter brandhout is dan 't lijf. Ach alle werelds vuur heeft vleugelen van as. Vorige Volgende