deze betekenisloosheid zinvol acht, maar om deze boodschap te suggereren volstaat, zoals gezegd, één dergelijk gedicht. Geslaagd zijn daarentegen de verzen v en viii uit de reeks, voornamelijk om wille van de ongehoord verrassende slotsubtiliteit, in de ‘verzwijgende vorm’ in het eerste gedicht, en in het tweede de even onverwachte anticlimax: Buddinghs burgervader blijkt in de oorlogsdagen meer gevaar te hebben gelopen dan zijn zoon-soldaat.
Ten slotte: de in dit artikel beklemtoonde soberheid van taal zou verkeerdelijk als armoe kunnen opgevat worden. Om deze indruk te ontkrachten, nog enkele flagrante bewijzen van het tegendeel. Na de capitulatie van Nederland trekt het leger huiswaarts: ‘grimmig, bedrukt, opgelucht’. (117) Een subtiele naast-elkaar-stelling. Enkele dagen tevoren hoorde men nog ‘vreemde wachtwoorden vol s-c-h's (114). In ‘invitation au voyage’ zegt hij: ‘zon of regen, dat hindert niet: / als wij samenzijn / sta ik toch boven het klimaat / (...) en jij hebt je mond bij je en een tas vol detectives / als we willen kunnen we de weg zelfs vragen.’ (74, cursivering van mij)
De twee gedichten blz. 68-69, korte stadsnotities, waarvan de sfeer hoofdzakelijk op de rekening / valt te schrijven van de inboedelbeschrijving, worden gered door de zinnen: op de weg 1 auto: een ford / 1936, schat ik' en ‘de man heeft een wandelstok bij zich: hij gaat, / denk ik, / een glaasje guinness kopen’. Deze beide restricties brengen de vaststellingszekerheid van de gedichten aan het trillen, verfijnen de plompheid van het louter-constateren tot een scherpgeëtste ijlte.
Ook de daaraan voorafgaande strandbeschrijving ontleent haar charme aan een zelfde soort ondefinieerbare potentialiteit: een strand vol Engelse lijven, twee bootjes, drie waaghalzen in zee en ‘enkele andere aarzelen nog / hun tenen in de perfide branding / maar het zal er waarschijnlijk toch wel van komen.’ (67)
De spanning van dit gedicht komt tot stand doordat niet het baden wordt beschreven, maar het ogenblik juist ervoor, de potentialiteit vóór de gerealiseerde akt.
Een laatste soort gedichten zijn gewoon knalgekke grapjes, en ze horen tot de beste stukjes uit de bundel, zoals ‘lager onderwijs’, waarop deze bespreking, die in al haar voorwaardelijkheid toch positief wil zijn, moge eindigen als op een orgelpunt:
‘Vraagt ene jongetje andere jongetje: / ‘weet jij het verschil / tussen een condoom en een dinky toy?’ / zegt andere jongetje: / ‘wat is dat, een dinky toy?’ (41)