Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 111(1966)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 324] [p. 324] Marcel Coole Ars poetica Een gedicht schrijven is bedwelmend jagen op glinsterende vissen, met speer en harpoen; het is bliksemende prooien rakelings missen, en het altijd altijd opnieuw overdoen. Soms duikelt men plomp met het wapen mee, en 't geluid is de knal van een natte kardoes; tot men traag zinkt, en dan zwevend wordt, als de feestlijke schoen van een assepoes. Waarna men plots op een nieuw doel naar boven schiet, (o flitsend rapier), en men merkt dat van angst een wit scheepje is, een scheepje van papier. [pagina 325] [p. 325] De telexen melden Vijftien blonde meisjes voeren d'avondlijke haven uit; op het bal te Kuuskajaskari kiest zich menig man een bruid. De lucht was zwart als een trouwloos hart, en de regen ijs en mes; maar dertig fonkelende ogen zagen de koets reeds bij het bordes. Toen zonken zij onder een sleper weg, als in een plots en kort tempeest; en die ouwe heks van een zee deed net alsof zij er nooit waren geweest. En ze blééf dat doen al besprongen haar duizend jachthonden van licht, en joegen reusachtige kikkers diep in haar, in schicht op schicht. En de vijftien blonde meisjes keerden nimmermeer weerom; zij werden vóór Kuuskajaskari bruid van één zelfde bruidegom. Vorige Volgende