Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 112(1967)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] [1967/6] Anton van Duinkerken Missa hodierna Intree Binnengaan Is iets niet weten. U verstaan Is alles vergeten. Belijdenis Zonden, gezonden Last en leed; U zal verkonden Die ervan weet. Zo vroeg in de morgen Horen wij niet De stem van de borgen Het vogelenlied. Eleïson Meêlijden, neen, Niet met mij, Als ik maar geen Verdriet van U lij. Brief Overal aanwezig Overal absent Ben ik met U bezig Enkel U bekend. Gebed Zeg niet: ik weet het al Zeg niet: begint God van het wild heelal Word weer eens kind! Opstijging Leeuwerik, stijg in 't blauw! [pagina 402] [p. 402] Danken voor 't lied Doen in hun hebzucht zo gauw Bedelaars niet. Boodschap Wie kan vergeten Hoezeer alleen Wij van U weten? Stromen en steen, Vlinders en bloemen Gaan in U dood. Wie zal U noemen? Ons rechts, ons rood Moogt gij verdoemen. Binnen de schoot Van moeders genade Is er een klein Geheim medicijn Tegen de schade Van eenzaam zijn. Wierook Wierook verbrand! Ik besef Het verband Van gebed en gekef. Opdracht Neem wijn met water Geduldig aan Geen leek, geen pater Zal U verstaan. Wassing Tien vingers hebben, Twee handen te veel Spinnen hun webben Blank, zwart en geel. Voorlied Gij met zijn drieën - En wij alleen - [pagina 403] [p. 403] Bekijkt onze knieën. Zelf hebt gij er geen! Lied Heilig zozeer Heilig en heilig Als altijd meer Engelenveil, mensen veilig. Levenden Gij en ik Samen Juichkreet en snik Roepen om amen. Hooglied Regen heeft mij beroofd Van mijn haartooi: mijn zekerheid Ik heb in berooidheid geloofd Dat Gij er zijt Ik stond niet vergeefs voor de poort Te kloppen; bij U is geen slot Gij hebt mijn ellende verhoord, Mijn Geest en mijn God! Dit is het Breek het brood Voor ieders nood Schenk de kelk Vergoten voor elk Wees ons nabij Niet enkel mij. Doden Wij en gij Samen Stil in de rij Wieroken amen. Menigvoud Alles misdreven Door mensenhand Zij om het even Uw heilig bestand. [pagina 404] [p. 404] Hoogheffing Ons niet U zij Elk lied U voorbij. Onze Vader Hemel, waarin Gij zijt Naam, die God eenzaam droeg Geef Uw barmhartigheid Aan wie niet vroeg. Lam Gods Stil als de bloemen, Bekwaam als de dood Zijt Gij, wij noemen Ons geel, zwart, rood. Onwaardig Beter misschien Is niets van U weten. Mag ik U eten? Zal ik U zien? Nagebed Wij hebben allemaal Geheime streken. In U is de taal Ons ontweken. Laatste zegen Uw zegen is: ik zeg Gaat nu maar van mij weg. [pagina 405] [p. 405] Voor het Leger des Heils Het huis, waarin ik werd geboren, had Een bergplaats naast zich met een eigen oprit Ik speelde daar als kind, en hoorde dat Die schuur het Leger heette; - Nu ik laat nog opzit Om wat ik van het Leger weet op schrift te stellen Kan ik niet beter doen dan dit verhaal vertellen. Wij waren rooms en in een rooms gewest Geboren en getogen; wij beminden Geen andersdenkenden, doch vonden best, Dat Legerzusters wisten uit te vinden Wie naar de kroeg kwam om zijn zonden te vergeten Wij gaven kwartjes voor De Strijdkreet onder 't eten. Ons was het pijnlijk onverschillig of Gij met muziek en met getuigenissen De dronkaard en de snol, de boef, de mof Bekeren zoudt, maar afhouden van missen, Van rozenkransen, van aflaten en van zonden Reeds jong heb ik in u grootmoedigheid gevonden. Gelooft: ik houd van Jezus en als gij Huiver ik telkens om zijn naam te noemen, Hij is nochtans de tollenaars nabij En niet de farizeeërs die zich roemen. Ik heb uw goede paden nooit bekwaam betreden, Maar 't Leger was mijn eerste kindertuin van Eden! Er stond verzameld in die opslagschuur Van alles wat mijn vader en zijn vrienden Niet nodig hadden in de lange duur Van jaren waarin zij goed geld verdienden Mijn kinderfantasie werd krachtig weggetrokken, Naar heilssoldaten als naar schapen tussen bokken. [pagina 406] [p. 406] Ik schreef destijds een somber gruwelstuk Van missionarissen bij indianen. Zij brachten dit verlaten volk geluk Geen achtervolging deed hun geestdrift tanen. Zij lieten zich in onze bergplaats rustig slachten Het heil der anderen vervulde hun gedachten. Zo ben ik nog vandaag, na zoveel tijd Speelkameraad van wat gij doet beseffen En opgenomen in de heerlijkheid Zal ik geen toga's en geen witte beffen Rondom de Heiland zoeken, maar nog steeds integer En met muziek als in mijn vroegste jeugd het Leger! Vorige Volgende