Ontmoetingen
In deze reeks, uitgegeven door Desclée de Brouwer, zijn weer enkele deeltjes verschenen, die eerste kennismaking geven met het leven en werk van bepaalde moderne auteurs. Piet Schepens behandelt - niet voor de eerste maal, meen ik - Knut Hamsun (nr. 54). Deze verhandeling is wat al te mager uitgevallen (slechts 54 pagina's!) en geeft, naast bio- en bibliografische lijsten, een vluchtige schets van Hamsuns werk, die wel wat diepgaander en uitvoeriger had mogen zijn. Een inleiding tot het werk van een zo verfijnd als moeilijk auteur als Maurice Gilliams (nr. 65) is steeds welkom. Paul De Vree die zich reeds vroeger als biograaf en exegeet van Gilliams lieten gelden, leidt ons hier andermaal binnen in de geheimen van zijn werk. Geringe zorg voor systematiek bij de uiteenzetting en soms vreemdsoortige terminologie maken het proza van De Vree wel eens moeilijk om volgen, maar de inspanning levert in dit geval haar nut op, want de lezer leert het verfijnde en soms hermetische oeuvre van Gilliams intiemer begrijpen. Een zeer knap boekje over Leo Tolstoj (nr. 56) schreef Dr. M.A. Lathouwers. Ernstige bezwaren zijn echter dat men het nauwelijks ‘inleidend’ kan noemen en dat het te weinig esthetisch-literair is georiënteerd. Dr. Lathouwers interesseert zich uitsluitend van de geestelijke persoonlijkheid en de wereldbeschouwing van de grote Rus, die hij beide in hun evolutie uitstekend schetst.
Van minder gehalte is daarentegen de inleiding tot leven en werk van Boris Pasternak (nr. 57). Tot een grondige kijk komen we niet, alles blijft aan de oppervlakte.
Zorgvuldig en grondig werk werd geleverd door Anton van Wilderode in zijn inleiding tot leven en werk van André Demedts (nr. 58). De biografie en milieuschets bevatten menig typerend element. De ontleding van het werk, geschikt over drie perioden, legt niet enkel de belangrijke thema's bloot maar tevens de ontwikkelingsgang die zich in het werk langzaam heeft voltrokken. Heel wat nieuwe inzichten komen in deze studie aan het licht.
Grote waardering verdient ook Fernand Bonneure om zijn ontmoeting met Marcel Matthijs (nr. 59), die zowel de mens als de kunstenaar betreft. De letterkundige waardeschatting van Bonneure is voor sommige werken wel wat mild - want het werk van Matthijs vertoont o.i. wel wat zwakke momenten -, maar de aandacht voor de hoogtepunten verdient alle lof.
Het is gelukkig dat de dissertatie over Vermeylen, die Dr. J. Venstermans aan de Leuvense universiteit met succes verdedigde, in enige, zij het dan gecomprimeerde, vorm ruimere verspreiding vindt. Dit geschiedt in zijn ontmoeting met August Vermeylen (nr. 60). Na een zaakrijke biografische en historische beschouwing, worden achtereenvolgens de levensbeschouwing en de esthetische opvattingen van Vermeylen synthetisch en ernstig gekarakteriseerd, waarna ook het scheppend werk wordt beoordeeld. Het is te hopen dat deze inleiding met veel zakelijke kennis, zin voor verhoudingen en synthese geschreven, in brede lezersmilieus verspreiding moge vinden.
Alb. W.