| |
| |
| |
Herman Servotte
Evelyn Waugh 1903-1966
Vlucht in de komiek
Onlangs overleed heel onverwachts Evelyn Waugh, een van de belangrijke Engelse romanciers uit de periode na de eerste wereldoorlog. Reeds zijn eerste romans vestigden zijn faam. De mensen kwamen om hem heen staan, elkaar verdrummend om zijn laatste geestigheid te horen, half hopend, half vrezend dat zij er zelf het slachtoffer zouden van zijn. Zijn pen was een wapen; wie op haar punt werd gespietst, kon nog wel lachwekkend gesticuleren, zich verdedigen kan hij niet; tegen de koele virtuositeit van Waugh was geen verhaal. De hogere burgerij en vooral de ‘Society’ herkende haar eigen gelaatstrekken in de snelcaricaturen die Waugh onbewogen presenteerde. Een overdrijving hier, een rimpel daar, waren voldoende om van vergrijsde politici en waardige douairières, van briljante bankiers en elegante vrouwen minder dan gewone mensen te maken; wat bleef er over van deze Vile Bodies (1930), nadat Waugh ze had behandeld tenzij A Handful of Dust (1934)? Maar dat kon men hem niet kwalijk nemen. De karikatuur was zo karikaturaal en de parodie zo absoluut, dat zij helemaal ongevaarlijk waren. Waugh maakte alles komisch; cynisme of levensleegte werden onder zijn pen even onbelangrijk en even lachwekkend als snobisme of vulgariteit. Uit zijn werk klonk geen diepe ondertoon van protest zoals die voelbaar werd in het werk van de ietwat oudere Aldous Huxley. De bekommernis om de mens en het zoeken naar stabiele waarden dat diens werk informeerde, leek Waugh helemaal vreemd; hem was het blijkbaar alleen om de lach te doen. Wie hem las, kreeg de indruk dat Waugh de wereld zag zoals kinderen een apenkooi zien. De apen zijn niet menselijk genoeg om deernis op te wekken en reeds te menselijk om niet belachelijk te zijn.
Zijn figuren zijn stuk voor stuk briljant gekarakteriseerd. Waugh parodieert meesterlijk hun manier van spreken, hun intonatie, hun woordkeus en laat ze voor het oog van de lezer hun streken uithalen. Het rimpelloze, doorschijnende proza heeft geen enkel geheim te verbergen; de karakters worden door geen enkele passie overrompeld, door geen duister onbe- | |
| |
wuste geplaagd en nooit door morele scrupules gekweld. Zij vallen helemaal samen met het masker dat zij voor de wereld dragen; hun gevoelens worden perfect uitgedrukt in hun gedrag en dit gedrag is precies datgene wat de wereld van hen verwacht. Doorgaans volstaat dan ook de getrouwe weergave van hun conversaties of de zakelijke beschrijving van hun gedrag, om ze in al hun komiek aan de lezer voor te stellen. Soms echter voelt Waugh de nood aan een vollediger karakterisering. Het resultaat is dan een beschrijving van dit soort:
But he had always held it as axiomatic that, should anything as preposterous and antiquated as a large-scale war occur, he would take a modest but vigorous part. He had no illusions about his abilities, but believed, justly, that he would make as good a target as anyone else for the King's enemies to shoot at. It came as a shock to him now to find his country at war and himself in pyjamas, spending his normal Sunday noon with a jug of Black Velvet and some chance visistors. Peter's uniform added to his uneasiness. It was as though he had been taken in adultery at Christmas or found in mid-June on the steps of Bratts in a soft hat.
Deze tekst komt uit Put Out More Flags, een roman van 1942, maar hij had evengoed uit een van de andere romans kunnen komen; de verhaaltechniek is in alle dezelfde, de komiek berust telkens op dezelfde, vaak eeuwenoude, kunstgrepen. In de ironische gelijkschakeling van moraal met goede manieren zoals die in de laatste zin wordt tot stand gebracht, vindt men een echo van de methode die Pope twee eeuwen vroeger aanwendde in The Rape of the Lock toen hij de gevaren die het jonge meisje bedreigen, als volgt beschreef:
Whether the nymph shall break Diana's law,
Or some frail china jar receive a flaw,
Or stain her honour or her new brocade;
Forget her prayers, or miss a masquerade;
Or lose her heart, or necklace, at a ball.
Waugh onderstreept de identiteit tussen moraal en goede manieren meer dan Pope, doordat hij suggereert dat echtbreuk op een ander ogenblik dan Kerstmis niet zo erg zou zijn. De juxtapositie van het moreel relevante en van het moreel irrelevante, van het ernstige en van het toevallige (his country at war and himself in pyjamas'), van de feitelijke toestand (de oorlog) en van de nobele maar naïeve opvattingen van de held (‘anything as preposterous and antiquated as war’), de transpositie van een actieve bezigheid in een lijdelijke toestand (de soldaat wordt ‘a target to shoot at’), dat alles brengt een zeer frivole atmosfeer tot stand waarin niets ernstig mag worden opgenomen. Het woordje ‘justly’ dat
| |
| |
als auteurscommentaar de opvatting van de figuur over zichzelf bevestigt, en het absurde ‘the Kings enemies’ brengen de laatste toets aan. Het effect van het geheel is dodelijk: de held is een lachwekkende figuur, en al zijn opvattingen en zijn hele levensgevoel delen in die belachelijkheid. Toch geloof ik dat niet enkel de held aan de lach ten prooi wordt gegooid; ook de oorlog en de moraal en de mode worden, zij het dan ook op zeer subtiele wijze, geridiculiseerd. Ik kan dat niet bewijzen, daarvoor is de tekst te handig, te kunstig in elkaar gepast. Hem verder uit elkaar halen dan hier is gebeurd, lijkt mij, althans in schrift, onmogelijk. Maar deze vluchtige analyse volstaat om de kunstvaardigheid van Waugh in het licht te stellen en tevens om de vraag naar de waarde van zijn werk te doen rijzen. Wie met zo weinig woorden zulk een resultaat kan bereiken als Waugh hier, verdient met aandacht en vreugde te worden gelezen. Maar kunnen en aandacht en vreugde blijvend worden geschonken aan wie de lach tot systeem verheft?
Om op deze vraag een antwoord te vinden komt The Ordeal of Gilbert Pinfold in aanmerking. Het is een leuke, grotendeels autobiografische roman, die in 1957 van de pers kwam. Pinfold is een gunstig bekende schrijver van vijftig jaar; hij leeft met zijn vrouw en kinderen op een landgoed in West-Engeland en houdt zich onledig met lezen en schrijven. In de oorlog heeft hij zich als soldaat eervol gedragen, maar hij is nu eerder lui geworden, met een zekere voorliefde voor goed eten en goede drank. Zijn taak als huisvader en zijn verplichtingen als katholiek vervult hij gewetensvol, maar zonder geestdrift: ‘His strongest tastes were negative’, zegt zijn biograaf van hem. Vooral het moderne leven verafschuwt hij; hij telefoneert nooit en wanneer hij toevallig naar de radio wil luisteren, dan vraagt hij het toestel van de keukenmeid te leen. Aan deze man, die erg gelijkt op het beeld dat Waugh aan de buitenwereld toont, gebeurt een zeer zonderling en eigenlijk wel schrikwekkend avontuur. Tengevolge van een acute crisis van reuma en van een lange periode van slapeloosheid, neemt hij zoveel geneesmiddelen in, dat zijn gestel erdoor ondermijnd raakt. Aan boord van het schip dat hem voor een rustkuur naar het Zuiden voert, overvallen hem de gekste hallucinaties. Het is alsof in zijn kajuit een geluidsinstallatie werd ingebouwd die hij niet kan opsporen en die hem dwingt de gesprekken van zijn medepassagiers en van de bemanning te beluisteren. Aanvankelijk hoort hij op de meest ongewone ogenblikken intieme gesprekken die klaarblijkelijk niet voor andermans oren zijn bedoeld. Pinfold is een gentleman, maar hij weet niet waar of hoe hij deze indiscrete geluidsinstallatie kan uitschakelen. Weldra wordt het erger. Wat hij te horen krijgt, wijst op internationale conflicten waarbij hijzelf betrokken is;
| |
| |
sadistische jongelui hebben het op hem gemunt; zij trachten hem met voortdurende plagerijen het leven aan boord onmogelijk te maken en zij slagen er weldra in het hele schip tegen hem op te zetten. Geen enkele passagier zet Pinfold een voet dwars, maar zodra ze hem niet zien, beginnen ze over hem te praten, onwetend dat hij alles hoort. Een enkele, de vriendelijke maar helaas onzichtbare en onvindbare Margaret neemt het voor hem op. Op een keer hoort hij zelf hoe plannen worden gemaakt om haar aan hem uit te huwen. Zittend in zijn cabine, luistert Pinfold naar de voorbereidselen voor het huwelijk, de tranerige vermaningen van de moeder, de bruuske goede raad van haar vader... Hij wacht tevergeefs op haar komst. Want al deze stemmen zijn slechts het levend geworden produkt van zijn ijverige verbeelding en de projectie naar buiten van zijn angsten en zijn noden. Het is alsof hij zich op een onbewaakt ogenblik heeft laten overrompelen door een deel van zijn wezen dat hij tot dan toe perfect onder controle had gehouden.
In een dergelijk gegeven zit stof voor de meest diverse behandeling. Het had de tragische geschiedenis kunnen worden van een beschaafd man die aan achtervolgingswaanzin ten onder gaat; of de zelfondervraging van wie plots infantiele trekken ontdekt in zijn zo evenwichtig gewaande persoonlijkheid. Waugh heeft er anders over beschikt. Het verhaal is een geestige farce geworden, die van de lezer geen enkel ogenblik medelijden met Pinfold vraagt. Ook al weet de lezer bij een eerste lectuur niet dat alles goed zal aflopen, hij voelt zich nooit geneigd om Pinfold te beklagen; integendeel, hij verkneukelt zich ongegeneerd in diens nutteloze pogingen om de vermeende daders op het spoor te komen.
Om deze reactie van de lezer goed te begrijpen, is een verwijzing naar het poppenspel op haar plaats. Wanneer Janklaassen stokslagen krijgt, gieren de kinderen, terijl zij heel anders reageren bij een vechtpartij op straat bij voorbeeld. Janklaassen heeft geen pijn, kan geen pijn hebben, omdat hij door stilisatie behoort tot een andere wereld dan de werkelijke. Elke verwijzing naar de wereld van de dagelijkse ervaring werd hem niet ontzegd, want anders zou hij niet kunnen boeien; hij is een mens, maar gereduceerd tot een janklaassen. Dit is precies met Pinfold gebeurd. De verteller beperkt zich, na een inleidend hoofdstuk, haast uitsluitend tot het gezichtspunt en het bewustzijn van Pinfold. Uit dit bewustzijn wordt bovendien een bepaalde zone uitgesneden: wat Pinfold hoort, hoe Pinfold reageert. In zijn reactie op het gehoorde wordt nagenoeg alles beschreven in termen van handelingen, gedragingen en antwoorden; gevoelens in strikte zin komen nauwelijks ter sprake.
| |
| |
Meteen wordt de lezer ervoor behoed om diep met Pinfold te gaan meeleven. Een romanfiguur bestaat in de verbeelding van de lezer zoals zij en in zoverre zij door de taal van de romancier wordt gecreëerd: heeft deze haar geen gevoelens meegegeven, dan heeft zij er ook geen. Dus lijdt Pinfold niet en is er voor de lezer geen reden tot mede-lijden. Pinfold gdraagt zich ook niet als een slachtoffer. Hij bewaart altijd het initiatief. De lezer weet natuurlijk dat Pinfold de figuren creëert waartegen hij ten strijde trekt, maar zelfs in zijn zwaarste nachtmerries ziet Pinfold de strijd nooit anders dan als een strijd tussen gelijken waarin hij zeer goed de overwinning kan behalen. Hij wil zijn vijanden moedig te lijf gaan, alleen vindt hij ze nergens. Dank zij de keuze van zijn gezichtspunt, zoals dit werd beschreven, kan Waugh de lezer in de houding tegenover de hoofdfiguren brengen die vereist is om het boek als een komisch boek te lezen. Bergson heeft in Le Rire deze houding als volgt beschreven;
Détachez-vous maintenant, assistez à la vie en spectateur indifférent: bien des drames tourneront à la comédie. II suffit que nous bouchions nos oreilles au son de la musique, dans un salon où l'on danse, pour que les danseurs nous paraissent aussitôt ridicules. (...) Le comique exige donc, enfin, pour produire tout son effet, quelque chose comme une anesthésie momentanée du coeur. Il s'adresse à l'intelligence pure.
Door de keuze van zijn gezichtspunt heeft Waugh ons hart geanesthesieerd; hij heeft onze oren gesloten voor de muziek van gevoelens die Pinfold doen handelen: het drama is een komedie geworden. Daar bovendien de andere figuren geen ogenblik van binnen uit worden belicht, weet de lezer niet hoe zij eigenlijk op Pinfold reageren; zodoende werd weer een factor van medelijden uitgeschakeld. Het is meer dan waarschijnlijk dat Pinfolds reisgenoten hem een zonderling of een dwaas hebben gevonden, maar deze opinie wordt nooit geregistreerd, aangezien de lezer opgesloten wordt binnen het gezichtspunt van de agressieve Pinfold.
De tot zijn intelligentie gereduceerde lezer weet van bij de aanvang dat Pinfold aan hallucinaties lijdt; het is niet de geringste krachttoer van Waugh dat hij dit kan duidelijk maken zonder zijn zelfgekozen gezichtspunt formeel te verlaten. De lezer weet dat de Caliban een schip is vol nuchtere zakenlui en een even rustige bemanning; hij geeft er zich onmiddellijk rekenschap van dat Pinfold vecht tegen windmolens die hijzelf heeft gebouwd. Wat is er dan komischer dan deze man te zien aanstormen tegen vijanden die vervluchtigen zodra hij ze meent aan te raken? Hem een campagne te zien opzetten, waarbij de ingebeelde vijand tot Pinfolds grote vreugde precies de manoeuvres uitvoert die
| |
| |
Pinfold van hem verwacht en dan, overtuigd van zijn strategisch kunnen, verijdelt of meent te verijdelen? Het vernuftige in Waughs techniek zit hem hierin, dat hij Pinfold heeft gereduceerd tot de perfecte incarnatie van een traditionele gedragscode; al zijn reacties worden daardoor bepaald en zijn dan ook dikwijls, tot groot genoegen van de lezer, te voorzien. Wat voor Pinfold geldt, geldt ook voor zijn belagers. Pinfolds zeer traditionele verbeelding creëert zeer traditionele of, beter gezegd, zeer geclicheerde figuren. Onder de vijanden zijn er Britse generaals, een romantisch meisje, een helleveeg, praatzieke oude vrouwen en zo meer. Zij reageren allen precies zoals men van dergelijke types verwacht. De perfecte weergave van hun dialogen maakt een van de charmes van het boek uit, maar deze dialogen worden maar komisch omdat ze uit hun normale context werden gelicht en door Pinfolds verbeelding in een totaal verschillende context worden ingepast. In de situatie gebeurt hier wat in de taal gebeurt wanneer men een bepaalde realiteit beschrijft in een taal die normaal voor een andere realiteit wordt gebruikt. Ik denk hier aan het komische taalgebruik van Kingsley Amis wanneer hij een conversatie beschrijft in termen ontleend aan het autorijden. Men zou deze techniek ook kunnen vergelijken met de techniek van de ongerijmde juxtapositie van totaal verschillende grootheden die in het boven aangehaalde citaat uit Put Out More Flags werd belicht.
Er is dus in deze roman een dubbele reductie gebeurd om hem komisch te maken. Aan Pinfold werd zijn innerlijkheid, aan zijn belagers hun individualiteit ontnomen. Zo wordt het conflict een farce waarbij niemand wordt gewond en niemand schuld heeft. De verteller, en de lezer met hem, kan er zich in vermeien als in een spel: de regels van leven en moraal zijn hier opgeheven, omdat wij ons bevinden in een fictieve wereld. Een pijnlijke geschiedenis is een lachwekkende episode geworden.
Men treft dezelfde reductie aan in alle romans van Waugh tot aan Put Out More Flags. Nadien heeft hij, met uitzondering van The Ordeal of Gilbert Pinfold, nog enkel romans geschreven waarin deze reductie niet meer systematisch wordt doorgevoerd. Zij zijn dan ook veel minder exclusief komisch. Dat is gedeeltelijk een verliespunt, omdat de komische behandeling een van Waughs eigenste kenmerken is, maar het is ook een winstpunt, omdat hij aldus het domein van de fictie verlaat en dichter komt te staan bij het echte leven met zijn echte moeilijkheden. Daardoor werden hem echter ook andere, naar mijn mening zwaardere, eisen gesteld; het is niet zeker dat hij erin geslaagd is, deze nieuwe opdracht op totaal bevredigende wijze te vervullen.
Men At Arms (1952), Officers and Gentlemen (1955) en Unconditional Surrender (1961) is een zeer mooie trilogie over de oorlog. Weer eens
| |
| |
kon Waugh voor het schrijven ervan putten uit zijn eigen ervaring. Zoals de held van het verhaal heeft hij actief deelgenomen aan de tweede wereldoorlog, op het einde zelfs als lid van een militaire missie in Joegoslavië. Guy Crouchback is een beminnelijke man die door het leven gaat met gedempte gevoelens. Bruisende verontwaardiging is hem even vreemd als roekeloos enthousiasme. Hij is bedaard in de aanval, flegmatiek in het gevaar; zonder grootspraak en zonder zelfoverschatting vervult hij competent de taken die hem worden toevertrouwd. Weliswaar beantwoorden deze opdrachten zelden aan wat hij van de oorlog verwachtte toen hij, niettegenstaande zijn vrij gevorderde leeftijd, als vrijwilliger dienst nam. Hij had, voor zover dromen in zijn karakter lag, gedroomd van een heroïsche strijd voor de goede zaak, zoals zijn adellijke voorvaders die ooit hadden gestreden. Hij moet wel vaststellen dat een moderne oorlog een zeer prozaïsche onderneming is: lange mobilisatie met vervelende drill, administratieve incompetentie, vervelende verplaatsingen per trein en per boot. Een paar keren slechts wordt hij matig geestdriftig, zo bij voorbeeld wanneer hij onder de leiding van een eenogige ijzervreter een nachtelijke strooptocht uitvoert tegen Dakar, maar dergelijke opwindende momenten zijn zeer zeldzaam.
Dat zou hij nog wel kunnen doorstaan, waardig, zonder zelfmedelijden, met aristocratische onverschilligheid voor verveling of gevaar. Maar de moeilijkheid ligt dieper. Deze moedige en eenvoudige man wordt betrokken in een oorlog waarvan de morele betekenis hem niet duidelijk is. Toen het Duits-Russisch niet-aanvalspact werd afgesloten, dacht hij het ogenblik gekomen
when a decade of shame seemed to be ending in light and reason, when the Enemy was plain in view, huge ande hateful, all disguise cast off; the modern age in arms. (Officers and Gentlemen)
Nu kan hij, die eigenlijk nooit goed geweten had waarvoor hij leefde, zich scharen aan de zijde van het goede om het kwaad te bestrijden. Zijn eigen lotgevallen hebben voor deze nederige man niet de minste betekenis, als het goede maar de bovenhand haalt. Maar de oorlog gooit heel zijn simplistisch waardegeheel door elkaar. Tijdens de oorlog op Kreta moet hij, de plichtsgetrouwe, vaststellen hoe medeofficieren uit zucht tot zelfbehoud de orders overtreden, hun manschappen achterlaten en vluchten. Terwijl hij dit moet verwerken, bereikt hem het nieuws dat Duitsland Rusland heeft aangevallen en dat Rusland, het gehate en gevreesde Rusland, thans de bondgenoot is van de machten van het goede.
He was back after less than two years' pilgrimage in a Holy Land of illusion in the old ambiguous world, where priests were spies
| |
| |
and gallant friends proved traitors and his country was led blundering into dishonour. (ibid)
Bij het ineenstorten van zijn wereld kiest Crouchback, paradoxaal genoeg, niet de reactie van het intellect, maar die van het gevoel. In de plaats van zijn eigen situatie en die van het Westen passieloos te analyseren, zoals men van een flegmaticus zou kunnen verwachten, laat hij zich overmannen door een wanhoop die des te dieper grijpt daar hij haar nauwelijks verwoordt.
Eerst veel later komt hij tot het inzicht dat hij bezield wordt door een verlangen om te sterven; waarom dit zo is, vraagt hij zich niet af. Hij zal er niet aan toegeven, maar trachten verder te leven in trouw aan de persoonlijke erecode die hij zich heeft opgelegd. Ook dat is echter geen oplossing. Hoe nobel zijn persoonlijke code ook zij, hoe groot zijn getrouwheid aan wat hij zich heeft voorgenomen, het zal hem niet verhinderen mee schuldig te zijn aan het leed dat de oorlog over de mensheid brengt. Tijdens zijn verblijf in Joegoslavië, dat in het derde deel van de trilogie wordt beschreven, moet hij, de katholiek, meemaken hoe een land aan het communisme wordt uitgeleverd en hoe de partisanen de joden mishandelen. Na de oorlog trekt hij zich terug in de eenzaamheid, samen met de vrouw die hij heeft leren kennen. Met de bevestiging van een vriend dat ‘things have turned out very conveniently for Guy’ eindigt het boek. Inderdaad, hij is van de wereld gesprongen en meent dat hij in zijn eenzaamheid kan ontsnappen aan de gevaren die de wereld op haar verdere tocht bedreigen.
Bij dit alles passen een paar bedenkingen. Vooreerst moet worden vastgesteld dat deze oplossing een werkelijke vlucht betekent en dat Waugh weigert haar als zodanig te beschrijven. Het is zijn goed recht een figuur in de aard van Guy in het leven te roepen, maar van een groot romancier wordt meer verwacht dan dat hij alleen maar figuren in het leven zou roepen. Wij zijn eraan gewoon geraakt van de romancier een levensinzicht te krijgen dat op een andere wijze tot uiting komt dan in een wijsgerig essay. Men kan van hem verwachten dat hij zijn personage zou situeren. Waugh doet dat niet. Bovendien weigert hij nu zoals voorheen, om de oppervlakte te verlaten en door te stoten naar de diepste levenservaring van zijn karakter. Was dit in een komische roman gerechtvaardigd, hier is het dat niet. Weliswaar distantieert Waugh zich van zijn personage, maar dan op de ironische wijze die we van hem gewoon zijn. Hier volgt de passage over de ‘death wish’ van Guy. De lezer zal merken hoezeer deze wordt gerelativeerd.
Two days later, when Guy reported, the Brigadier asked: ‘How's the death wish to day? There's an aeroplane to take you into
| |
| |
Croatia tonight. Joe will give you the details.
Guy had made no preparations for this journey except to prepare himself. He walked to the old town where he found a dilapidated romanesque church where a priest was hearing confessions. Guy waited, took his turn and at length said:
‘Father, I wish to die.’
‘Yes. How many times?’
‘Almost all the time.’
The obscure figure behind the grill leant nearer. ‘What was it you wished to do?’
‘To die.’
‘Yes. You have attempted suicide?’
‘No.’
‘Of what, then are you accusing yourself? To wish to die is quite usual today. It may even be a very good disposition. You do not accuse yourself of despair?
‘No, father; presumption. I am not fit to die.’
(Unconditional Surrender)
Niet alleen valt over deze biecht de schaduw van het komische, bovendien doet Waugh geen poging om te verklaren, hoe Guy door de death wish wordt overmand, of hoe hij hem te boven komt, en waarom hij verder leeft. Meteen ontneemt hij zichzelf de kans om in het reine te komen met zichzelf en de moderne wereld. Dat Guy de moderne wereld haat, is zijn zaak; of die haat gerechtvaardigd is, is ons aller zaak. Waugh analyseert Guy's houding niet, hij beschrijft alleen een gevoelstoestand die nooit kritisch wordt bekeken of geanalyseerd.
Guy Crouchback en in tweede instantie ook de ‘verteller’ van dit verhaal koesteren hun afkeer voor het moderne leven als ware het de meest vanzelfsprekende houding. Misschien doen zij dat vanuit de onbewuste angst dat een nuchtere analyse van hun gevoelens hen tot het inzicht zou voeren dat niet het moderne leven, maar wel zijzelf in gebreke blijven. Welke ook de verklaring weze, het staat vast dat Waugh de draagwijdte van zijn werk op die manier zo beperkt, dat hij steeds een ‘minor writer’ zal blijven. Misschien is het onrechtvaardig van hem meer te vragen dan hij wil geven, en moet hij inderdaad gewaardeerd worden voor wat hij geeft; toch moet worden vastgesteld dat deze romans in aanleg een beeld hadden kunnen tekenen van de gelovige die wil leven in de tijd en dat zij, door Waughs gekozen of gedwongen beperking, niet meer vertonen dan het beeld van een pathetische conservatief. Wie
| |
| |
een dergelijke levenshouding wil beleven, heeft niet veel keuze; ontevreden met een heden dat hij niet kan of wil veranderen, moet hij enerzijds het heden met een gerust gemoed kunnen verlaten en anderzijds zich elders een gebied scheppen waar hij zichzelf kan zijn. Waughs parti-pris van het komische vervult het ene aspect van de taak, de droom van een waardiger verleden of de hoop op een betere toekomst aan de overzijde van de dood vervult het andere aspect.
Nergens komen Waughs tekorten duidelijker aan het licht dan in Brideshead Revisited (1945) waar deze beweging naar het verleden en het geloof wordt uitgevoerd. In deze roman in de ik-vorm is Charles Ryder aan het woord. Zoals Guy Crouchback heeft hij, bij het begin van de oorlog, uit romantische overwegingen dienst genomen bij het leger. Evenals Guy moet hij dra vaststellen dat het soldatenleven even prozaïsch is als het burgerleven dat hij ontvluchtte toen hij zich aanmeldde. ‘Love had died between me and the army.’ Op een van de routineverplaatsingen tijdens de ‘drôle de guerre’ wordt zijn eenheid ingekwartierd op Brideshead, een landgoed waarvan Ryder de bewoners zeer goed heeft gekend. De zoon des huizes, Sebastian, is in Oxford zijn vriend geweest, terwijl een van de dochters, Julia, een tiental jaren na zijn ‘undergraduate’ jaren zijn maîtresse is geweest. Zijn ontmoetingen met deze twee charmante mensen, en met hun familie, hebben hem beslissend beïnvloed; zijn bekering tot het katholicisme heeft hij te danken aan zijn omgang met deze excentrieke katholieke edellieden. Het weerzien van Brideshead maakt zijn herinneringen wakker, en de door het leven ontgoochelde stort zich met wellust in het verleden.
De evocatie ervan valt uiteen in twee delen; het eerste draagt de nostalgieke titel ‘Et in Arcadia Ego’ en is gewijd aan Sebastian. In medaillons wordt de ene jeugdepisode na de andere geschilderd: de eerste kennismaking met Sebastian, de vakantie thuis zonder Sebastian, de fuiven, de ruzies, het langzame verglijden van zorgeloze dagen, en de scheiding wanneer Sebastian in de drank een substituut zoekt voor het Arcadia der jeugd waaruit de jaren hem verdrijven. Elk ervan is een meesterwerk van precisie en sfeer; het geheel echter maakt een onsamenhangende indruk. Zoals zo dikwijls in een roman van Waugh heeft men de indruk dat er eigenlijk ook meer, ofwel ook minder scènes hadden kunnen zijn. In de andere romans hangt dit samen met een zekere zwakheid in de intrige; hier daarentegen hangt het samen met de gemoedstoestand van de hoofdfiguur die zich zijn verleden herinnert. Evenmin als de andere personages van Waugh is hij een reflexief type. Het is er hem veel minder om te doen een lijn te ontdekken in zijn leven, dan om zich te baden in het verleden.
| |
| |
My theme is memory, that winged host that seared about me one grey morning of war-time.
These memories, which are my life - for we possess nothing certainly except the past - were always with me. Like the pigeons of St. Mark's, they were everywhere, under my feet, singly, in pairs, in little honey-voiced congregations, nodding, strutting, winking, rolling the tender feathers of their necks, perching sometimes, if I stood still, on my shoulder or pecking a broken biscuit from between my lips; until, suddenly, the noon gun boomed and in a moment, with a flutter and sweep of wings, the pavement was bare and the whole sky above dark with a tumult of fowl. Thus it was that morning.
Meteen wordt ook duidelijk waarom Waugh hier de roman in de ikvorm heeft gekozen; het re-creëren van het verleden is belangrijker dan dan het verleden zelf en zeker belangrijker van het heden. Ryder vraagt zich niet af, hoe het verleden hem gemaakt heeft tot de mens die hij nu is - ook al ware dat in een roman in de ik-vorm volkomen gerechtvaardigd en zelfs normaal geweest; zijn herinneringen zijn een oefening in de melancholie, het nostalgieke terugblikken naar het Arcadia waaruit hij sindsdien werd verdreven. Dit verleden heeft maar waarde voor zover en omdat het kan herinnerd worden; had het een waarde in se, dan had Waugh het evengoed onmiddellijk kunnen beschrijven zonder de tussenkomst van een ik-verteller die aan Waugh de mogelijkheid biedt om zich volledig met zijn personage te identificeren; zij zijn medeplichtigen in in hun vlucht naar het verleden.
Waugh, of zijn verteller, doen dan ook niet de minste moeite om dit verleden kritisch te beschouwen; het wordt verheerlijkt, ook al blijkt dat het niet leefbaar was. Deze afwezigheid van elke kritische zin komt scherp tot uiting in een overigens zeer komische scène, waar Ryder samenkomt met een Amerikaanse magnaat. Hij beschrijft haarfijn de manier van spreken en reageren van deze industrieel; hij heeft niets dan spot en afkeer over voor diens gebrek aan smaak en tact, maar legt daarbij zelf evenveel tactloosheid aan de dag als zijn slachtoffer.
In het tweede deel van de evocatie, dat gewijd is aan Julia en de omineuze titel draagt: ‘A Twitch Upon the Thread’, komt de afwezigheid van reflexie nog duidelijker tot uiting. Nu worden de episodes uit het leven van Ryder terug opgehaald die geleid hebben tot zijn overgang naar het katholicisme: zijn ontmoeting met Julia, zijn liefde voor haar, de dood van haar vader en haar weigering, uit religieuze motieven, om met hem te trouwen. Als ik het goed begrijp, beantwoordt dit deel aan wat in de ondertitel van Brideshead Revisited de ‘sacred’ memories
| |
| |
van Ryder worden genoemd. Weliswaar worden hier de verschillende contacten beschreven die Ryder met katholieken heeft gehad, maar hoe hijzelf op deze ontmoetingen reageerde, wordt niet of nauwelijks niet beschreven. Andermaal houdt Waugh zich zeer bewust aan de oppervlakte. Aangezien Ryder zichzelf niet analyseert, lijkt de bekering, die hij volgens zijn eigen woorden aan Brideshead heeft te danken, volkomen toevallig. Zij is ongemotiveerd, omdat Ryder geen motieven aanhaalt. Maar indien dat zo is, begrijpt men niet meer waarom Waugh zijn roman aandient als de ‘Sacred and Profane Memories of Captain Charles Ryder’, of waarom hij hem in de vorm van een ik-verhaal heeft neergeschreven. Waugh heeft blijkbaar een bekeringsroman willen schrijven en is daar niet in geslaagd. Dat falen heeft twee oorzaken, de ene van romantechnische, de andere van ideologische aard.
Zoals reeds herhaaldelijk werd vastgesteld, houdt Waugh zich bij voorkeur bezig met de buitenkant der dingen en der mensen: hun tics, hun intonatie, hun sociaal gedrag zijn zijn materiaal. Voor komische romans is dat voldoende, voor een ernstige roman niet, zoals ik heb trachten aan te tonen. Ik vermoed echter dat Waugh zeer goed de grenzen van zijn talent kende en dat dit precies de reden is waarom hij elke analyse graag uit de weg ging. Wanneer hij, zoals in ‘A Twitch Upon the Thread’, een dergelijke analyse probeert, is het effect catastrofaal. Eén voorbeeld moge volstaan. Op een gegeven ogenblik moet Julia aan haar minnaar duidelijk maken dat zij met hem niet wil trouwen, omdat zulks de zonde in haar leven zou bestendigen en tot een blijvende staat zou maken. Zij tracht hem te doen aanvoelen wat zonde is door een lange monoloog, waaruit ik een passage licht:
Mummy carrying my sin with her to church, bowed under it and the black lace veil, in the chapel; slipping out with it in Londen before the fires were lit; taking it with her through the empty streets, where the milkman's ponies stood with their forefeet on the pavement; mummy dying with my sin eating at her, more druelly than her own deadly illness.
Mummy dying with it; Christ dying with it, nailed hand and foot; hanging over the bed in the night-nursery; hanging year after year in the dark little study at Farm Street with the shining oil cloth;...
En zo verder en zo verder. Dit is, naar mijn smaak althans, vervelende en irriterende retoriek. Kan dit bij de lezer het haast fysieke gevoel opwekken van de ernst en van de zonde? Of moet hij door de monotone herhaling van het woord ‘sin’ murw worden gemaakt? Ook de beschrijving van de doodsstrijd van Julia's vader wordt zeer retorisch en theatraal.
| |
| |
Daarenboven komt hier een opvatting over het geloof tot uiting, die nauwelijks volwassen kan worden genoemd. Wanneer Julia haar geloof beschrijft, doet zij dat in termen die aan de kindertaal zijn ontleend; men zou zo geloven dat zij God ziet zoals een kleine kleuter zijn vader ziet. Ware het er Waugh om te doen geweest, een bepaald soort religieus infantilisme te beschrijven, hij had geen betere vorm kunnen kiezen. Maar hij meent het zeer ernstig. Dat hij geloof en zonde laat samengaan, vind ik helemaal geen bezwaar, maar dat hij het enkel kan beschrijven in infantiele of rethorische termen is, in een roman die zich als religieus aandient, onaanvaardbaar. Welk een armoede spreekt er niet uit deze tekst waarin Ryder, aan het einde van zijn boek, zich even bezint over wat uit zijn belevenissen is gekomen:
Something quite remote from anything the builders intended, has come out of their work, and out of the fierce little human tragedy in which I played; something none of us thought about at the time; a small red flame - a beaten-copper lamp of deplorable design relit before the beaten-copper doors of a tabernacle; the flame which the old knights saw from their tombs which they saw put out that flame burns again for other soldiers, far from home, farther, in heart, than Acre or Jerusalem. It could not have been built but for the builders and the tragedians and there I found it this morning, burning anew among the old stones.
Indien dit de betekenis is van het geloof, heeft het dan veel meer zin dan Ryders nostalgie naar het Arcadia der jeugd? En wat heeft deze tweevoudige terugtrekkende beweging dan te betekenen tegenover de spanningen van het leven? Dan is komiek nog te verkiezen. Het zal wel daarom zijn dat Waughs komische romans zijn beste zijn.
|
|