Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 115(1970)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Paul Vanderschaeghe / Gedichten Te bedenken Te bedenken dat morgen de mispels rijpen, dat morgen mijn lichaam meukt en dat terzij de zonbloempitten kiemen voor de zomer, mijn aanstaande. Dit zet de harp aan mijn handen; dit kleedt mij om tot wielewaal, voorzegger die bedarend spreekt: keten uw vrees niet in de kooi van hoop. Misschien zwijg jij de stenen achterna als in mijn keel de lijster begint. Je bent teveel van de roos, teveel: je houdt voorzichtig je hart onder de hand. Luister. Zet de zin van je voelen, jouw engelenhaar naar mijn lied. Als je dan meetrilt in dit beeld zijn wij gemeenzaam mijn zang. [pagina 26] [p. 26] Een lied om voor elk kind te zingen De gele ogen van het water staren de hemel aan. Hoe wit zijn de bloeisels der duiven in het eindeloos woud van de stad. Snel is de adem der liefde in de hoorn van de tijd. Hoe ver zijn wij? vraagt het water; hoe immer dichtbij, zegt het zand. Mooier dan de zon kan zijn, ben jij als de rustige bloemen, kind. Vorige Volgende