Eduard Valens, meer betoger dan verteller
Van Eduard Valens verscheen in de Aureareeks van Sijthoff Het paard van Troje. Het gegeven is - wie durft het nog anders in deze tijd? - weer eens een poging om klaar te komen met een verleden. De student Eiko Tilman komt aan in Noordburg, zijn geboortestad. Een jaar geleden heeft hij ze in een impuls, die niemand en ook hijzelf niet begreep, verlaten om in Amsterdam zijn studies verder te zetten. Nu komt hij een tweedaags bezoekje brengen, uit piëteit denkt hij; in feite, zo wordt het hem langzamerhand duidelijk, zal dit bezoek een paard van Troje zijn dat heel het verleden doet herleven ofwel zal hij er nu definitief mee afrekenen. Belangrijke elementen waarmee hij moet afrekenen zijn: het hooghartig maar vals isolement van het Noordburgse studentencorps, dat in antisemitisme en nazisme aan 't ontaarden is en de wat frustrerende geschiedenis met Klara van wie hij nog altijd niet weet wat zij eigenlijk is en hoe hijzelf tegenover haar staat. Door allerlei ontmoetingen heen wint de ik-figuur aan zelfinzicht en vrijheid; zijn frustraties worden gedelgd. Gezuiverd (Katharsis heet het vierde en laatste hoofdstuk) reist hij terug naar Amsterdam.
Men moet bekennen dat Valens wel vindingskracht heeft. Het opzet is niet zo kwaad. De structuur is bevredigend uitgebalanceerd. Het slot is goed aangebracht. De problematiek is intelligent uitgewerkt. De verwoording is degelijk en verzorgd. Toch laat het boekje een eerder fletse indruk na. Ik meen dat Valens meer essayistische dan wel narratieve aanleg heeft. Sla het boekje open: onmiddellijk treft de gevulde bladspiegel met zijn lange redenerende volzinnen, zijn overdadige wants en omdats, zijn vermoeiende betoogstijl. Zowel de auteur als de personages schijnen vooral met hun hersens te leven. De dialogen zijn geen flitsend weerspel van karakters, maar een naast elkaar van lange redeneringen. Om het topzware en onnatuurlijke daarvan een beetje weg te
werken moet de auteur beroep doen op tussenwerpsels zoals Goed, okee, kijk, ja, ach, natuurlijk, nou ja, enz. (Lees bijv. pp. 70 tot 73) - schrale vergoeding weliswaar!
Evenmin als hij frisse dialogen kan schrijven, bezit Valens talent om de touwen los te laten en het verhaal zijn eigen weg te laten zoeken. Het pleidooi tegen de Noordburgse studentenmentaliteit heeft ergens een tendentieus, brave-hendrikachtig kleurtje, terwijl men de onbestaande naam Noordburg slechts als een hinderlijk gebrek aan realisme, ofwel als een onoprechte agressiviteit kan begrijpen. Ook de intrige rond Klara lijkt een beetje opzettelijk in elkaar gestoken. Goed vakwerk, prijst men soms, maar daar blijft het bij. Nergens krijgt het verhaal eigen leven, er sprankelt nergens iets te voorschijn dat ons zou doen geloven in een verteltalent van Valens, een eigen stem, een ‘Lust zum Fabulieren’. Zou de auteur bij het schrijven van zijn boekje zelf iets anders ervaren hebben dan intellectueel plezier? Naar mijn mening heeft Valens in het verhaal een verkeerd medium gekozen om zich te uiten.
L. Scheer