Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111(1966)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] [1966/6] Rene Verbeeck Avond Avond en van zoveel zomer volgelopen wacht d'aarde vrouwelijk gewelfd op het verzamen met de nacht. de hoogzwevende beelden strijken neer en de vijf vogels worden stil in hun kooi (hoe onhandig, hoe ver-af was het tastend zoeken van de zinnen naar de bruidegom, naar de bruid) en het laatste woord is nu gezegd hoor, het laatste woord is nu stilte. wij ademen elkander in en uit. [pagina 402] [p. 402] Allen die 'k geweest ben Allen die 'k geweest ben kwamen toen om mij staan, zij wenkten met de hand en achter dit visioen een stem: kies met wie gij verder wilt gaan. - met de man die 'k geweest ben met haar al d'anderen zijn beelden van hem al wat ontstond - en daar komt het op aan - hebben wij samen gemaakt overneigend in elkander. [pagina 403] [p. 403] De ruimte van de toekomst De ruimte van de toekomst wordt hoe langer hoe kleiner maar de wereld blijft het beeld van mijn morgen. ook gij die hier nog zijt en slaapt in het nest. ik streel uw schouderbladen toegevouwen vleugels gebroken vleugels mijmer ik bijna blijde. [pagina 404] [p. 404] Daarna Snel zijn de jaren ons ontvaren maar dit is een dag die een leven duurt. het lichaam trekt niet meer hierheen daarheen niet meer de ziel zij rusten in elkander en onze handen zijn blijgezind, zijn kinderen die bruiloft vieren (o vrede, onverdorven strelen) en onze lippen maken honig voor dit jongste liefdelied nu het vuur is licht geworden nu het vlees is woord geworden en ons het bloed niet plaagt. [pagina 405] [p. 405] Daarom het gedicht Een beest in wiens huid de dag en de nacht hun vlammende tekenen drijven, een lege tijgerin sluipt om ons heen. die moeten wij bezweren met volle-mergpijpwoorden dat wij niet worden gekraakt en gemalen en haar zengende adem ons niet verzwelgt in het niet nog vóór wij de kiemen zaaien van het fiere verzet in het merg van die nà ons komen. Vorige Volgende