De laatste ronde
Chrysanten voor Herman Bossier
Herman Bossier, die op 4 maart plotseling overleed, was een boeiende persoonlijkheid. Hij bezat een rijke eruditie en een speciale speurzin. Als een probleem hem fascineerde liet hij het niet los vóór hij al de draden ervan in handen gekregen had. Hij beschouwde het van alle zijden en streefde de secuurheid na van een onderzoeksrechter. Nooit gaf hij toe aan zijn verbeelding; hij baseerde zich uitsluitend op feiten waarvan hij de bewijzen kon voorleggen. Zijn boeken over Pastoor van Haecke en over Jan Coucke en Pieter Goethals zijn levensechte verhalen geworden, documenten met een menselijke achtergrond. De echtheid van het verhaal interesseerde hem meer dan de vlotheid van de stijl. Zijn aandacht voor bevreemdende gebeurtenissen uit het verleden verblufte mij telkens weer opnieuw als hij aan het vertellen ging. Als hij een kunstenaar bewonderde, getroostte hij zich lange reizen om zijn geboortehuis te bezoeken en te zien in welk milieu hij geleefd had en met welke voorwerpen hij zich omringde. Hij was steeds op zoek naar een klein detail dat een nieuw licht op de persoonlijkheid van de kunstenaar kon werpen.
Al voelde hij zich in de eerste plaats journalist, hij had grote belangstelling voor de literatuur. Hij vestigde de aandacht van het grote publiek op figuren als Maxence Vandermeersch, Camille Melloy, Firmin van den Bosch en Maurice Garçon. Maar ook zijn interviews met de Vlaamse auteurs Ernest Claes, Raymond Brulez, Jan Grauls, Toussaint van Boelaere, Marnix Gijsen, Max Lamberty, met Anton van Duinkerken e.a. droegen er in hoge mate toe bij om in Vlaanderen een literaire sfeer te scheppen.
Herman Bossier was een veelzijdig ontwikkeld man. Als men hem een vraag stelde bleef hij zelden het antwoord schuldig.
Vele avonden heeft hij bij ons doorgebracht. Graag haalde hij herinneringen op aan de kunstenaars die hij ontmoet had. Niet zonder ontroering sprak hij over het laatste bezoek dat hij samen met Maurice Roelants en Jan Boon aan de zieke Prosper van Langendonck had gebracht.
Ook voor muziek bezat Bossier een intens aanvoelingsvermogen. Urenlang kon hij zwijgend zitten luisteren naar de composities van Bela Bartók en ik zag dan dat hij de lippen op elkaar drukte om zijn ontroering of zijn blijdschap te verbergen.
Enkele weken voor zijn dood brachten wij samen een bezoek aan het atelier