Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 114(1969)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Dietsche Warande & Belfort 114e jaargang nummer 3 maart 1969 Rene Verbeeck / Gedichten De hoge zomer wankelt De hoge zomer wankelt uit zijn evenwicht. hij strompelt met ons over zijn laatste bloemen en vlinders. bloemen en vlinders adieu ik weet wiens handen beven in de bladeren van de herfst. ik weet wie ik verraad wie ik vergeefs bezweer in dit schrijvend ritueel. nog lacht de wijn in mijn zweeflustige mond maar de lendenen wegen zwaar. ik weet, ik weet wiens handen beven in de snaren van het laat plezier. [pagina 162] [p. 162] Natuur zal bewaren Natuur zal bewaren al de geuren die van haar vertellen daar heeft ze papavers, hars en humus voor aardbeivlees en noten voor de smaak die 'k op haar lippen proef huppelende heuvels voor de lust die opspringt onder haar keel voor 't gonzende klimaat van haar bloed de zomer met zijn hete korven en de bladerval voor 't ritselen van haar kleren langs haar leden. maar zoals haar stem dàn in haar ogen staat kan de zon in het bergmeer noch vogelzang in het azuur verbeelden. dàt is een hemel die hier op aarde met haar verloren gaat. [pagina 163] [p. 163] Waar drijft gij naartoe? Waar drijft gij naartoe? laat de maan even los die u betoverde en uw bloed in stonden heeft ontbonden en wees van mij wees van ons beiden en uzelf. want weldra schuimt de morgen weg in de dag en gaan de daken rood blaffen op de horizon. de dag is een bedrieglijk wad tussen nacht en nacht en de geschiedenis maakt al te veel bombarie naar liefdes zin. proef met mij het hart van de donkere papaver diep in het vlees daar staan de tijden stil in 't eeuwig nu en is de nacht volkomen. [pagina 164] [p. 164] Onstilbaar, onvervulbaar Onstilbaar, onvervulbaar is het verlangen van de gelieven ook diep in de plooien van de nacht. o konden ze daar om te dromen in elkanders ogen overstappen in elkanders voeten wandelen in de slaap zij bleven dan altijd ineen na liefdes hoge tij als vlees en bloed verebben en de geest zinkt als een steen. maar dat is mensenkinderen niet gegeven zomin als een warme dood te zamen. [pagina 165] [p. 165] Op deze helling van het leven Op deze helling van het leven leert alles mij de tijd te meten aan 't verval ook gij, zo heerlijk in uw vlees gekleed. er is geen scherper pijn geen feller strijd er zijn gedachten waaruit balsem vloeit maar van herinnering schrijnt heet het bloed en 't geloof is een in 't nauw gedreven hert dat beurtlings voorwaarts rukt en deinst. ach, is het d'aloude lepe slang of een engel die fluistert in mijn tong: ook aan de toekomst werkt de dood en de jaren brengen ons nader tot wat na ons voor eeuwig blijven zal? [pagina 166] [p. 166] In het wordende gedicht In het wordende gedicht een zalig uur gezeten naast het stromen van de tijd door d'antieke tegenspraken niet langer meer verscheurd vrij als de wind die waar hij wil waait door dag en nacht windharp zijn. noem het opium schuiven noem het vluchten in woorden zonder waarom en waarheen in schuiten van schuim op de dooddiepe zee ìk noem het geloof: het eeuwige is ons in momenten soms gegeven. [pagina 167] [p. 167] Als kinderen leefden w'in de woorden Als kinderen leefden w'in de woorden die hadden toverkracht en vleugels. zij namen ons mee, wij zweefden langs de bronzen banen van de klokken naar Bagdad en naar Rome die lagen in ons open rijk waar alles mogelijk was en afstand was noch tijd. maar de woorden werden langzaam dingen en dingen hebben hun plaats en gewicht zijn niet langer één met ons laten ons staan in de kou. alleen hun namen hebben wij nog die klinken tegen hun buitenkant sesam! sesam! maar binnen blijft het wonder dicht. [pagina 168] [p. 168] Met de jaren heeft het bloed mij geleerd Met de jaren heeft het bloed mij geleerd dat het schuim van het hevige leven verwaait dat de tong van wie niet luisteren kan geen wichelroede is dat diep onder het woud van de geluiden waar wij verloren in lopen de ziel terug in het oerzwijgen moet duiken dat wacht op een stem in de buiken van de bronnen in het leven dat kiemt in aarde en vlees en in de vrouwen die stil hun melk aan 't maken zijn. dààr eerst krijgt de vruchtbare stilte het woord. Vorige Volgende