Boekbesprekingen
In de stad en op het land
Van de Maastrichtenaar Hans van de Waarsenburg, die in 1966 debuteerde, verscheen Stadtekend (Amsterdam, De Arbeiderspers). Het is een bundel geschreven in opdracht van de gemeente Eindhoven. In een eerste gedeelte vormen diverse Nederlandse steden, vnl. Eindhoven, het onderwerp. Een kleinere tweede reeks spreekt over Kassel, Tokio, Lissabon, Praag en Berlijn.
De aspecten van de stad en van het stadsleven, waar van de Waarsenburg bij voorkeur blijft bij stilstaan, zijn zeker niet de meest toeristische, de aantrekkelijkste: vrouwen aan de grote schoonmaak, vervuilde straten, luchtverontreiniging, een propvolle stadsbus, enz. Daarnaast ook gedichten waarin herinneringen worden opgeroepen door details uit het stadsbeeld, via associaties en soms met verrassende oversprongen van beschrijving naar emotie of interpretatie. Een poëzie met rijke mogelijkheden. Die mogelijkheden buit Van de Waarsenburg slechts zeer ten dele uit. Al te dikwijls stelt hij zich tevreden met magere grapjes, woordspelingen of stoere banaliteiten. Onder de titel ‘Koude oorlog’:
‘2 mannen van middelbare leeftijd bestrijden bij de afdeling vleeswaren het eigendomsrecht van hun vrouw.’
Geestiger kan het nauwelijks!
Andere verzen worden ontkracht door een gebrek aan persoonlijkheid. Zelfs de oorspronkelijkheid en de virtuoze taalhumor van sommige neo-realisten moet de lezer ontberen. Van de Waarsenburg laboreert aandoenlijk, precies onder het niveau van wat poëzie zou kunnen worden. Een enkele keer verrast hij, b.v. in ‘Aantekeningen van een flatbewoner, 1’. Na een beschrijving van de collectieve morgendijle optocht ‘naar de bronnen van / welvaart en dagelijkse stenen / broden’, de vraag: ‘ben ik het, die daar lopen?’
Ook over de stad handelt de afdeling ‘Gent, een rondleiding’ in de jongste bundel van Daniel van Ryssel (Ook een zomer, Gent, Yang Poëzie Reeks, nr. 1, 1969). Is de visie hier wel origineler, het poëtisch resultaat ervan blijft toch eerder matig. Ook Van Ryssel zoekt het vooral in woordspelingen, verschuivingen van het ene, geobsedeerde realiteitsbeeld naar het andere, speels gefantaseerde. Dezelfde neo-realistische technieken vinden we ook in de andere afdelingen van de bundel terug. De bedoeling is ongetwijfeld om via contrasten, ongewone gezichtshoeken, en in het beste geval via woordassociaties en taalcreativiteit de blik op de alledaagse, cliché gewor-